Er waren meer exkieze kabinetstukken in de zalen der Berlijnsche Akademie geëxpozeerd.
Zoo een met de grootste vastheid van gevoel voor verhoudingen en voor toon uitgebouwd kerkinterieur van Emanuel de Witte, - een vrouwtje dat op haar bed zittend de kousen uittrekt terwijl het hondje zich in haar kussen nestelt, van Jan Steen, dat, in een klein bestek, heel het onnaspeurlijke uitbeeldingsvermogen van dezen durvenden dichter der Comédie humaine vertoont, - en dan, onder de Jacob van Ruisdaels, een weidsch exemplaar van zijn Gezichten op Haarlem, en een kleiner, eveneens panoramaachtig Landschap met korenveld: straf, zwijgend en statig, zooals deze eenzame alleen het vermocht.
Met Jan van der Heijden kan men het minder goed vinden, wanneer men zich pas aan den Haarlemschen peinzer heeft mogen overgeven. Er is in zijn zuiverheid iets netjes-Zondagsch. Glanzende wolken en keurige reflexen in kantig geteekende schaduwen van altoos gave huizen geeft hij meesterlijk mooi en weldoend weer. Maar hij is atmosfeerloos en zulk een schilderijtje van Potter als de Avondrust van den landman, uit de collectie Kappel, dat men ook opgeprikt zou kunnen noemen, is evenwel doorademd, en wat Van der Heijden nimmer bereikt, het is verteederend en verzoenend. Het brandende flegma van dezen kinderlijken en grooten goudzoeker is, waar hij op dreef komt, van een waarlijk ontroerende welsprekendheid.
Van Goyen is veel meer los van de tastbare wereld. Zijn kleur is nergens gekleurdheid, zij is gehalte. Hij doet vormen opdoemen uit het zweemende - in het bescheidenste gamma weet hij warmte, wijdte en weligheid uit te drukken, - hij boetseert in de zilte lucht zelve. Maar zelden in hij zulk een poëet als in dat teer gedragen groote landschap uit 1643 uit de collectie Alexander Frey. Hier is hij parelig-lichtend, popelend stil en toch van een waarlijk Turneriaanschen zwier. In zulk een meesterwerk ziet men zijn gevoel voor het luchtige en vluchtige, voor het tintelende en wimpelende van het Hollandsche waterland wijder uitwieken tot een hoog-melodieus en doorluchtig geworden ivresse visuelle.
Jan Veth.