De Gids. Jaargang 78
(1914)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
Buitenlandsch overzicht.Na de tweede maand.
| |
[pagina 181]
| |
bondgenooten zich tegenover elkander ingegraven; de tijdelijke versterkingen daar vormen een verlengstuk van de permanente naar de zijde van de Maas en van de Vogezen, en het gevecht neemt den vorm aan van eene kanonnade over een reusachtig front. De Duitschers zoeken den Franschen wal te breken tusschen Toul en Verdun; de Franschen den Duitschen rechtervleugel om te trekken door een marsch naar Péronne. Hoe de einduitkomst hier zijn zal valt nog in de verte niet te voorspellen; het groote feit evenwel is dat er van een herhaling van '70 geen sprake is, maar van een gevecht tusschen tegenstanders die vrijwel aan elkander gewaagd schijnen. Is Charleroi een groote overwinning voor de Duitschers geweest, aan de Marne was het voordeel niet minder beslist aan de zijde der bondgenooten. Aan beide zijden zijn enorme verliezen geleden. Het schijnt nu bovenal de vraag, wie van de twee op het westelijk oorlogsterrein zijne kracht nog het meest versterken kan. Staat al wat Frankrijk bijeenbrengen kan reeds van de Oise tot Belfort in de linie? Heeft Duitschland middelen over om zijn aanvalskracht in het Westen te verhoogen zonder die in het Oosten te verzwakken? Zal het niet veeleer krachten aan het westelijk terrein moeten onttrekken om de hoofdmacht der Russen te kunnen weerstaan? Want die komt eerst thans bijeen; wat in Oost-Pruisen plaats had was eene afleiding, niet het begin van den marsch naar Berlijn. De gebeurtenissen in Oost-Pruisen stellen ons voor verscheidene vragen. De bedoeling van den aanvaller was duidelijk: Frankrijk lucht te geven op het oogenblik zijner grootste benauwing, op de eenige wijze waarop Rusland dit doen kon. Oost-Pruisen was het eenige Duitsche gebied, dat onmiddellijk door Rusland kon worden betreden, ook vóór de afrekening met de in Polen gevallen Oostenrijkers had plaats gehad. Zijn hiertoe nu, omdat spoed een eerste vereischte was, troepen gebruikt die nog niet voldoende tot hunne taak waren toegerust? Of waren zij dit, en zijn Hindenburg's overwinningen op troepen behaald van gelijk gehalte als de beste die in de aanstaande maand op de grenzen van Posen en Silezië mogen worden verwacht? Zoo ja, dan moet men altijd nog vragen of de Russische nederlagen inderdaad zoo verpletterend geweest zijn als zij in de Duitsche | |
[pagina 182]
| |
bulletin's, op een oogenblik dat er van het westelijk oorlogsterrein niet veel heugelijks te melden viel, zijn voorgesteld. Waren die berichten in allen deele juist, dan hebben de Duitschers onder Hindenburg voorzeker bewezen dat zij tegen een overmacht van Russen meer dan opgewassen waren. Doch het feit dat althans Rennenkampf in goede orde de grens is overgegaan en op eenigen afstand daarvan de Duitschers in ontzag houdt, laat zich niet meer bemantelen, en doet ernstig twijfelen of er, althans bij zijn leger, wel ooit een paniek is ontstaan. Hoe dit zij, voor de Russen was niet de afleiding in Oost-Pruisen, maar de zuivering van Polen en de verovering van Galicië de hoofdzaak; een hoofdzaak, thans reeds geheel in hun voordeel beslist. Over een zeer uitgestrekt front, van bij Lublin tot bij Lemberg, hebben de Russen dagen lang slag geleverd, en eene algeheele verstrooiing der Oostenrijksche troepen schijnt het gevolg te zijn geweest, zoodat Russisch Polen thans weer bijna geheel Russisch is,Ga naar voetnoot1) en Oostenrijksch Polen, op de vestingen Krakau en Przemysl na, niet Oostenrijksch meer. Eene kleine Duitsche afdeeling moet hier in de nederlaag der Oostenrijkers hebben gedeeld. De Russen, mag men thans verwachten, zullen de beweging tegen Oost-Pruisen niet herhalen, maar zich aan die zijde tot de verdediging der toegangswegen tot de Oostzeeprovinciën beperken. In Galicië zal hun opmarsch wel niet tot staan komen eer de beide vestingen, en de uitvalspoorten naar Hongarije, in hunne handen zijn. Doch de hoofdbeweging is thans te verwachten in de richting op Berlijn. Daartoe zijn, aan gene zijde der grens van het gouvernement Polen, ongetwijfeld troepen geconcentreerd die wij in de komende maand zullen zien oprukken. Zeker wel tegen de provincie Posen, omdat daar het Russisch gebied Berlijn het dichtst nadert, en omdat men de Poolsche bevolking van dat gewest tot afval zal willen verlokken. Zal nu, wanneer deze aanval begint, Frankrijk reeds afgestreden zijn? Het ziet er niet naar uit. Frankrijk blijkt in | |
[pagina 183]
| |
vrij wat betere conditie dan in 1870. Het begin was zeker niet fraai: hun hulp aan België is zelfs niet eerder komen opdagen dan die der Engelschen, welke al het oponthoud ondervonden van een vervoer over zee. De geschiedenis van den slag bij Charleroi is eigenlijk nog geheel onbekend; over geen der groote krijgsgebeurtenissen zijn wij zóó onvolledig ingelicht als juist over dit. Maar zeker is dat de Franschen de zware moreele proef van een snellen terugtocht na een verloren veldslag ditmaal goed doorstaan hebben. Is Joffre inderdaad de vertegenwoordiger van een nieuw Frankrijk, dat opgegroeid is onder noesten arbeid in studeervertrekken en werkplaatsen, terwijl Europa zich vergaapte aan boulevard en Palais Bourbon? Sedert hij en hij alleen aan het woord is, zijn de Fransche bulletins zoo sober geworden als de Duitsche het ooit geweest zijn. De groote toeleg van den Duitschen generalen staf: Frankrijk neer te slaan eer Rusland beginnen kon, is mislukt. Een tweede fase van den oorlog vangt nu aan, een fase waarin het Duitsche volk aan zijne voortreffelijke eigenschappen niet te veel zal hebben om niet in het eind te vertwijfelen. Groote militaire en civiele deugden deed het verleden in dit volk erkennen: vaderlandsliefde, trouw, zin voor regelmaat, stipte gehoorzaamheid aan den meerdere; en de gebeurtenissen van het heden bewijzen genoeg dat die deugden niet zijn afgestorven. Maar daarnaast ontbreekt veel. Een imperiaal volk? Neen, waarlijk zij zijn het niet. Het is geen fijn verstand, dat hun groote kracht bestuurt. Duitschland heeft vijanden tegen zich gewapend die het voorzeker heeft onderschat: het Britsche wereldrijk; het Russische volk; twee zeer levende organismen, die nog reserves over kunnen hebben zelfs op het stellig nog ver verwijderde uur dat die van Duitschland zullen zijn uitgeput. Erger nog: door zijn wijze van oorlogvoeren, gevolgd op zóó schendig begin als zijn eigen eerste overval was, daagt het een vijandschap uit nog veel gevaarlijker dan de openlijke: namelijk de stille, van den grooten geheimbond die niet wil dat stof triumfeeren zal over geest. De wereld bereide zich op een langen en verbitterden strijd voor.
C. |
|