De Gids. Jaargang 78
(1914)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 568]
| |
Buitenlandsch overzicht.De Oorlog.
| |
[pagina 569]
| |
In zijne Zukunft van 1 Augustus heeft het enfant terrible Maximilian Harden met deze verzekering niet weinig den draak gestoken. Het zou ver met Duitschland gekomen moeten zijn, als het zwakkere Oostenrijk maar altijd weer zeggen mocht: ik heb het tot een crisis laten komen, gelief mij bij te springen. In 1908 heeft Aehrenthal, bij zijn misleiding van Iswolski (inlijving van Bosnië), den Duitschen bondgenoot niet van te voren geraadpleegd, en er is een voor Oostenrijk hoogst gevaarlijke (en wegens de noodzaak van mobilisatie, uiterst kostbare) crisis uit ontstaan die maanden lang geduurd heeft, en waaruit Duitschland den bondgenoot slechts door een onverholen oorlogsdreigement aan Rusland heeft kunnen redden. Duitschland zal het toen, na afloop, niet aan een hartig woordje te Weenen hebben laten ontbreken, tenminste tijdens de Balkan-crisis van 1912-1913 was Oostenrijks gedrag veel voorzichtiger. Het heeft toen, van te voren, zich van Duitschlands instemming verzekerd bij zijn veto tegen Servië's uitbreiding tot de Adriatische Zee, tegen het behoud van Skutari door Montenegro; het heeft die instemming begeerd, doch niet mogen verwerven bij zijn poging om Servië van de vruchten van den tweeden Barkan-oorlog te berooven; het heeft daarop die poging jammerlijk zien mislukken. Juist na die laatste ervaring: mijn Balkan-stukjes slagen niet als Duitschland er mij niet bij helpt, is het ondenkbaar dat Oostenrijk ditmaal geen overleg zou hebben gezocht. Dat overleg is er geweest, en Duitschland heeft Oostenrijk gevrijwaard voor de gevolgen van zijn ultimatum. Men zou dit reeds zoo stellig mogen zeggen omdat het vanzelve spreekt, maar na de publicatie van blauwboek en witboek wemelt het van schriftelijke bewijzen. Het Oostenrijksche ultimatum is aan Servië verzonden 23 Juli; de tekst is 24 Juli 's morgens in de verschillende Europeesche hoofdsteden door de Oostenrijksche gezanten medegedeeld. Indien dus waar is wat van Duitsch-officieuse zijde zoo eindeloos is herhaald: ‘wij hebben van het heele stuk eerst kennis gekregen op hetzelfde oogenblik als gij anderen ook’, dan is mede te Berlijn de omineuse tekst eerst 24 Juli 's ochtends aan de regeering overgelegd. Doch wil dit zeggen dat de inhoud haar nog niet bekend was? En in het witboek prijkt Bethmann's telegram aan de | |
[pagina 570]
| |
Duitsche ambassadeurs te Parijs, Londen en St. Petersburg van 23 Juli, waarbij hun het Oostenrijksch ultimatum wordt aangekondigd en hun wordt opgedragen de regeeringen bij welke zij geaccrediteerd zijn te waarschuwen Oostenrijk vooral met Servië alleen te laten, in aanmerking der ‘onberekenbare gevolgen’ die een ander besluit hebben moet. Men herinnert zich dat te Parijs, tot niet geringe overdondering van den goeden heer Bienvenu Martin, deze waarschuwing van von Schoen zelfs eerder kwam dan de heele mededeeling van den Oostenrijkschen gezant, die zij bekend veronderstelde. De Duitsche regeering zou ondersteuning verleend hebben (en op deze wijze!) aan een stuk waarvan zij de strekking nog niet eens kende? Geloove het wie kan. De bewering: ‘wij wisten van niets’ is nooit meer geweest dan een onhandige leugen. Het stuk in eindredactie mag dan te Berlijn juist op hetzelfde oogenblik overgelegd zijn als te Londen of St.-Petersburg, het was een stuk dat op dat oogenblik de Duitsche regeering geen woord nieuws meer leerde. Eigenlijk is het uit den tijd, dit nog zoo in het breede te gaan betoogen. De Duitsche regeering, zeer wel inziende dat de stukken die zij publiceeren ging en die ook Engeland bezat en publiceeren konGa naar voetnoot1) de waarheid aan het licht zouden brengen, erkent in de inleiding van haar witboek zelve dat Oostenrijk haar geraadpleegd heeft. ‘The Imperial and Royal Government asked for our opinionGa naar voetnoot2). With all our heart we were able to agree with our allys estimate of the situation, and assure him that any action considered necessary to end the movement in Servia directed against the conservation of the monarchy would meet with our approval. We were perfectly aware that a possible warlike attitude of Austria-Hungary against Servia might bring Russia upon the field, and that it might therefore involve us in a war.... If the Serbs continued with the aid of Russia and France to menace the existence of Austria-Hungary, the gradual collapse | |
[pagina 571]
| |
of Austria and the subjection of all the Slavs under one Russian sceptre would be the consequence, thus making untenable the position of the Teutonic race in Central Europe. A morally weakened Austria under the pressure of Russian panslavism would be no longer an ally on whom we could count.... We, therefore, permitted Austria a completely free hand in her action towards Servia.’ De bewering: ‘wij wisten van niets,’ is hiermede afgedaan. Wij hebben haar alleen in herinnering gebracht, omdat zij bewijst dat de Duitsche regeering te elfder ure nog een oogenblik van aarzeling heeft gekend. | |
II.Een stuk als het Oostenrijksche ultimatum schrijft men niet, als men op een toestemmend antwoord prijs stelt. Het was er om te doen een weigering uit te lokken, en Duitschland, een zóó brutaal stuk van den aanvang af op zóó brutale wijze ondersteunende, heeft aan de Triple Entente te kennen willen geven: kom op als gij durft. Gij hebt meermalen met het denkbeeld van een oorlog tegen Duitschland gespeeld; welnu, ik bied hem u aan, dien oorlog. Ziehier de houding, die Duitschland voor de geschiedenis zal hebben te rechtvaardigen. Of haar dat gelukken zal zullen onze naneven weten, maar dit is zeker dat zij, aldus hare zaak stellende, voor de rechtbank der historie ontvangen zal kunnen worden in een ernstig, waardig geding. Dat te verliezen kan nog eervol zijn; - den Tartuffe te spelen, nimmer. Het is niet de eerste maal, dat Duitschland den oorlog aanbiedt. In 1909 heeft het zoo gedaan (Bosnië); in 1911 (Agadir). Men schijnt te moeten besluiten dat het voor twee doeleinden steeds een oorlog over heeft: voor de verdediging van de positie der staten van Centraal-Europa tegen het Slavendom; ook voor het beginsel dat voortaan geen koloniale mogendheid zijn deel meer zal mogen vergrooten (althans in Afrika), zonder dat er ook voor Duitschland iets afvalt. De verdediging der positie van Germanendom tegen Slavendom sluit volgens Duitsch gevoelen in, dat aan Oostenrijk elk échec moet worden bespaard. Het Duitsche witboek laat zich daarover uit in termen die ik niet vleiend zou vinden, indien ik | |
[pagina 572]
| |
Oostenrijker ware. The gradual collapse of Austria wordt gezegd van een ongemoeid laten van Servië het onvermijdelijk gevolg te zullen zijn. Ik geloof dat dit een vrij krasse bewering is; dat het voor de Monarchie zeer wel mogelijk zou zijn Bosnië en Herzegowina te ruimen, zonder daarom hare bestaansreden te verliezen. De Oostenrijksch-Hongaarsche huismacht is in eene eeuw van nationale staten eene anomalie in Europa. Dat zij nog steeds bestaat is een bewijs hoe noodzakelijk het is in het land van den Midden-Donau eene uitzondering op het nationaliteitenprinciep toe te laten, maar de huismacht breide zich niet uit over landen waar de toepassing van het hoogere beginsel mogelijk is. Is Oostenrijk soms verzwakt doordat het Lombardije en Venetië verloren heeft? Immers neen. Is die geheele voorstelling van een Slavischen vloed die Midden-Europa gaat overstroomen en voor de Germanen onbewoonbaar maken, eigenlijk houdbaar? Is de zaak niet eer, dat de Germanen de Slaven tot dusver niet voor vol hebben aangezien, en nu ondervinden moeten dat de Slaven zich geen minachting meer laten welgevallen? ‘Beschaving bedreigd door barbaarschheid.’ Wat een goedkoop cliché! Neen, een jonger, minder bekende beschaving die een plaats in de zon gaat innemen naast de oudere. Het is ook volkomen verkeerd gezien, dat elke stap vooruit door een Slavisch volk op de baan der politieke ontwikkeling gezet, met een machtsaanwas van Rusland gelijk staat. Naarmate de Slavische Balkanvolken aangesterkt zijn, hebben zij zich onafhankelijker van Rusland gevoeld. Indien men Servië tijdig belangen had gegeven aan de Adriatische Zee, zou het al heel wat verder zijn op den weg der emancipatie uit de Russische voogdij. Ik geloof eigenlijk dat het minder ‘het Germanendom’ is dat zich behoeft op te winden over ‘het Slavische gevaar’, dan wel het rijk Duitschland dat geen oogenblik vergeten mag hoe moeilijk zijn militaire positie is, ingeklemd als het ligt tusschen Frankrijk en Rusland. Zoolang het die beiden als constante vijanden moet beschouwen, is het alleen zijn bondgenootschap met Oostenrijk dat de wederzijdsche krachten ongeveer gelijk maakt, want op Italië rekende Duitschland eigenlijk al lang niet meer. Alles wat Oostenrijk dus maar | |
[pagina 573]
| |
eenigermate kan verzwakken of belemmeren, wordt onmiddellijk naar het effect beoordeeld dat het op de machtsverhouding tusschen Frankrijk-Rusland en de mogendheden van Centraal-Europa hebben kan. Zooals Kiderlen Wächter het tijdens de Balkan-crisis in zijn dagboek schreef: ‘Heeft Oostenrijk ernstige moeilijkheid, onverschillig welke, dan moeten wij het er uit helpen, om later niet aan de zijde van een verzwakt Oostenrijk te moeten vechten.’ Het is zeer ongelukkig dat alle gevaren waarin een goede en natuurlijke, ook een verkeerde, slecht begrepen staatkunde Oostenrijk wikkelen kan, door Duitschland naar dit ééne recept zullen moeten worden beoordeeld. Het zal er niet toe medewerken, Oostenrijk voorzichtig of bescheiden te maken; op den duur zal Duitschland op deze wijze de complaisant moeten worden zelfs van Oostenrijks grillen. Was dit alles nu wezenlijk onvermijdelijk? leefde Duitschland inderdaad in een voortdurende hinderlaag? Ongetwijfeld is het vooral hare aanvalswaarde tegen Duitschland geweest, die het Fransche volk in de Russische alliantie heeft bekoord. Men sla nog eens de albums van Caran d'Ache op, uit den tijd dat zij pas gesloten was! Maar Rusland bedoelde volstrekt niet, den revanchelust van Frankrijk aanstonds te bevredigen. Het begeerde het Fransche geld voor de ontwikkeling zijner hulpbronnen. Zoodat het Fransch-Russisch verbond mettertijd een ding geworden was de tout repos, dat haast meer werkte om stabiliteit aan Europa te geven dan om het die te ontnemen. Zich den rug gedekt voelend, durfde Frankrijk aan zijn Marokko-politiek te gaan, Rusland aan de uitbreiding zijner machtssfeer in het Verre Oosten. Het benauwende voor Duitschland was spoedig niet zoozeer dat Elzas-Lotharingen gevaar liep (daarvoor droeg men zijn scherp zwaard), als dat Duitschland op het buiten-Europeesche water altijd achter het net der bondgenooten moest visschen. Een entente met Engeland alleen had hier verandering in kunnen brengen. Het Engeland van Eduard trad inderdaad uit de splendid isolation, doch sloot zijn entente niet met Duitschland, maar met Duitschlands vijanden. Sedert dat oogenblik is de vrede van Europa in gevaar geweest. Duitschland voelde zich ‘eingekreist’, had de overtuiging dat het door | |
[pagina 574]
| |
wraakgierigen op zijn bezit, door afgunstigen op zijn welvaart gemunt was. Het heeft meermalen Frankrijk te verstaan gegeven dat het de verandering der Triple Entente in een drievoudig verbond niet zou kunnen dulden; dat wanneer Engeland Duitschland den oorlog verklaarde, Frankrijk de klappen zou oploopen. Wilde Frankrijk zich met eene mogendheid verbroederen die een sterke zeemacht, geen expeditionnaire landmacht van beteekenis had, het moest de gevolgen dragen. Sedert was Frankrijk vredelievend. Het begreep te goed wat er op het spel stond. Maar het kon uit zijne verbintenissen, uit het heele verleden, niet los. Het heeft Elzas-Lotharingen nimmer opgegeven; het zou zich in eigen oogen verlagen wanneer het dat deed. Daar kwam, na de Balkan-crisis, de Duitsche legeruitbreiding. Indien Frankrijk die niet navolgde zou dit als een abdicatie worden opgevat; - en navolgen kon het alleen, door het in de verlenging van den diensttijd te zoeken. Het kwam daarmede aan de grens van zijn krachten; het ging ook tegen den draad zijner maatschappelijke evolutie in, die verdere inkrimping in stede van verlenging van den diensttijd natuurlijk moest doen achten. Het was een in alle opzichten omineus besluit; men kon het niet laten en men kon het eigenlijk ook niet goed doen. Er had eene buitengewone belasting op het bezit bij gehoord als in Duitschland; - en voor de volkskracht ware het besluit slechts dan niet noodlottig geweest, als de uitbreiding door werkelijke contingentsvergrooting had kunnen worden bereikt als in Duitschland. Voor het een was de bevolking niet vruchtbaar, voor het ander de offervaardigheid der bezittende klassen niet groot genoeg. Daarmede was eigenlijk uitgemaakt dat Frankrijk onmogelijk langer Duitschland's portuur kon blijven. Het waren de veranderingen op den Balkan, die Duitschland tot zijne legeruitbreiding hadden gedreven. De invloed van Oostenrijk was daar verminderd; de krachten der Balkanstaten waren toegenomen; bij eventueele crisis zou Oostenrijk meer troepen moeten afzonderen om ze te observeeren of te bevechten; dit moest door de uitbreiding van het Duitsche leger worden opgewogen. Heeft Duitschland zich sedert | |
[pagina 575]
| |
dien veiliger gevoeld? Neen, want ook Frankrijk en Rusland breidden hunne legers uit; - Rusland scheen zich weder veel drukker dan het wel placht, met Balkanzaken te willen gaan bemoeien. Het wierf om de gunst van Roemenië, lang Oostenrijks cliënt; - het trachtte iets te bekonkelen met Bulgarije. Het Duitsche witboek weet precies, wat. Bulgarije zou alsnog in het bezit worden gesteld van het door Bulgaren bewoonde gedeelte van Macedonië, dat het door zijn onbegrijpelijk gedrag van verleden jaar voor zich zag verloren gaan; - Servië zou worden schadeloos gesteld met Bosnië en Herzegowina, waarvan Oostenrijk moest worden beroofd. Als einddoel van een goede Slavische politiek op den Balkan is dit program nog zoo dwaas niet, maar dat de uitvoering in Ruslands oogen aanstaande was, daarvoor hebben wij voorshands niet dan het getuigenis van het Duitsche witboek (niet van eenig document daarin, maar van de zeer tendentieuse inleiding). Summa summarum: het Drievoudig Verbond heeft de Balkangebeurtenissen van 1912-'13 als eene nederlaag voor zich gevoeld; de Duitsche legeruitbreiding heeft moeten dienen om het ontstane nadeel op te heffen, maar heeft dit niet gedaan, daar zij in Frankrijk en Rusland is nagevolgd; in recente Balkan-voorvallen, als het bezoek van den Tsaar aan Constantza en den moord op Frans Ferdinand, heeft men teekenen gezien dat er een aanval op de machtspositie die Oostenrijk op den Balkan nog behouden heeft werd voorbereid, en met het ultimatum heeft men dien aanval tegemoet willen gaan. | |
III.Wij zien, van den aanvang af, Sir Edward Grey ijverige pogingen in het werk stellen om de crisis te bezweren. Tegenwoordig is het, bij Duitschers en vrienden van de Duitschers, mode om, naar de oorzaak van den oorlog gevraagd, te antwoorden: ‘Engeland heeft dien aangehitst.’ Dit zijn van die gemakzuchtige woorden, waarover fatsoenlijke menschen zich later zullen schamen, als zij de waarheid lezen. Het blauwboek leert dat het officieele Engeland alles gedaan | |
[pagina 576]
| |
heeft om den oorlog te voorkomen; - wat er niet bij staat, maar ieder met een goed geheugen zich herinneren moet, is dat het officieele Engeland, ook al had het zelf niet zoo gewild, hiertoe gedwongen zou zijn geworden door het Engelsche publiek. To back the wrong horse is een misgreep dien de sportkundige Engelschman zichzelven niet licht vergeeft, en het met Rusland te houden tegen Duitschland bleek, nu het er op aankwam, voor het gevoel van een groot en iederen dag aangroeiend getal Engelschen niet anders te zijn dan dat. De Triple Entente is, met toestemming van het Engelsche volk, gebruikt geworden als een middel van intimidatie, maar zoodra zij in ernst moet gaan werken gaat het mooie er af. Engeland voelt dat Rusland en Frankrijk eigenlijk met hun ententegenoot niet tevreden zijn zoolang deze den algemeenen dienstplicht niet invoert, en ‘the man in the street’ oordeelt daarentegen, dat het niet in te zien is waarom Engeland eene reuzenvloot betaalt, als het niet juist is om vrij te blijven van de noodzaak tot het onderhouden van een reuzenleger. Eer Engeland de voordeelen zijner insulaire positie zou gaan opgeven, moet het inderdaad met blindheid geslagen zijn. Is de afgunst op Duitschlands voorspoed dan niet reëel? Zeker, maar Engeland weet dat het niet alleen met Duitschland te maken heeft in de wereld; dat Rusland wenschen heeft die Engeland evenmin zonder gevaar voor zichzelf kan toestaan. Duitschland in toom te houden is Engelands belang, en daartoe heeft het de entente met Rusland noodig. Maar een continent waarop Rusland den baas zou spelen kan Engeland in het geheel niet gebruiken, en daarom is het op Duitschlands vernietiging allerminst gesteld. Want waarmede zou het, na die vernietiging, Rusland nog ooit in toom houden? Er is meermalen gezegd dat Engeland verstandig zou hebben gedaan met Duitschland tot een algemeen overleg omtrent de tusschen beide volken hangende kwestiën te komen. Ware tijdig een veiligheidsklep geopend, de ketel zou niet gesprongen zijn. Men kon Duitschland niet vernietigen; was het niet goede politiek het te vriend te hebben, althans niet te vijand? Men had dan moeten nagaan welk deel van de wereld men aan Duitschland inruimen kon; men had zelfs Duitschlands ontwikkeling, voor zoover die zich leiden liet in voor Engeland ongevaarlijke banen, moeten bevorderen. | |
[pagina 577]
| |
Het heeft niet volstrekt aan pogingen in deze richting ontbroken, maar haar onvruchtbaarheid bewijst wel dat men te doen had met een buitengemeen moeilijke zaak. Ware het alleen om bepaalde stukjes land gegaan, aanstonds aan te wijzen en af te perken, het zou nog wellicht te doen zijn geweest; maar het ging veeleer om mogelijkheden en uitzichten. Het ging om den overwegenden invloed te Konstantinopel, het ging om het wachterschap bij de poort naar Azië. Het is de ervaring geweest, dat het bij den Turk zijn gezag verloren had, die Engeland tot de Triple Entente heeft gedreven. Het wilde tot elken prijs voorkomen, dat Duitschland de hand legde op Voor-Azië, zelfs al moest het daartoe de hulp aanvaarden eener mogendheid die in zake Voor-Azië evenmin werd vertrouwd. Tegenwoordig is de situatie in dien hoek der wereld geheel veranderd. De Turk is quantité négligeable geworden; daarom is tegelijk de noodzaak eener Engelsch-Russische entente verminderd, die aangegaan was uit wantrouwen tegen den Turk. De taak, de Duitsche penetratie tegen te houden, is overgenomen door jonge, levenskrachtige staten. Het kan dus niet verbazen dat, sedert den vrede van Boekarest ongeveer, de tegenstelling tusschen Engelsche en Russische belangen (in een land als Perzië bij voorbeeld) weer openlijker in de Engelsche pers besproken is. Dat thans Engeland niets haastigers te doen zou hebben gehad, dan Rusland bij te vallen zoodra het met Duitschland in geschil kwam, was niet te verwachten en het is dan ook niet waar. Wat is de zaak waar het voor Rusland om gaat? Rusland wil aan de wereldzee komen, aan gene zijde van Sond en Dardanellen. Een zóó groot rijk kan het niet langer stellen zonder vrije uitwegen te water. Het zal daarom Skandinavië belagen en de Dardanellenforten onder zijn contrôle zoeken te brengen; heeft het dit laatste bereikt dan zal men het zich eerlang zien aanmelden te Tanger of te Gibraltar. Engeland weet dit uitnemend wel en zal dus op zeker punt zich van den gelegenheidsbondgenoot weer moeten afmaken. Reeds tijdens de Balkan-crisis kwam Engeland dit punt zeer nabij, en heeft men het veel ijveriger pogingen zien aanwenden zich (over de Balkanzaken) met Duitschland te verstaan, zijn officieele tegenpartij, dan met Rusland, | |
[pagina 578]
| |
zijn officieelen vriend. Die pogingen zijn ook niet mislukt, en dank zij dit Engelsch-Duitsch overleg is de Europeesche vrede in 1912-1913 bewaard gebleven. Ziehier de ‘friendly relations’ waarvan meermalen in het blauwboek sprake is en die Engeland meende dat ook thans zouden kunnen blijven bestaan. Zoodra dus Rusland te kennen gaf dat het een oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servië niet onbeantwoord zou laten, heeft Grey aan Duitschland het voorstel gedaan dat de vier groote mogendheden die niet onmiddellijk bij de zaak betrokken waren: Engeland, Duitschland, Frankrijk, Italië, met goeden raad tusschenbeide zouden komen: twee mogendheden van de Triple Entente en twee van het Drievoudig Verbond. Duitschland evenwel had zijn woord aan Oostenrijk gegeven, het durfde de oorlogsverklaring niet meer verbieden, waartoe het zijn bondgenoot reeds van te voren gemachtigd had; bovendien wist het dat Italië in de Servische aangelegenheid niet op de hand van Oostenrijk was, en het in den raad van vieren dus licht drie tegen één zou staan. Het Engelsche voorstel werd dus afgewezen. Het leek naar arbitrage, zeide von Jagow tot den Engelschen ambassadeur; zoo iets kon men niet ondernemen dan op verzoek van Oostenrijk en Rusland zelf. Alleen van direct overleg tusschen de hoven van Weenen en St. Petersburg was nog iets goeds te wachten. Mits Rusland niet tegen Duitschland mobiliseerde, want dan stond Duitschland voor niets meer in. Dit werd gezegd 27 Juli; den volgenden dag verklaarde Oostenrijk aan Servië den oorlog. Rusland antwoordde met de aankondiging eener gedeeltelijke, tegen Oostenrijk gerichte mobilisatie; m.a.w. het deed, wat het van het begin af verzekerd had te zullen doen. Tegelijk evenwel werd tusschen Rusland en Oostenrijk een diplomatiek gesprek gevoerd, waarbij Oostenrijk toezeide geen Servisch gebied te zullen inlijven, en Rusland daarenboven de belofte van eerbiediging der Servische souvereiniteit eischte, zoodat geen protectoraat over het land zou kunnen worden gevestigd, Oostenrijksch garnizoen in de steden gelegd, of iets dergelijks. In de hoop dat dit gesprek nog tot eene uitkomst zou leiden, stelde Engeland thans aan Duitschland voor, gezamenlijk te bewerken dat Oostenrijk zich met een bescheiden militair succes tevreden stelde, b.v. eenige vaste punten bleef bezetten, tot Servië in voorwaarden | |
[pagina 579]
| |
zou hebben berust die onderwijl door Oostenrijk met Rusland, onder belangstellend toezien der andere mogendheden, zouden zijn te ontwerpen. Zóó had de vrede nog bewaard kunnen blijven, indien Duitschland had gewild. Het heeft niet gewild, naar zijn eigen zeggen omdat het onderwijl door Rusland verraden was. Ziehier het hoofdpunt dat moet worden opgehelderd. De stukken die thans gepubliceerd zijn stellen in staat, het volgende vast te leggen. Den 27sten Juli deelt de Russische minister van oorlog den Duitschen militairen attaché mede, dat de mobilisatie in geen geval zal worden uitgebreid tot de militaire districten Warschau, Wilna en St. Petersburg. Den 29sten ontkent de chef van den generalen staf tegenover denzelfden militairen attaché, dat in de genoemde districten de reservisten opgeroepen zijn. Hij verzekert op zijn eerewoord, dat berichten van het tegendeel, bij den attaché ontvangen, enkel uit het hier of daar voorkomen van valsch alarm te verklaren kunnen zijn. De attaché verzekert in zijn telegram, dat hij het eerewoord van den ander niet vertrouwt. Te Potsdam, in het Nieuwe Paleis, is den 29sten des avonds, na ontvangst van dit telegram van den militairen attaché te St. Petersburg, een kroonraad gehouden, waar tot de mobilisatie der Duitsche strijdkrachten moet besloten zijn. Zoo van Potsdam terug, laat Bethmann den Engelschen ambassadeur komen en spreekt tot hem niet anders dan of de oorlog nu zeker is. Zal Engeland er onzijdig in blijven? Duitschland zal een verslagen Frankrijk geen afstand van grondgebied opleggen - in Europa; Nederlands onzijdigheid niet aantasten, als de anderen haar ontzien; en als België zich niet tegen het gebruik van zijn land door Duitsche troepen verzet, ook de ‘integriteit’ van België garandeeren. Den volgenden middag verschijnt het bericht der mobilisatie in den Lokal Anzeiger, maar het wordt onmiddellijk tegengesproken en de nummers van het blad worden opgehaald. Er was een telegram gekomen van den Tsaar, dat wederom aan de mogelijkheid van vrede deed gelooven. ‘The military measures now taking form,’ heet het daarin, ‘were decided upon five days ago, and for the reason of defence against the preparations of Austria. I hope with all my heart that these measures will not influence in any man- | |
[pagina 580]
| |
ner your position as mediator, which I appraise very highly.’ Het is dit telegram dat Nicolaas in Duitschland den naam van ‘leugen-tsaar’ heeft bezorgd, immers tenzelfden dage dat hij het afzond (30 Juli), verscheen de oekase die in Duitschland als het bevel tot algemeene mobilisatie is uitgelegd, en dienovereenkomstig beantwoord. De oekase, zooals zij bij telegrammen van 30 Juli van Russische zijde is bekend gemaakt, beveelt de algemeene mobilisatie geenszins. Alle reservisten worden opgeroepen in 23 geheele gouvernementen (Europeesch Rusland heeft er 43) en in 71 districten van 14 andere gouvernementen; een gedeelte der reservisten wordt opgeroepen in 9 districten van 4 andere gouvernementen; de reservisten der Russische vloot in 63 districten van 12 Russische en van 1 Finsch gouvernement; de verlofgangers der Kozakkenregimenten van de Don, Koeba, Terek, Astrakan, Orenburg, Oeral worden eveneens opgeroepen. In de bewoordingen is alles enumeratief en niet generaal; maar het is wel een zeer krachtige maatregel ter beantwoording van de partieele mobilisatie van Oostenrijk; in het bijzonder de oproeping der vlootreservisten doet zien dat Rusland zich feitelijk ook reeds voor andere mogelijkheden dan die van een gewapend onderhoud met Oostenrijk voorbereidt. Welken grond de Duitsche berichtgevers te St. Petersburg hebben gehad om het eenvoudig voor te stellen als had Rusland in werkelijkheid de algemeene mobilisatie te land en ter zee gelast, is nog niet opgehelderd. In ieder geval is tot dusver voor de verzekering die aan de openbaarmaking der Duitsche maatregelen van den 31sten voorafgaat: ‘Rusland beveelt de algemeene mobilisatie te land en ter zee’, geen ander dan Duitsch gezag aangevoerd. Men moet bij de beoordeeling van Ruslands maatregelen niet vergeten dat Duitschland reeds lang vóór 1 Augustus, toen het eindelijk tot het mobilisatiebevel overging, tal van maatregelen genomen heeft die alleen als eene voorbereiding tot de algemeene mobilisatie konden worden uitgelegd, ja die eigenlijk van de mobilisatie zelve reeds deel uitmaken. Zulke maatregelen zijn waargenomen aan onze eigen grenzen, en aan de Russische ongetwijfeld ook. Aangenomen dus dat men den militairen attaché te St. Petersburg wat op de mouw gespeld heeft, bestaat de groote waarschijnlijkheid dat | |
[pagina 581]
| |
men in Rusland gemeend heeft daarmede slechts eene onoprechtheid van Duitschland met gelijke munt te beantwoorden. | |
IV.Toen Duitschland aan Rusland den oorlog had verklaard was het duidelijk dat het onmiddellijk Frankrijk aantasten zou; toen Duitschland de neutraliteit van België schond moest ook Engeland zich bij Duitschlands vijanden voegen. Duitschlands behoud, in een oorlog tegen Frankrijk-Rusland, kan alleen in de snelle vernietiging der Fransche strijdkrachten liggen. Laat men die in wezen tot de Russische mobilisatie is afgeloopen, dan wordt Duitschlands positie zeer gevaarlijk. En om Frankrijk snel te verslaan moet men het aantasten op de Noordergrens, die het dichtst bij Parijs loopt en het minst is versterkt. Men waagde er den oorlog met Engeland mede; zelfs zooals nu gebleken is, dien met Japan. Duitschland is daar overheen gestapt. Engeland had te kennen gegeven dat zijne belofte van onzijdigheid niet te koop was voor wat Duitschland ook zou kunnen aanbieden; het wilde zich zijne volledige vrijheid van handelen voorbehouden, zelfs al hadde Duitschland de onzijdigheid van België ontzien. Het moest kunnen en zou willen verhinderen dat Frankrijk zijn positie als groote mogendheid verloor en ondergeschikt werd aan een Duitsch staatkundig stelsel, en dit een en ander was mogelijk, ook al verloor Frankrijk niet opnieuw een deel van zijn grondgebied in Europa. ‘It would be a disgrace for us to make a bargain with Germany at the expense of France, a disgrace from which the good name of this country would never recover.’Ga naar voetnoot1) Met buitengemeen vertrouwen in eigen kracht heeft Duitschland er de voorkeur aan gegeven Engeland aanstonds tot vijand te hebben, in plaats van af te wachten wanneer, waar en hoe het Engeland believen zou, in te grijpen. Zijn handel en koloniën liggen voor Engelands geweld bloot. Het is huiverig, de eigen kostbare vloot op volle zee | |
[pagina 582]
| |
te wagen. Het wil ze sparen, in de verwachting zulke groote overwinningen te zullen behalen te land, dat het zijne koloniën, mocht het die inmiddels verloren hebben, bij den algemeenen vrede wel terug zal kunnen bekomen. Tot dusver ziet het er naar uit, alsof Duitschlands vertrouwen niet zal worden beschaamd. Men moet voorzichtig spreken, want aan onpartijdige berichten van het oorlogsveld is een absoluut gebrek. Echter heeft de uitkomst reeds bewezen dat de Duitsche oorlogsberichten veel meer geloof verdienen dan de Belgische en ook meer dan de Fransche. Luik is zeer kort na den vredebreuk bezet, het Belgische veldleger heeft zich met verlies naar de stelling van Antwerpen teruggetrokken. Namen is gevallen, de Franschen en Engelschen zijn uit Zuid-België geworpen en zullen, verzwakt, stand trachten te houden aan gene zijde der Fransche grens; een Fransch offensief in Lotharingen is gestuit en in een groote nederlaag geeindigd; Lunéville bevindt zich in Duitsche handen, alleen in den Boven-Elzas staan er nog Franschen op Duitsch gebied. De Fransche vloot is meester van de Adriatische Zee, de Duitsche van de Oostzee. In Servië schijnt Oostenrijk op dapperen tegenstand te stuiten. Oostenrijk heeft een inval gedaan in Russisch Polen en Rusland in de Bukowina; Rusland is Oost-Pruisen met overmacht binnengedrongen en rukt naar de Weichsel op. Maar het is daar nog niet, laat staan aan de Oder, en zoover zal de Duitsche staf het Russische leger desnoods laten komen eer hij het westelijk oorlogsterrein van troepen ontblooten gaat. Of Frankrijk vóór dien tijd ter aarde liggen zal? Mochten zijne dappere legers voor de Duitschers onderdoen, wat Engelsche hulpbenden meer of minder zullen Frankrijk wel niet kunnen redden. Wat doen de tienduizenden nog tegen de millioenen? Wat een keurbende beroepssoldaten tegen een gewapend volk? Zal de moed der wanhoop Frankrijk vergoeden kunnen wat het aan organisatie blijkbaar mist? Zal het staande weten te blijven tot de druk afneemt? Men kan slechts vragen..... Ook zal moeten worden afgewacht, welke economische gevolgen, bij langen duur van den oorlog, het lamleggen van zijn handel voor Duitschland hebben zal. Vooralsnog heeft het aan levensmiddelen geen gebrek, maar | |
[pagina 583]
| |
werkeloosheid staat voor de deur bij de moeilijkheid van den uitvoer van nijverheids-producten. Wat Nederland betreft, het waakt, in vertrouwen op de leiding van een gouvernement dat tot dusver geen enkelen misstap deed. Diep ontroerd, wijdt het zijn innigst medegevoel aan België dat zoo zwaar getroffen werd bij de verdediging van een recht waarvoor ook wij, mocht het ons betwist worden, hebben te staan; - of te vallen. De vreemde kogel zal minder ons vleesch pijnigen zoo wij stand houden, dan zelfverwijt het ons geweten doen zou, hadden wij onzen plicht verzaakt. Wij, voor ons kleine deel, kunnen Vrede en Recht thans enkel nog dienen met het geweer aan den voet.
C. |
|