geeft zich in beide schilderijen kond. Beide Jozefs hebben dat ruige, boersch afgeknipte hoofdhaar, dat men bij geen ander meester uit dien tijd aantreft. ‘Oock op den grondt de cruydekens’ ontbreken noch bij de Herders noch bij de Koningen.
Maar het Herderstuk is in zijn bijna-bontheid van zacht snerpende kleuren van een veel minder sterk koloristiesch samenspel dan dit Driekoningen-tafereel is, waar het sprekende karmijn van den voorsten koning fijner verzadigd is en in Jozefs paarsche pij een overgang vindt naar het zachte blauw en violet van Maria's grijs genuanceerd gewaad. Daarbij komt, dat op het Herders-tafereel de kleuren ongeveer nergens door wit onderbroken worden, terwijl bij de Driekoningen witte of op-wit-af-lichte partijen aan de diepe tonen meer relief verleenen. En dit vooral in de hoofdgroep, die zich daardoor duidelijk afteekent van de in halftoon gehouden rechtsche groep en van het fijner beweeg in het verschiet ter linke.
Intusschen, en al is de hier voller ontpopte, hooger gezeten, vorstelijker tronende Mariafiguur van een zeldzamen adel, en al is er in den Jozef iets van die landelijk rauwe devotie, waarin de meester zoozeer uitmunt, de buitengewoonste gestalte valt hier, evenals dat trouwens ook in het Portinari-altaar en bij het Berlijnsche Herderstuk het geval is, in een der bijfiguren te onderkennen.
Op het Florentijnsche schilderij ligt het meest treffende van het gansche tafereel in de fel levenswarme groep van de drie aanbiddende herders. Op het Berlijnsche stuk, dat hetzelfde onderwerp uitbeeldt, is vooral de eene herder, die aemechtig komt aansnellen, van een onvergelijkelijke, inderdaad reeds Bruegheliaansche waarachtigheid. Op het Driekoningenstuk gaat voorzeker de zeldzaamste wijding, de ‘statighste devoticheyt’ uit van den Moorenkoning, die zoo melancoliesch melodieus, ter rechterzijde, het tafereel komt binnenschrijden. Bij de Herders draagt de hemelscher getinte hoofdgroep zelve misschien meer de vrome innigheid van een gewijde stonde en spreken de koppen der beide profeten van straffer extase. Maar in die eene gestalte van den Moorenkoning, in wien het hoekig slanke, het stijlvol stijve der figuren van Dierick Bouts mild en smachtend werd, ligt