De Gids. Jaargang 78
(1914)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 482]
| |||||||
De vrije uitoefening der geneeskunst in Nederland.In de maand September van het afgeloopen jaar is aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verzoekschrift ingediend door Mr. S. van Houten, Jhr. Mr. R.O. van Holthe tot Echten en Prof. Mr. J.A. van Hamel, strekkende eene wijziging van de betrokken wettelijke bepalingen tot stand te brengen, die meerdere vrijheid in de uitoefening van de geneeskunst beoogt. De rekwestranten wenschen het monopolie der artsen te zien opgeheven en dat tot nu toe onbevoegden in de gelegenheid worden gesteld om met open vizier de geneeskunst te kunnen uitoefenen. Hiermede wordt meer in 't bizonder beoogd, aan magnetiseurs, somnambules, spiritistische mediums, masseurs, Christian scientists de vrijheid te geven om zonder medisch toezicht van bevoegden zieken te behandelen. De rekwestranten stellen zich op het standpunt, dat van sommige menschen eene mystische kracht zoude uitgaan, die hen in staat stelt genezingen te doen; eene kracht, waarvan officieele geneesheeren veelal verstoken zijn of waarvan dezen althans geen partij schijnen te trekken, waardoor de genezingskansen voor hunne patienten belangrijk verminderd worden. Zij meenen, dat de psychotherapie niet tot haar recht en slechts langs kronkelwegen sommigen patienten ten goede komen kan, zoolang men aan de officieele geneeskunst het alleenrecht der vrije praktijk laat. Het bedoelde euvel zou worden weggenomen door de be- | |||||||
[pagina 483]
| |||||||
staande wetten in dier voege te wijzigen, dat aan ieder de toestemming worde verleend vrijelijk de geneeskunst uit te oefenen.
Genoemd voorstel heeft de gemoederen sterk in beweging gebracht en in tal van geschriften van geneesheeren en nietgeneesheeren is het vóór en het tegen dezer wetswijziging bepleit. De redactie van ‘De Gids’ verzocht ons, ons oordeel in deze kwestie te geven; een verzoek, waaraan wij in de volgende bladzijden gaarne voldoen. Om tot dat oordeel te komen, willen wij de drie volgende vraagpunten stellen en beantwoorden:
| |||||||
I.Ons antwoord op deze eerste vraag kan kort zijn. Wij behandelden haar reeds vroeger in eene voordracht, gehouden achtereenvolgens voor de Psychomedical Society te Londen en voor de Medische Faculteits-Vereeniging te Groningen in Januari en Februari 1910.Ga naar voetnoot1) ‘Laat ons eerlijk bekennen, dat nevens die gevallen, waarin de patienten, die der officieele geneeskunde afvallig werden en zich tot onbevoegden wendende, bedrogen uitkwamen, zich een niet onaanzienlijk getal andere voordoen, waarin werkelijk genezing gevonden werd door de zieken, die hunne toevlucht zochten bij den niet-medisch onderlegden natuurarts, bij den piskijker, de somnambule, den heilmagnetiseur of eenig andere geloofsgeneeswijze, deze moge dan | |||||||
[pagina 484]
| |||||||
Christian Science heeten, bestaan in eene bedevaart naar Lourdes of eenig ander heiligdom, door gezond-bidden of langs overeenkomstigen weg verkregen worden. Het zou dwaas zijn zijne oogen te sluiten voor het feit, dat genezingen aldus verkregen worden en zelfs talrijker zijn dan men algemeen wel meent. In stede van ze hooghartig te willen doodzwijgen, dient de arts met deze waarheid rekening te houden en er zijn voordeel mede te doen.’ | |||||||
II.De beantwoording van het tweede vraagpunt vereischt vooraf een onderzoek naar de geneeswijzen en middelen aangewend door de onbevoegde geneeskunst-beoefenaars. Wij willen daartoe de verschillende vormen opsommen van de niet-officieele geneeskunst. Zij zijn te rangschikken onder de drie navolgende rubrieken:
Zooals men ziet, is de verscheidenheid dier middelen groot en heerscht hier ‘l'embarras du choix’. Elk hunner heeft zijne voorstanders, zijne aanhangers, zijne apostelen, waarvan velen, vurig in de leer, ijverig proselieten trachten te maken. Behalve een odium medicum en theologicum, bestaat er ook een sterk uitgedrukte onderlinge afkeer onder de banierdragers der wilde geneeskunst. De Christian scientists halen de schouders op voor de bedevaartgangers naar Lourdes en zien in de dragers van amuletten dwaze bijgeloovigen. De magnetiseur, in het bewustzijn van de in hem wonende kracht, het spiritistisch medium, in het vertrouwen op den hem besturenden geest, verachten de praktijken van den piskijker. Hoe moeten wij nu verklaren, dat alle deze vormen dier | |||||||
[pagina 485]
| |||||||
niet-geijkte geneeskunst, werkelijk genezingen te boeken hebben, terwijl de middelen, die zij bezigen, van zoo verschillenden aard zijn? Kan het wezen dat dit verschil slechts schijnbaar is, en dat, afgescheiden van de meer of minder specifieke geneeskracht, die ieder hunner eigen zou kunnen wezen, een zelfde hoofdfactor in hen werkzaam is, die wij gewoon zijn de suggestie te noemen? Dit nu blijkt inderdaad zoo te zijn. Waar het ons er nu om te doen is dien factor: suggestie in zijne werking en schakeeringen te bestudeeren, verdient dit begrip eerst nader verklaard te worden: Suggestie heet eene handeling, waarvan het effekt hierin bestaat, dat bij den proefpersoon de overtuiging is gewekt van het optreden dier werking. Als men bijvoorbeeld tot iemand zegt: ‘Wat krijgt je een kleur!’ en die persoon gaat dan blozen - eene ervaring, die ieder dagelijks maken kan - dan is dat eene gelukte suggestie, aangezien de overtuiging van rood-worden den blos naar de wangen gevoerd heeft. Het gevoel van jeuk, dat iemand ontwaren kan, wanneer hij ongedierte op het hoofd of de kleeren van zijn buurman ziet; de onmacht om met eten voort te gaan, de braakneiging, ja het werkelijk braken, dat zich bij iemand vertoont, als een dischgenoot een walgingwekkend verhaal doet, zijn andere voorbeelden van suggestie. Nevens de suggestie, die van buiten komt, de heterosuggestie, kent men de auto-suggestie, zelf-suggestie. De laatste treedt blijkbaar spontaan op; zij berust op eene voorstelling, die van den persoon zelf uitgaat. Zij kan ontstaan door eene associatie van voorstellingen. Voorbeelden van auto-suggestie: De aanwezigheid van kunstbloemen in een besloten vertrek doet hoofdpijn ontstaan bij een persoon, die den geur van bloemen niet verdragen kan. De valsche voorstelling, dat de bloemen natuurbloemen waren, werkte hier als suggestie. Een slager, op het punt een zwaar stuk vleesch aan den haak te slaan, glijdt uit en blijft met zijn arm aan den haak hangen. De man krijgt eene flauwte van den schrik; hij wordt door zijn knecht uit den gevaarlijken toestand verlost. De kleeren worden van den arm losgesneden en bij onderzoek blijkt nu, dat de man niet eens gekwetst en eenvoudig aan zijne mouw is blijven haken. | |||||||
[pagina 486]
| |||||||
Tot het gelukken eener suggestie zijn twee dingen noodig: eene zekere ontvankelijkheid van den proefpersoon, die men suggestibiliteit noemt, en diens vermogen om de gesuggereerde idée om te zetten in daadwerkelijkheid, de idéoplastie. Suggestiebel zijn we allen in normalen toestand in meer of mindere mate; deze suggestibiliteit neemt toe in den toestand, dien men hypnose noemt. De hypnotische toestand wordt wederom slechts door suggestie verkregen. De overtuiging, dat hypnose gaat intreden, moet verwekt worden. Het idéoplastisch vermogen loopt zeer uiteen. Vandaar dat het zich al of niet réaliseeren van eene gegeven suggestie vaak onberekenbaar is. De suggestie, als affirmatie, verzekering bedoeld, moet, om goed te gelukken, duidelijk, met gezag gegeven en dikwijls herhaald worden. De suggestibiliteit van een persoon neemt toe als diens aandacht afgeleid, als de contrôle verslapt of opgeheven is. Zoo zal onder den invloed van gemoedsaandoeningen, van slaapdronkenheid, van een alcoholroes, van eene beneveling door aether, chloroform, van koortstoestanden, van bovengenoemden suggestie-slaap, de suggestie gemakkelijker haar weg vinden. De methodische toepassing van de suggestie in de geneeskunde kanken wij aan Liébeault, 1866. Deze Fransche geneesheer (geb. 1823, overl. 1904) had zich jarenlang toegelegd op de studie van het dierlijk magnétisme en deze kunst in zijne praktijk toegepast. Hem is het gelukt door zijne practische studie, steunende op de schouders zijner voorgangers, uit het wetenschappelijk erts, door dezen geleverd, het edel metaal af te zonderen: de suggestie door het gesproken woord. Vóór hem hadden Mesmer, op het einde van de XVIIIe eeuw, onder de regeering van Lodewijk XVI, en tal van diens navolgers genezingen verricht, door hen aan eene geheimzinnige natuurkracht toegeschreven, maar die in werkelijkheid het gevolg waren van de suggestie, die van hen en hunne geheimzinnige handelingen uitging; was door den Portugeeschen R.C. priester Faria in 1814 aangetoond, dat de magnetische slaap kon opgewekt worden door een eenvoudig bevel, zonder gebruik te maken van de onnoodige en overtollige praktijken der Mesmeristen; had James Braid, | |||||||
[pagina 487]
| |||||||
chirurgijn te Manchester, er op gewezen, dat de magnetische, door hem verdoopt in ‘hypnotischen’ toestand, kon verkregen worden zonder magnetiseur, eenvoudig door de aandacht van den persoon te bepalen op één punt, het aanstaren van een glinsterend voorwerp en de daarbij gedane voorspelling, dat hij zou inslapen. Het bleek Liébeault, dat het gansche vraagstuk hierop neerkwam, indruk te maken op den proefpersoon, om in dezen het denkbeeld post te doen vatten, dat er iets bizonders met hem ging geschieden, dat een eigenaardige toestand, die veel analogie met den slaap vertoonde, op het punt was in te treden en dat aan alle middelen om dien indruk te verwekken, het eenvoudigste en doeltreffendste bleek te zijn: het gesproken woord. Na den patient in toestand van verhoogde suggestibiliteit, van hypnose, te hebben gebracht, voegde hij hieraan toe het denkbeeld van genezing, door het wegsuggereeren van de ziekteverschijnselen, die deze vertoonde. De geneeswijze door suggestie is dus te beschouwen als de wetenschappelijk gelouterde [gedésocculteerde (Grasset)] magnetische geneesmethode, als eene systematische geneeswijze van het geloof, van de verbeelding. Bij de handelingen, waaraan de magnetiseur zijn patient onderwerpt, meent deze dat de genezende kracht uitgaat van zijne strijkingen of aanraking, terwijl slechts de verkapte suggestie hier de genezende factor is; het denkbeeld van genezing ontstaat in patients brein door den ontvangen indruk der strijkingen, door zijn goed geloof, zijn vertrouwen in deze bewerking. Bij de suggestieve geneeswijze weet de patient, dat hij gesuggereerd wordt. Hier is het denkbeeld genezen onmiddellijk besloten in den ontvangen indruk, het gesproken woord. Zal eene suggestie genezend werken, dan is het noodig, dat zij gegeven worde door een persoon, die op den patient op dat oogenblik een overwegenden indruk maakt. Het gezag van den geneesheer moet zoo groot mogelijk zijn. Hij kan dat ontleenen aan den roep, die van hem uitgaat, aan zijn voorkomen, zijne wijze van optreden, zijn takt en menschenkennis, zijn titel (hoogleeraar, directeur van een ziekenhuis), maar daarnevens aan zijne werkelijke kunde en ervaring. | |||||||
[pagina 488]
| |||||||
Voorts moet de patient de noodige vatbaarheid bezitten voor suggestie en, zooals we hierboven reeds zeiden, ook het vermogen om de ingegeven idée tot realisatie te brengen. Allen zijn wij suggestiebel, mits de omstandigheden daartoe gunstig zijn. De suggestie kan eenvoudig hierin bestaan, dat, als bij overrompeling, op beslissenden toon verzekerd wordt dat een ziektetoestand, een verschijnsel, verdwijnt, verdwenen is of gaat verdwijnen; dat door zachte - als 't ware moederlijk geruststellende - insinuatie, bij herhaling gegeven verzekering, bovengenoemd doel bereikt wordt. Men spreekt dan van directe suggestie. Maar men kan de suggestie ook belichamen of verschuilen in eene andere behandeling, casu quo in de zoogen. magnetische passes, zoogen. gemagnetiseerd water, in de massage, de behandeling door electriciteit, in het reiken van een geneesmiddel, het verrichten eener schijnoperatie, waarin de verzekering besloten ligt of waarbij gezegd wordt: ‘hierdoor zult ge genezen’. Dat heet dan indirecte of verkapte suggestie. Hierbij sluit zich aan: de genezing, verkregen door godsdienstige handelingen, het gebed, het deelnemen aan bedevaarten, het bezoeken van heiligdommen, het dragen van amuletten, het aanraken van relikwieën, de geloofs-suggestie. De invloed van de suggestie op onze geestes- en lichaamsfuncties is een ver strekkende; verder dan zelfs menig geneesheer vermoedt. De medische psychologie en de physiologie hebben ons geleerd hoe gewichtig de rol is, die deze factor speelt in ons zieleleven en in de functie en de stofwisseling onzer organen. Het is hier de plaats niet en 't zou ons te ver voeren om daar nader op in te gaan, maar wel willen we een oogenblik stilstaan bij het phenomeen: hypnotische slaap en den aanverwanten toestand somnambulisme. Door eenvoudig toespreken, al of niet vergezeld van het verrichten van eenige manipulaties, ook zonder een enkel woord te zeggen, door zacht dichtdrukken der oogen b.v. kan men den patient in slaap brengen, een slaap, die op het oog niets verschilt van den gewonen natuurlijken slaap en waarbij de geneesheer in rapport blijft met zijn patient, dat is met hem van gedachten wisselen, met hem spreken kan | |||||||
[pagina 489]
| |||||||
zonder diens slaap te storen. Deze slaaptoestand doet zich in alle schakeeringen voor. Hij kan den lichtsten vorm vertoonen - is dan van den toestand van wakker-zijn nagenoeg niet te onderscheiden - en aanzwellen tot dien van diepen slaap, waaruit men ontwaakt zonder herinnering van wat er gedurende het slapen met ons en om ons heen mocht zijn voorgevallen. Laat men den aldus slapende aan zichzelf over, dan zal het rapport met den geneesheer ophouden, zal patient na eenigen tijd spontaan wakker worden of wel hij zal door toespreken van den geneesheer uit den toestand van gewoon slapen weer in hypnotischen slaap met rapport teruggebracht kunnen worden. Men kan van dien slaaptoestand gebruik maken - daar de patient dan in een verhoogden graad van suggestibiliteit verkeert - om zijne aandacht te concentreeren op herinneringen of feiten, die voorgevallen en hem ontgaan zijn, en hem deze aldus weer voor den geest te brengen; of wel om hem oefeningen te laten doen met organen, waarvan de functies gestoord zijn, enzoovoort. Van het opdiepen der herinneringen, van wat onbewust geworden is weer tot bewustzijn te brengen, is partij getrokken o.a. door Breuer en Freud, die langs dezen weg hysterischen hebben weten te bevrijden van herinneringen, die hen plaagden, en van de ziekteverschijnselen, die daarvan het gevolg waren. Van de reéducatie in hypnose wordt gebruik gemaakt onder meer bij functioneele verlamming van de onderste ledematen door den slapende loopoefeningen te laten verrichten, den stotteraar te doen spreken, den lijder aan schrijf-, viool-, pianokramp te doen schrijven en spelen, enzoovoort. Van hooge waarde is de suggestie-slaap als algemeen kalmeerend middel en als geneesmiddel bij stoornis in de normale slaapfunctie, bij zoogen. slapeloosheid. Wetterstrand heeft ons geleerd hoe we den hypnotischen slaap verlengen kunnen en dagen en weken onafgebroken doen voortduren. De patient blijft in rapport met den geneesheer en zoo noodig met dengene die hem verpleegt en is aldus in staat om zonder dat de rusttoestand afgebroken behoeft te worden, voedsel op te nemen en aan de eischen van de verdere verpleging van zijn lichaam te voldoen. | |||||||
[pagina 490]
| |||||||
Het somnambulisme, woordelijk: het slaapwandelen, wordt onderscheiden in een natuurlijk, hysterisch en kunstmatig somnambulisme. Het eerste neemt men vooral waar bij kinderen en jongere personen. Gedurende den slaap kunnen zij opstaan, allerlei ingewikkelde handelingen verrichten (lezen, schrijven, schilderen enz.), wandelen, praten; handelingen, waarvan zij geen herinnering hebben als zij wakker zijn geworden. Gewoonlijk hebben zij daarbij de oogen geopend. Na eenigen tijd leggen zij zich te bed en slapen normaal door. Voor den leek heeft dit verschijnsel iets geheimzinnigs. Men weet thans dat het voorkomen kan bij overigens volkomen normale personen. Het tweede komt als ziekte-verschijnsel spontaan voor bij lijders aan hysterische toevallen en speelt een rol in de prestaties van de vulgariter genoemde slapende dames. Het derde is de reeds hierboven behandelde toestand van door suggestie opgewekten slaap met rapport, waarin de patient in hoofdzaak gehoorzaamt aan alle suggesties, die van den geneesheer uitgaan en toegankelijk is voor allerlei hallucinaties. De toepassing der suggestie en hypnose voor medische en experimenteele doeleinden dient in handen te blijven van in deze kunst ervaren geneesheeren, wil men den patient niet aan gevaren blootstellen. Niet genoeg kan gewaarschuwd worden tegen het doen van proefnemingen met hypnotiseeren door onervarenen en niet-geneeskundigen en bij wijze van vermaak. Een en andermaal is dat spel noodlottig geworden voor den proefpersoon en ontpopten zich ernstige verschijnselen van hysterie bij hiertoe voorbeschikte individuen.
Uit werkingen besluit men tot het bestaan van krachten als oorzaken dier werkingen. De wetenschappelijk geschoolde onderzoeker is verplicht geen nieuwe onbekende kracht als oorzaak aan te nemen alvorens het hem gebleken zij, dat geen der bekende krachten als oorzaak der te onderzoeken werking kan beschouwd worden. Indachtig aan deze stelling handelende, willen wij achtereenvolgens de verschillende vormen der ongeijkte geneeskunst aan een onderzoek onderwerpen. | |||||||
[pagina 491]
| |||||||
a. Godsdienstige praktijken. Dat het werkzaam agens bij de godsdienstige praktijken een ingrijpen zou zijn van de Voorzienigheid in het normaal verloop der wereldsche dingen, zal aangenomen kunnen worden door den fervent godsdienstigen persoon en willen we eenvoudig buiten beschouwing laten. Hier valt niet over te redetwisten. Met Grasset willen wij dien vorm van geloof classeeren bij het Bovennatuurlijke, dat buiten de wetenschap tehuis behoort. De natuuronderzoeker zonder meer, de wetenschap, zal er niet aan twijfelen dat het geloof van den patient het zoogen. wonder in hem bewerkt. De suggestie, die uitgaat van het heilige voorwerp, van de heilige omgeving, van het gebed eenerzijds, de exaltatie van den patient en de spannende verwachting, waarin deze verkeert, anderzijds, doen de genezing eventueel tot stand komen. Vaak zijn die twee factoren onberekenbaar. Als illustratie noem ik twee voorbeelden uit zoo vele andere, die ik mocht waarnemen in mijn eigen praktijk. Een priester doet een bedevaart naar Lourdes en komt ongenezen terug. Op raad van een zijner parochianen wendt hij zich tot mij om hulp en geneest. Eene dame wordt te vergeefs eenigen tijd door mij behandeld, geeft de kuur op en komt mij niet lang daarna opgeruimd melden, dat Christian Science haar geholpen heeft. Een grappenmaker of een onnoozele zou hieruit de gevolgtrekking kunnen maken, dat Lourdes niets beteekent, suggestie wat vermag, maar dat Christian Science alles is. Iemand, die ernstig nadenkt, zal er de leering uit trekken, dat omstandigheden het al of niet slagen eener kuur beheerschen en dat niets meer wisselbaar is dan 's menschen gemoed. In de latere jaren wordt veel gewag gemaakt van genezingen door Christian Science verkregen. Dat zij werkelijk plaats hebben, daarvan getuigt o.a. het door mij hierboven aangehaalde geval. Dienen wij nu deze genezingen op rekening te stellen van eene mystieke, psychische kracht, die van den genezer zou uitgaan op den patient? Wordt de genezing verkregen krachtens de gedachte, dat de ziekte een gevolg der zonde is, dat God noch zonde noch ziekte wil en het geloof aan God genoegzaam is om van de ziekte bevrijd te worden? | |||||||
[pagina 492]
| |||||||
Of zou ook eene andere verklaring nog mogelijk zijn? Door elk gezond-denkend mensch, die niet verstrikt is in het starre geloof aan het gezond bidden als universeel geneesmiddel, zullen de twee eerste vragen ontkennend beantwoord worden, terwijl de derde niet moeielijk te beantwoorden is voor wien de macht der suggestie kent. De spannende verwachting voor komende genezing werkt bij den patient, wiens vertrouwen in genezing door het gebed is gewekt, de genezing in de hand. Ook zonder directe suggestie kan de spannende verwachting wijzigingen in de functieën onzer organen te voorschijn roepen. Het ligt voor de hand, dat vooral bij sensitieve personen, die zich aan Christian Science onderwerpen, die ‘expectant attention’ werkzaam is. Als tijdens of na het gebed verbetering of genezing van functioneel lijden verkregen wordt, behoeven we deze dus niet toe te schrijven aan een plotseling ingrijpen van God (op voorspraak van Mevrouw Eddy of hare plaatsvervangster) in den gewonen loop der dingen, maar aan de suggestie, die uitgaat van de voorbidster en van de omgeving, op den patient. b. Mystische middelen. Onder de mystische handelingen rekenen wij het opleggen der handen. De Romeinsche Keizer Hadrianus gaf door aanraking een blinde het gezicht weer. In de XIe eeuw hadden de koningen van Engeland en Frankrijk de wonderbare gave om door aanraking krop- en klier-gezwellen te genezen. In 1662 genas Greatrake, een Iersch soldaat, door eenvoudig aanraken met de hand, kliergezwellen, wonden, stuipen, waterzucht en verdreef pijn. Sommige lijders genazen als door een tooverslag, zegt men, vele pas na herhaalde aanrakingen; sommige kwalen boden hardnekkig weerstand aan zijne geneeskracht. Hij was een voorlooper van den zouaaf Jacob, muzikant bij de fransche garde, die in 1866 veel van zich deed spreken, den dienst verliet en zich te St Ouen vestigde als guérisseur. Zijne specialiteit was ook het opleggen van de hand. Na een tijd van vogue, raakte hij in het vergeetboek en stierf arm. Met opzet onthouden wij ons van te spreken over het opleggen der handen door geestelijken of heiligen, daar op | |||||||
[pagina 493]
| |||||||
hunne handeling voor een deel van toepassing is wat wij hierboven schreven over godsdienstige handelingen. Dat moeders, door haar hand te leggen op de gekneusde ledematen of op het pijnlijke hoofd van hare kinderen, de pijn wegnemen en slaap bezorgen, zal men (zoo dagelijks komt het voor en zoo voor de hand liggend schijnt het ons) niet vreemd vinden en toch is deze genezing van den zelfden aard als die van de keizers en koningen en van de schijnbaar wondergenezingen verrichtende soldaten. Wij behoeven niet eene onbekende kracht hier als oorzaak aan te nemen, waar die der suggestie hier onmogelijk uit te sluiten is. In discussie te treden over den aard der genezen kwalen in dezen is natuurlijk onvruchtbaar. Wij komen hieronder daar nader op terug. Belezen. Wie heeft niet gehoord van genezingen verkregen door het zoogen. belezen? Ziekten door het bezweren verbannen; door het uitspreken van tooverformules genezen; geesten verbannen heet deze geneeswijze. Langs dien weg weet ik uit mijn tijd als dorpsgeneesheer enkele gevallen van het wonderdadig afvallen, verwelken van wratten; van het genezen van derdendaagsche koorts. In de nabijheid van mijn standplaats Heinkenszand woonde een oud vrouwtje, dat den naam had menschen van slepende tusschenpoozende koorts te genezen. De patient behoefde slechts naam en leeftijd op een stukje papier te schrijven en dit na zonsondergang bij wassende maan onder de deur van de oude te schuiven, om binnen een week verlost te worden van de koorts. Talrijk zijn de middelen, die het bijgeloof aan de hand doet om wratten te doen verdwijnen en die niet zelden succes hebben. Ook hier speelt de maan meestal een rol en draagt iets bij tot het geheimzinnig, doch den geest treffend gedoe. In Beneden-Bretagne moet de met wratten geplaagde bij volle maan de navolgende geheimzinnige woorden uitspreken: Salud, loar gan
Kass ar re-man
Gan-ez ai han.
(Ik groet u volle maan, neem mijne wratten met je mede, verre van hier). | |||||||
[pagina 494]
| |||||||
Ik zou bladzijden kunnen vullen met soortgelijke voorbeelden. Sedert ik mij uitsluitend aan de psycho-therapie gewijd heb, mocht ik herhaaldelijk constateeren, dat wratten door suggestie verdwijnen. Dr. Bonjour te Lausanne, specialist voor zennwziekten, gaf, bij gelegenheid van een congres voor Psychotherapie te München in 1912, verslag van een groot aantal van dergelijke genezingen, die hij bij patienten met wratten verkregen had. En wat tusschenpoozende koorts aangaat, acht ik het van belang hier eene eigen observatie te plaatsen, die aan het geheimzinnige van genezen dezer ziekte door belezing een gevoeligen stoot geeft. In 1887 behandelde ik te Goes een 21 jarigen man, wegens derdendaagsche tusschenpoozende koorts, met chinine en arsenicumpreparaten, gedurende zes weken; maar de aanvallen bleven hardnekkig voortbestaan. Ik was juist aangevangen met de toepassing van hypnose en suggestie in mijne praktijk. De patient had tevens aanvallen van epilepsie, was een hystericus en daarbij bizonder vatbaar voor suggestie en gemakkelijk te hypnotiseeren. Zoo kwam ik op de gedachte om te trachten de koortsaanvallen door suggestie te genezen. De verschijnselen der tusschenpoozende koorts waren niet twijfelachtig. Herhaaldelijk had ik bij patient een aanval waargenomen; na een tijdperk van koude, dat ongeveer 3 kwartier duurde, volgde een stadium van warmte, dat 6 à 7 uren aanhield, waarna het acces met profuus zweeten eindigde. Zeer duidelijk had ik miltzwelling geconstateerd voor den aanvang mijner medicamenteuse behandeling. De aanvallen herhaalden zich regelmatig elken derden dag 's namiddags 5 ure. Ik suggereerde den in hypnose verkeerenden patient tijdens het koortsvrije stadium, dat de volgende aanval zou uitblijven. Deze, den volgenden dag nog eens herhaalde, suggestie had tot eenig gevolg, het postponeeren van den aanval op den kritischen dag van omtrent een half uur. Tijdens het volgend koortsvrij stadium gaf ik nog op twee opeenvolgende dagen dezelfde suggestie en andermaal kwam het acces weer een kwartier later; dat is, de koorts begon nu kwartier vóór zes, maar bovendien had nu zich het tijdperk van zweeten gewijzigd; het was korter en het zweeten minder profuus. De suggestie bleek dus invloed te hebben, al was het verkregen | |||||||
[pagina 495]
| |||||||
resultaat nog ver van schitterend. Ik veranderde toen van taktiek en verzocht den patient den eerstvolgenden kritischen dag bij mij te komen precies kwart voor vijf 's namiddags. Op genoemd uur bracht ik hem in hypnose en suggereerde dat hij geen koude rillingen meer zou krijgen en de koorts geheel wegblijven. Ik hield hem in hypnotischen toestand tot de klok 6 uur sloeg en herhaalde gedurende dien tijd nu en dan dezelfde suggesties. Nu bleef het acces uit. Hetzelfde herhaalde ik den volgenden kritischen dag met een even gunstig gevolg. Ik had het hierbij kunnen laten. Maar uit overmaat van voorzichtigheid verzocht ik patient om den volgenden zoogen. koortsdag nog eens te komen. Patient was precies op tijd. Toen ik hem in slaap gebracht en mijne suggestie gegeven had, ging ik aan mijn schrijftafel zitten werken. Een oogenblik daarop komt een andere patient binnen, die verbonden moest worden, en verloor ik even, terwijl ik daarmee bezig was, den slapenden uit het oog. Dit voorval stoorde hem klaarblijkelijk in zijn rust. Toen ik dat merkte, verliet ik den te verbinden patient en nam onmiddellijk nevens den slapende plaats. Ik constateerde den terugkeer van de voorboden van een koortsaanval: herhaald geeuwen, rillingen, onrust in de ledematen, blauw-worden der nagels. Met klem suggereerde ik nu het verdwijnen der intredende verschijnselen. Een half uur lang ging ik voort met deze imperatieve suggesties en mocht de zelfvoldoening smaken, dat alle ziekteverschijnselen ophielden. Ik hield patient nog twee uren lang in hypnose en liet hem toen gaan. Bij zijn ontwaken had hij geen herinnering van dezen strijd tusschen de suggestie en het symptomen-complex. Ik heb van tijd tot tijd daarna den patient nog gezien en mij overtuigd, dat de koorts is weggebleven. Moeten we nu hieruit afleiden, dat suggestie-therapie op wonderbare wijze eene miasmatische ziekte geneest? Verre van dien. Men mag aannemen, dat in dit geval de vooraf toegediende chinine zijne specifieke werking op de plasmodiae malariae niet heeft gemist en de miltzwelling heeft weten te doen verdwijnen; de ziekteoorzaak dus heeft vernietigd. De eenige rol, hoe belangrijk dan ook, door de suggestie hier vervuld, heeft bestaan in het paal-en-perk-stellen aan het ziekelijk, telkens periodisch terugkeerend automatisme van het syndroom: koude, warmte, zweeten, dat den hystericus bleef | |||||||
[pagina 496]
| |||||||
plagen, en om zoo te zeggen diens ziekte deed vereeuwigen. De directe suggestie bracht hier de genezing. Deze uitkomst doet ons een beter inzicht krijgen in het succes, dat malaria-lijders, die te voren overvloedig met chinine behandeld waren, maar koorts behielden, dikwijls ondervinden bij eene verplaatsing naar eene andere streek, zelfs wanneer zij de eene geinfecteerde streek voor eene andere verwisselen. Die verplaatsing werkte dus als eene verkapte suggestie. Dat ook bij het belezen het goed geloof en de spannende verwachting de genezing bezorgen, kortom dat de suggestie hier de eenige genezende factor is, zal wel ieder ons willen toestemmen; maar tegenstand verwacht ik als ik diezelfde uitspraak zou wagen te doen, waar het betreft: Het magnetiseeren. Vraagt men mij naar mijne persoonlijke ervaring als psychotherapeut, dan wil ik gulweg bekennen, dat ik tot heden noch in, noch buiten mijne praktijk een enkel geval ontmoet heb, dat, met zoogen. magnetische passes behandeld, verschijnselen aanbood, die niet volkomen als door suggestie en autosuggestie ontstaan, konden geduid worden. Ik ben mij niet bewust eenige magnetische kracht uit te stralen. Zoogen. gemagnetiseerd water, door mij aan eene lijderes met hoofdpijn gereikt, nam haar de pijn niet af als zij meende, dat het zoo direct uit de kraan kwam, terwijl gewoon water, dat niet door mij bewerkt was, maar wat ik haar verzekerde, door mij vooraf gemagnetiseerd te zijn, de kracht bleek te hebben, haar hoofdpijn te doen ophouden. Tal van patienten heb ik in toestand van somnambulisme gebracht en ik heb weten partij te trekken van dien toestand om hen te genezen; maar nog nimmer heb ik bij dezen ook maar in een enkel geval een spoor kunnen ontdekken van hoogere gaven, als clairvoyance enz. Herhaaldelijk wist ik mijne patienten in een toestand van diepen rustigen geprovoceerden slaap te brengen en dezen toestand dagen en weken te doen voortduren naar mijn welgevallen, en tevens dienstig te maken aan het genezen van slepende nerveuse toestanden. Zij genoten de zoo genoemde rust, waarvan de mare gaat dat alleen de zoogen. magnetische slaap die bezorgen kan. Ik wist gevoelloosheid voor pijn te bewerken door eenvoudige affirmatie, zonder eenige bizondere manipulatie te | |||||||
[pagina 497]
| |||||||
verrichten. Soms was eenvoudige verzekering van mij, dat patient geen pijn zou voelen, voldoende om dezen den volgenden dag b.v. te vrijwaren voor pijn bij de extractie van een kies door den tandarts. Herhaaldelijk zijn in of buiten mijne tegenwoordigheid, louter door het vertrouwen, dat patienten in mijne verzekering hadden, tal van tanden pijnloos bij hen weggenomen, zonder dat zij vooraf eenige kunstmatige plaatselijke of algemeene verdooving hebben behoeven te ondergaan. De oude magnetiseurs gingen prat op hun magnetisch fluide, krachtens welk zij in den voorchloroformtijd patienten in magnetischen slaap brachten, gevoelloos maakten en geschikt om zonder pijn zware operaties te doorstaan. Dat deze feiten niets bewijzen voor het bestaan van het genoemde fluïde, moge men hieruit afleiden, dat vele chirurgische kunstbewerkingen en verlossingen pijnloos verricht, resp. verloopen zijn in den toestand van hypnose. Ik verwijs den belangstellenden lezer naar mijn werk Liébeault en zijn School (Blz. 97-119)Ga naar voetnoot1), waarin ik meerdere dezer gevallen beschreef. Ten overvloede maak ik gewag van eene pijnloos doorstane intra-vaginale exstirpatie van de baarmoeder met aanhangsels, verricht door Prof. H. Treub bij eene door mij gehypnotiseerde patiente, terwijl deze in geprolongeerden slaap verkeerde. Deze anders zoo pijnlijke operatie duurde drie kwartier. Niet alleen werd de slaap, waarin zij reeds vier weken verkeerde, niet gestoord door de operatie, maar patiente ontwaakte pas drie etmalen daarna en kon 14 dagen later de ziekeninrichting hersteld verlaten. In mijne meening sta ik niet alleen. Psychotherapeuten met jarenlange ervaring, als Bernheim, Liégeois, Beaunis, Forel, Wetterstrand, Moll, Lloyd Tuckey, Milne Bramwell, Van Eeden, de Jongh, deelen haar. Op het voorbeeld van Liébeault, hebben zij in duizenden gevallen diezelfde uitkomsten verkregen. Allen verklaren eenstemmig, dat de suggestie alleen toereikend is om de resultaten te verklaren, die men tevoren op rekening stelde van het zoogenaamd dierlijk magnetisme. Een korten tijd heeft Liébeault - het is waar - in den waan verkeerd, dat eene zoogenaamd magnetische kracht éma- | |||||||
[pagina 498]
| |||||||
neeren zou van het menschelijk lichaam en genezend werken kon; hij, nog wel, die na Braid de persoon was, die de macht der suggestie heeft doen kennen en deze aangeduid als de eenige bewerkster der phenomenen van het dierlijk magnétisme! In deze laatste meening was hij aan het wankelen gebracht door eene bewering van den Luikschen magnétiseur Longpretz; volgens dezen zouden ziektetoestanden bij jonge kinderen door het opleggen van de hand op het bloote lichaam ter hoogte van het lijdende orgaan of door het toedienen inwendig van, of het bedeelen van het zieke lichaamsdeel met gemagnetiseerd water, kunnen genezen. Bij het opvolgen van de aanwijzingen, door den heer Longpretz gegeven, kreeg Liébeault werkelijk goede resultaten en was toen geneigd aan het bestaan eener dierlijke magnetische kracht nevens die der suggestie te gelooven. In eene kleine brochure, ‘Etudes sur le Zoömagnétisme’ (1883), publiceerde hij eene reeks van desbetreffende genezen gevallen. Toen eenigen tijd later Bernheim Liébeault's leerling werd, heeft hij met dezen contrôle-proeven verricht, die duidelijk aangetoond hebben, hoe ook hier de suggestie ten slotte alleen voldoende was om de goede resultaten te verklaren.Ga naar voetnoot1) Het aannemen van het bestaan van een dierlijk magnétisme in den zin, dat de verschijnselen van deze onderstelde kracht andere zouden zijn dan die van het hypnotisme, achten wij verouderd. Met GrassetGa naar voetnoot2) noemen wij het hypnotisme het wetenschappelijk geworden gedésoculteerde magnetisme. Dr. Albert MollGa naar voetnoot3) heeft met Prof. Dr. Max Dessoir jarenlang experimenten genomen om het al of niet bestaan van het dierlijk magnétisme te bestudeeren en den uitslag daarvan neergelegd in eene goed gedocumenteerde brochure. De kwestie is door die heeren ernstig onderzocht en zij zijn tot de slotsom gekomen, dat er zich geen verschijnselen hebben vertoond, die niet door suggestie verklaard konden worden. De magnetiseurs, zegt Moll, voeren als objectief bewijs voor hunne beweerde magnetische kracht aan, dat ze organische ziekten genezen kunnen. Hij laat daarop volgen, dat ze | |||||||
[pagina 499]
| |||||||
steeds in gebreke zijn gebleven die bewering te staven. ‘Zet hen eens voor de taak,’ zegt Moll, ‘b.v. eene slepende beenzweer door magnetiseeren in korteren tijd tot sluiting te brengen dan dien zij behoeft om spontaan te genezen! Laat ze aldus eens een inoperabel kankerlijden, eene beenbreuk behandelen en toonen, dat zij dit door magnetiseeren tot genezing kunnen brengen!’ Hier willen wij even opmerken, dat de suggestie successen te registreeren heeft, die het bewijs leveren, dat zij in bizondere gevallen organische laesies heeft genezen, en experimenti causa trophische stoornissen heeft doen ontstaan. Historisch is de genezing door suggestie van een leukoma van het hoornvlies, waarvan Braid gewag maakt. Dan wijzen wij op de genezing door suggestie van wratten en van hoornvlies-ontsteking, waargenomen en gepubliceerd door Dr. Bonjour, te Lausanne. Wij weten, dat men eveneens door suggestie in staat is locale hyperaemie van de huid en brandblaren voort te brengen, getuige de observatie van Focachon en Liébeault in collaboratie met Bernheim; getuige ook de proefnemingen van Prof. Delboeuf te Luik in collaboratie met Prof. von Winiwarter. Al zouden dus in vrij wat minder ernstige vormen van organisch lijden dan kanker of beenbreuk de magnetiseurs op succes kunnen bogen, dan nog zouden ze hiermede het bewijs niet geleverd hebben, dat hunne onderstelde magnetische kracht en niet de suggestie daarbij de genezende factor was. Intusschen wordt hoofdzakelijk van de suggestie partij getrokken om stoornissen in de functiën op te heffen. Wij weten dat bij alle organisch lijden de functiestoornissen verder grijpen dan wel overeen te brengen is met de uitgestrektheid van den ziekte-haard. Zeer waarschijnlijk is de reden hiervan, dat onder den invloed der anatomische laesie, andere deelen van het zenuwstelsel een choc ondergaan, die leidt tot stoornis in zijne functiën. Die stoornissen nu kunnen zich na korten tijd herstellen. Bovendien kunnen intusschen andere organen of gedeelten daarvan de functies overnemen van verwoeste organen of deelen van organen. Nu vermag de suggestie stoornissen van dezen aard spoedig uit den weg te ruimen. Bij ervaring weten wij ook, hoe het mogelijk is bij zeer ernstig lijden, als b.v. maagkanker, door suggestie tal van verschijnselen een tijd lang te verzachten of weg te nemen. | |||||||
[pagina 500]
| |||||||
Wij verwijzen naar desbetreffende waarnemingen door ons o.a. gepubliceerd in ‘Liébeault en zijn School’. Maar dat staat niet gelijk met de bewering, dat suggestie kanker zou kunnen genezen. Evenzoo min kan dat het zoogenaamd magnetisme. De beweringen der magnetiseurs zijn geen bewijzen. Zullen zij het bewijs leveren van dergelijke genezingen, dan dient vooraf door geneesheeren de diagnose gesteld en dan de behandeling en de uitkomsten behoorlijk door dezen gecontrôleerd te worden. Het is toch niet genoeg, dat zij a posteriori ophef maken van eene quasi-genezing van een of ander ernstig lijden. Reclame-zucht en mangel aan medische kennis brengen hen er toe de ernstigste diagnosen te stellen. Hoe zwaarder toch het te genezen ziektegeval, hoe grooter roem er uitgaat van den genezer. Ook wat de patient zelf zegt, is niet vertrouwbaar. Vele patienten verheugen er zich in, vinden het voornaam, eene heel ernstige ziekte doorgemaakt te hebben, van een vreeselijk lijden hersteld te zijn door den magnetiseur, waar de dokter hen opgegeven had, en aldus van den dood te zijn opgehaald. De diagnose, die de patient opgeeft, noch die welke de magnetiseur stelt, hebben beteekenis; alleen afdoende is die, welke gesteld wordt door den wetenschappelijk competenten arts. De patient, die zich onderwerpt aan de behandeling van den magnetiseurniet geneeskundige, stelt zich bloot aan gevaren, die het noodzakelijk gevolg zijn van de onkunde van laatstgenoemde. De magnetiseur kan te goeder trouw meenen, dat van hem eene genezende kracht uitgaat en bij goed suggestiebele, in hem vertrouwende personen, succes behalen bij tal van functiestoornissen, maar in vele gevallen van gecompliceerden aard zal hij door gebrek aan diagnostische kennis ernstig kunnen schaden. De suggestie, die hij onwetend hanteert, is een tweesnijdend zwaard. Waar zij aan den eenen kant nuttig zijn kan en als geneesmiddel dienen, kan zij ook schade aanrichten. Daarom dient de persoon, die zich inlaat met de behandeling van zieken in het algemeen, van zenuwlijders in 't bizonder, te letten op zijn woorden en zijne uitingen, hij moge dan al of niet bevoegd zijn tot het uitoefenen der medische praktijk. Uitingen als: ‘het is goed, dat u bij mij gekomen bent! U had geen dag langer moeten wachten of er was niets meer aan te doen geweest! U bent | |||||||
[pagina 501]
| |||||||
heelemaal verknoeid, het zal nog te bezien staan, of ik u er nog bovenop zal kunnen halen!’ ‘U bent zwaar ziek! nog nooit heb ik zulk een ernstig geval gezien!’ ‘U hebt aanleg tot beroerte!’ ‘U zoudt gek kunnen worden’, die niet zelden door onoordeelkundigen tot patienten gericht worden, zijn grove vergrijpen, ernstige kunstfouten, die zware subjectieve ziekte-verschijnselen kunnen veroorzaken. Algemeen beweren de magnetiseurs, dat suggestie niets te maken heeft met hunne magnetische kracht. Er is een tijd geweest, dat toepassing van hypnose in kwaden reuk stond en als gevaarlijk uitgekreten werd. Uit utiliteitsgronden, uit vrees dat patienten weg zouden blijven als deze meenen konden dat er suggestie in 't spel kwam bij 't magnetiseeren en deze geneeswijze gevaar in zich sloot, hebben de magnetopathen met nadruk verzekerd en geadverteerd, dat zij niet hypnotiseerden. Nog een ander belang doet hen de toepassing van hypnose en suggestie verloochenen. Als zij namelijk zouden erkennen, dat hunne voorgewende magnetische kracht op suggestie-werking berustte, dan zou het geloof aan hunne persoonlijke geneeskracht spoedig tanen. In plaats van den patient in allen eenvoud, in navolging van Liébeault, zonder eenigen omhaal in den toestand van ontspanning, van hypnose, te brengen maken ze min of meer samengestelde bewegingen met armen en handen en onttrekken, naar hunne bewering, aldus de ziektestoffen aan het lichaam van den patient, waarvan zij, door een zeker afschudden van de handen, zich dan quasi ontlasten. De magnetische (lees: hypnotische) toestand wordt slechts door suggestie (resp. auto-suggestie) verkregen; de overtuiging, dat de hypnose gaat intreden, moet verwekt worden. De patient, die voor het eerst bij den hypnotiseur komt, ondergaat reeds de préalabele suggestie van het milieu, waar hij zich bevindt, van het doel, dat hij beoogt. Toen ik in Goes mijne eerste proefnemingen op dit gebied deed en coram publico patienten behandelde, zag ik eene vrouw, die twee uur lang op haar beurt gewacht had en tal van andere lieden vóór haar had zien behandelen, in diepe hypnose vervallen zoodra zij zich in den operatiestoel had nedergezet, vóórdat ik ook maar de minste poging had kunnen doen om haar te hypnotiseeren. Meestal leidt men door toespreken (verbale suggestie) de | |||||||
[pagina 502]
| |||||||
hypnose in; men kan hetzelfde doel bereiken door het zachtjes toedrukken der oogleden van patient, al of niet daarbij verzekerend, dat hij slapen gaat; voorts door hem een glanzend voorwerp of de oogen van den hypnotiseur te doen fixeeren enz. De magnetiseur bedient zich met voorliefde van de zoogenaamde passes. Deze worden met allerlei variaties verricht. Zoo b.v. op deze wijze: de te magnetiseeren persoon zit op een stoel of ligt op een rustbed. De magnetiseur staat voor of naast den proefpersoon en maakt met zijne handen, binnenwaarts naar den patient gericht, parallel aan en op 3 à 4 cM. afstand van diens lichaam bewegingen van het hoofd naar den máagkuil en lager, zonder diens lichaam aan te raken. Zoodra de handen omlaag zijn, brengt hij ze - een grooten boog beschrijvend - met uitgestrekte armen weer boven patients hoofd en herhaalt de neerdalende beweging, enz. Als de handen bij den maagkuil zijn gekomen, maakt hij eene afschuddende beweging, quasi om zich van de ziektestoffen te ontlasten. Dit herinnert mij aan een verhaal, mij door een mijner patienten gedaan. Hij was een tijd onder behandeling geweest bij een zeer gezocht heilmagnetiseur in eene groote stad in Duitschland. Toen hij voor de eerste maal diens operatiekamer binnentrad, waar zoo juist zijn voorganger was geholpen, werd hij verzocht een oogenblik te wachten en gaf de magnetiseur zijn knecht last (en hierbij wees hij naar de ledige ruimte tusschen hem en den bezoeker) om dien hoop ziektestoffen even weg te ruimen. De knecht maakte gedwee met de handen zekere schijnbewegingen, waarmede hij de denkbeeldige schadelijke massa's uit het vertrek verwijderde. Eerst na die ceremonie kwam mijn latere patient aan de beurt om geholpen te worden.
Somnambules. Wij willen nu afscheid nemen van het dierlijk magnetisme en de magnetiseurs om het hieraan naverwante somnambulisme te bespreken. De slapende dame, de somnambule met of zonder magnetiseur, de waarzegster, de toekomstvoorspelster, speelt in de wilde geneeskunst eene voorname rol. Geen week gaat er voorbij of de een of andere patient deelt ons in confesso mede - ‘ik zal het u maar eerlijk zeggen, | |||||||
[pagina 503]
| |||||||
dokter, - ik ben o.a. ook bij de somnambule geweest’. Er zijn rangen en standen in dit gilde. Er zijn somnambules, die zich verheugen in eene zeer voorname clientèle, sommige, die zeer trouwe, aanhankelijke patienten hebben, die geen stap doen, geen besluit nemen, alvorens haar geconsulteerd te hebben. Er zijn andere, die hare clientèle recruteeren onder de mindere goden van de maatschappij. Zoo de laatste een ruim gebruik maken van materieele hulpmiddelen om op de verbeelding van hunne klanten te werken, zooals het waarzeggen uit koffiedik, uit eiwit, uit het kaartleggen, wordt vooral het laatste middel niet geheel versmaad ook door de voornamere zusters van het beroep. Wie en wat zijn somnambules? Reeds bij de uiteenzetting, hierboven gegeven, van wat men onder hypnose en suggestie heeft te verstaan, heb ik gewezen op het feit, dat er drieërlei vorm somnambulisme bestaat: 1o Het spontane somnambulisme, dat men bij kinderen en jeugdige personen waarneemt en een voorlooper zijn kan van 2o, het hysterische, en als predisponeerend moment beschouwd mag worden voor 3o, den door suggestie geprovoceerden vorm. Afgezien van de gevallen, waarin de slapende dame uitsluitend comedie speelt, en de gansche vertooning eene fopperij is, recruteeren deze personen zich uit lijderessen aan hysterie of uit personen, die zeer vatbaar zijn voor hypnose en, door veelvuldige herhaling, voor auto-hypnose. Vrijwel de meeste vermogen zichzelf in hypnotischen toestand te brengen, maar de belangen van het vak eischen, als de omstandigheden het toelaten, de medewerking van een magnetiseur. Die medewerking imponeert het publiek. Niet zelden wordt die rol vervuld door den echtgenoot of door een familielid en in enkele gevallen - als de zaak goed rendeert - veroorlooft de somnambule zich de weelde er een gedéclasseerden, heuschelijken dokter als magnetiseur op na te houden, wien dan tevens de rol wordt toebedeeld, de recepten, door de zienster gedicteerd, te parapheeren. Als er intieme zaken besproken worden tusschen de slapende dame en haar cliënte, begeeft de magnetiseur zich in de wachtkamer, bestudeert de wachtenden en tracht hen uit te vorschen om hiermede de belangen van zijne werkgeefster straks te kunnen dienen. | |||||||
[pagina 504]
| |||||||
Zeer leerzaam, om zich een idée te maken van de zwendelarij van dien vorm van kwakzalverij, is het XIIe hoofdstuk ‘L'exploitation du magnétisme’ van het werk van Dr. Gilles de la Tourette, destijds Interne bij Prof Charcot aan het hospitaal ‘La Salpétrière te Parijs’, handelende over ‘L'hypnotisme au point de vue medico-legal’. 1887. Wat geldt voor Parijs en Frankrijk, geldt evenzeer voor andere landen, ook voor het onze. Ik verwijs ten overvloede hiervoor naar eene reeks zeer leerzame opstellen als feuilleton in het ‘Handelsblad’ van Februari 1910 verschenen over ‘Waarzeggerij en Somnambules’ van de hand van Jan Feith. De somnambule is in verreweg de meeste gevallen eene vrouw; zelden fungeert de heer der schepping als zoodanig. Niet dat deze niet even vatbaar is om in somnambulisme te geraken, hij geeft de voorkeur aan de rol van den magnetiseur, van wien de quasi-kracht uitgaat. Als men nu weet, dat de somnambule verkeert in een eigenaardigen bewustzijnstoestand, die haar, onder het masker van den slaap, in staat stelt zeer subtiel waar te nemen, wat om haar heen geschiedt; wier gehoor en gevoel verfijnd is en die niettegenstaande hare gesloten oogen, waarvan de oogleden in trillende beweging verkeeren, toch ook vaak meer ziet dan de argelooze waarnemer denkt en daarbij niet alleen in rapport staat met den magnetiseur, maar wel degelijk ook met de andere aanwezige personen; terwijl al haar aandacht geconcentreerd is op den cliënt en diens verlangen en daarbij - als zij geroutineerd is en hare klantjes kent - beschikt over eene goede dosis gezonde menschenkennis, kan het ons niet verwonderen dat hare orakeltaal vaak inslaat. Zij heeft de takt om haar cliënt fijntjes uit te hooren, weet uit halve gezegden de andere helft te raden en trekt partij van de compérage van den magnetiseur. Zij weet met algemeenheden te paaien, eene zaak aan het lijntje te houden, om bij latere consulten, als ze hare informaties heeft kunnen inwinnen of volmaken, den cliënt te verbluffen met hare wijsheid. Ze helpt verloren voorwerpen terugvinden, waagt zich aan finantieele adviezen, geeft raad in liefdeszaken, in ziektetoestanden. Hier komt ze met de platste algemeenheden voor den dag, die den niet-ingewijde in den bouw van het lichaam en in de verrichtingen der | |||||||
[pagina 505]
| |||||||
organen imponeeren kunnen en ze besluit haar consult met een of ander banaal voorschrift, dat, als het een geneesmiddel inhoudt, veelal gekozen wordt uit eenige plantaardige stoffen, die over het algemeen vrijwel onschadelijk zijn. Als de patient geneest, verkondigt hij haar lof overal en komen de vrienden op hunne beurt de sybille raadplegen. Heeft hij geen baat gevonden, dan houdt hij zijn mond en gaat zijn dokter opzoeken. Bespeurt hij, werkelijk bedrogen te zijn, dan heeft hij nog meer reden om zijn mond te houden, uit vrees anders door zijne omgeving bespot te worden. Stelt men ons de vraag: ‘acht gij het onmogelijk, dat in eenig geval eene somnambule, of in 't algemeen een in een anderen dan den gewonen bewustzijnstoestand verkeerende persoon, ziektetoestanden duidt, geschikte voorschriften geeft, verloren voorwerpen aanwijst, zaken uit het verleden, den cliënt betreffende en die haar of hem langs den gewonen weg niet bekend kunnen zijn, vertellen kan?’ dan is ons antwoord hierop, dat wij die mogelijkheid niet uitsluiten maar rekenen tot de groote uitzonderingen. Deze vraag en ons antwoord brengen er ons toe, onze aandacht nu te wijden aan de beoordeeling van de genezendemediums en in het algemeen van de verschijnselen van het spiritisme. Mijne leidslieden bij de vorming van dat oordeel zijn de professoren Th. FlournoyGa naar voetnoot1) en J. GrassetGa naar voetnoot2); de eerste, hoogleeraar in de faculteit der wetenschappen aan de Universiteit te Genève; de tweede, hoogleeraar in de geneeskundige kliniek aan de Universiteit te Montpellier. De hoofdgedachten, die Flournoy bij het schrijven van zijn boek ‘Esprits et Mediums’ geleid hebben, komen hierop neder: Ten onrechte hebben ernstige onderzoekcrs, als daar zijn: natuurkundigen, physiologen, psychologen, zoo langen tijd verzuimd de zoogen. metapsychische of supranormale verschijnselen aan een ernstig onderzoek te onderwerpen, onder het voorwendsel, dat hier slechts zinsbedrog of kwakzalverij in 't spel kon zijn; en het bestudeeren daarvan overgelaten aan spiritisten, theosophen, magiërs en occultisten van allerlei slag. Gelukkig zijn tegenwoordig de oogen van de ‘officieele | |||||||
[pagina 506]
| |||||||
geleerden’ open gegaan en zien zij de noodzakelijkheid in om zich ernstig bezig te gaan houden met de studie dezer phenomenen, die een belangwekkend domein vormen, dat een degelijk onderzoek ten volle waard is en eenmaal wellicht een onverwacht licht zal kunnen werpen op het intieme samenspel van ons wezen en op het spel onzer vermogens. Den dag, waarop de subliminale en supra-normale psychologie van F.W.H. Mijers en zijne leerlingen eenerzijds, en de onderbewuste en abnormale psychologie van Freud en zijn school anderzijds - in stede van zich al te veel van elkaar vervreemd te houden - er in geslaagd zullen zijn tot elkaâr te komen, zich onderling te verbeteren en aan te vullen, dien dag, zal er een groote stap voorwaarts gedaan zijn op den weg der kennis van het wezen van den mensch. Naar het inzien van Flournoy, is het spiritisme, voor zooverre zijne ervaring en studie hem een oordeel toelaten, eene volslagen dwaling. De feiten, die hij van nabij heeft leeren kennen, hebben hem den indruk gegeven, dat - in weerwil van zekere oppervlakkige schijn-vertooningen, waaraan onnoozelen zich licht vergapen - het een lomp zelfbedrog mag heeten om aan de geesten der afgestorvenen, aan de gedésincarneerden, zooals men ze noemt, de vreemde verschijnselen toe te schrijven, die de mediums vertoonen. De meeste dezer verschijnselen kunnen zonder meer gemakkelijk worden verklaard door processen, die aan het medium of zijne omgeving inhaerent zijn. De toestand van lijdelijkheid of achteloosheid, het afstand doen van de normale persoonlijkheid, het loslaten van de bewuste contrôle over de spierbewegingen en de gedachtenassociaties - deze gansche bizondere psycho-physiologische schikking, die de persoon aanneemt, als hij in afwachting verkeert en het verlangen voelt om zich met afgestorvenen in verbinding te stellen - werkt bij hem de geestelijke dissociatie in de hand en voert hem als 't ware terug tot de kindsheid, doet hem terugvallen tot eene lagere phase van psychische evolutie, waarin zijn kinderlijk voorstellingsvermogen heel natuurlijk het spelletje speelt van den gedesincarneerde, met wien zijne gedachte zich voortdurend bezighoudt. Voor de te vervullen rollen maakt het daarbij gebruik van de hulpbronnen, die het onderbewustzijn (ge- | |||||||
[pagina 507]
| |||||||
voels-complexen, latente herinneringen, gewoonlijk verdrongen instinctieve neigingen) oplevert. Men zou dit de ludische of tooneelmatige theorie van het mediumschap kunnen noemen, in tegenstelling met de diabolische theorie, die de katholieke théologen huldigen en de spiritische théorie van de tusschenkomst der afgestorvenen. Wat de supra-normale voorvallen betreft, die zich zoo vaak onder de mediummieke verschijnselen voordoen en door het spiritisme op rekening gesteld worden van de colaboratie van buitenaardsche intelligenties, voor zooverre zij werkelijk supranormaal zijn en niet kunnen toegeschreven worden aan foutieve waarnemingen enz., leveren deze wel is waar het bewijs, dat er een domein bestaat van nog geheimzinnige krachten of wetten maar, tot nu toe tenminste nog niet, dat hier gedesincarneerden in 't spel zijn. Deze inmenging a priori eene onmogelijkheid te achten, zou natuurlijk voorbarig zijn; de toekomst zal hierin moeten beslissen. Maar aangezien in vele gevallen klaarblijkelijk de supra-normale feiten als daar zijn: telepathie, clairvoyance, télékinésie enz. niet het werk zijn van gedesincarneerde geesten, maar blijkbaar uitingen van spontane en natuurlijke vermogens van levende personen, als zij in bepaalde toestanden hunner persoonlijkheid verkeeren, zoo is de veronderstelling logisch, dat dit ook in andere, nog meer geheimzinnige omstandigheden eveneens het geval zal zijn, voorloopig althans, zoolang het tegendeel niet bewezen is. Dit geldt inzonderheid voor de zoogenaamde physische verschijnselen van het mediumschap: télékinésie, materialisaties enz. Flournoy gelooft, met de Italiaansche en andere waarnemers, aan de werkelijkheid der verschijnselen, die bij de séances met het medium Eusapia Palladino zijn waargenomen, en gelooft niet dat hare jongste tegenslagen in Amerika ernstig nadeel aan het vraagstuk hebben gedaan. Hoe het ook wezen moge, hij heeft tal van aanduidingen gevonden, die tot bewijs strekken, dat zelfs de materialisaties (gesteld dat deze werkelijk voorkomen) ons niet behoeven te dwingen tot erkenning van een ingrijpen van het buitenaardsche. De analyse toch van haar psychologischen inhoud voert deze terug tot scheppingen van het medium, tot uitwerkingen of voortbrengselen van zijne onderbewuste verbeelding. | |||||||
[pagina 508]
| |||||||
Men verwarre niet - gelijk de Angel-Saksers zoo vaak doen - het spiritisme met het spiritualisme. Het eerste is, naar de bewering zijner aanhangers, de wetenschappelijke uitleg van bepaalde feiten, door middel der hypothese eener tusschenkomst van de geesten der afgestorvenen. Het tweede is eene philosophische, godsdienstige stelling, die zich grondt op beschouwingen van waarden en tot strekking heeft te doen gelooven aan de volkomen werkelijkheid van bewuste persoonlijkheden en aan hare nadere evolutie in eenige andere orde van zijn, als aan een noodwendig postulaat van alle moreele levensbeschouwing. Spiritisme en spiritualisme gaan dus uit van in haar wezen onderscheiden psychologische verrichtingen; zij zijn vereenigbaar, maar niet solidair, niet de eene aan de andere verbonden. Men kan spiritist zijn zonder spiritualist te wezen; ook het omgekeerde is het geval. Flournoy zelf, is overtuigd spiritualist, maar hij wantrouwt de spiritische hypothese en zal deze niet aannemen, tenzij zij onomstootbare bewijzen geleverd zal hebben van hare waarde. Hij heeft in Maart 1909 eene lezing gehouden voor het Institut général psychologique, te Parijs, over het onderwerp ‘Geesten en mediums’, waarvan ik, wegens hare belangrijkheid, den inhoud hieronder zeer verkort teruggeef. Als wij voor de eerste maal deelnemen aan eene séance van spiritisten, dan rijst bij ons onwillekeurig het vermoeden, dat er iets niet in den haak moet zijn; dat een grappenmaker de tafel doet draaien of het schrijvend medium de goêgemeente voor 't lapje houdt, als dit beweert niet af te weten van wat zijn potlood had neergeschreven. Maar spoedig komt men terug van dat boos vermoeden. De geproduceerde verschijnselen hebben een zin, drukken denkbeelden uit, geven blijk van de aanwezigheid van intelligenties als de onze. Men wordt tot de erkenning gebracht, te doen te hebben met geesten en wel met zoodanige, die verschillend zijn van al de aanwezige personen, daar toch niemand onder dezen zich de schepper gevoelt van de onverwachte graphische of typtologische mededeelingen. Deze verschijnselen brengen er ons toe bij eene eerste kennismaking om ze te beschouwen als uitingen van geesten. Allan Kardec (1803-1869) was de grondlegger van het | |||||||
[pagina 509]
| |||||||
Fransche spiritisme. Op grond van twee eenvoudige praemissen schrijft hij de mededeelingen der mediums toe aan interventie van geesten:
In A. Kardec's tijd heerschte onwankelbaar het dogma van de een- en ondeelbaarheid van onze Ik-heid en van de volkomen gelijkheid tusschen het menschelijk individu en diens bewuste persoonlijkheid. Van dit standpunt uitgaande, was het logisch de tweede praemisse als waar te aanvaarden en nog steeds gaat men bij spiritische gezelschappen van dat standpunt uit. Volgens Kardec en zijne school zijn die onafhankelijke geesten - die zich voor hunne manifestaties van het medium bedienen - geesten van afgestorvenen. Volgens andere theologische, theosophische, occultische scholen zouden het andere bewoners van het buitenaardsche, supérieure, inférieure wellicht ook geesten kunnen zijn, geheel vreemd aan de menschheid, engelen of demonen, elementalen of elementaire geesten, astrale larven, enz. Geene sekte heeft er aan gedacht er Ephémère geesten van te maken, die op het oogenblik zelf hun aanzien krijgen, die noch bestonden vóór, noch overleefden den duur van, hunne werkelijke manifestatie! Waar zouden ze dan ook vandaan komen? Het zou toch te onredelijk zijn ze uit het niet te laten voortkomen als eene, straks door vernietiging gevolgde, spontane schepping! En om ze uit het medium zelf te doen ontstaan, om zoo te zeggen door psychogéne werkingen buiten het bewustzijn van het medium om - dat zou juist indruischen tegen het aangenomen axioma: dat we niet de schepper kunnen zijn van dingen, waarvan wij niet het gevoel hebben de schepper te zijn. Nu heeft de positieve wetenschap intusschen in de latere jaren aangetoond, dat de bedoelde tweede praemisse van Kardec's philosophie ten eenenmale onhoudbaar is. Zij heeft bewezen, dat onze Ikheid geen een- en ondeelbaarheid is | |||||||
[pagina 510]
| |||||||
en er van constante equivalentie tusschen het menschelijk individu en diens bewuste persoonlijkheid geen sprake kan zijn. De vorderingen, door de wetenschap in de laatste halve eeuw gemaakt op het gebied van het wezen van den mensch en zijne wonderbare samengesteldheid, zijn onder drie, nauw met elkaar verbandhoudende rubrieken te rangschikken: 1o. Zoo hebben de proefnemingen op het gebied van het hypnotisme ons geleerd, dat een oogenschijnlijk volkomen gezond individu, in toestand van hypnose gebracht, allerlei uiteenloopende rollen spelen kan - rollen, die geheel afwijken van zijn gewoon karakter - en wel met een gemak en volmaaktheid, zooals men nooit van den persoon had kunnen verwachten. Daarbij doet zich nog de bizonderheid voor, dat de proefpersoon, als hij tot den gewoon wakenden toestand teruggekeerd is, zich niets herinnert van de door hem gespeelde rollen. Ligt het nu niet voor de hand om de beweerde incarnaties van geesten en buitenaardsche boodschappen, waarmede spiritische mediums ons overstroomen, toe te schrijven aan producten der verbeelding van het medium, dat onder suggestie staat van het milieu, waarin het zich bevindt, terwijl de aanwezigen in spannende verwachting verkeeren van buitenaardsche manifestaties? Vandaar dat men niet zonder de noodige reserve en critiek de duidingen, die de spiritisten van de door hunne mediums voortgebrachte phenomenen geven, kan aanvaarden. 2o. Voorts heeft de studie van de pathologie van den geest ons deze laatste jaren geleerd, hoe veelvuldig splitsingen in de persoonlijkheid spontaan voorkomen. Zeer leerzaam is het geval van eene juffrouw Beauchamp, waargenomen en beschreven door Dr. Morton Prince te Boston. Deze patiente doet zich nu eens voor als een heilige, dan weêr als een helsche geest, of ook wel eens als eene jonge vrouw, die noch een engel, noch een duivel is. Bij de beoordeeling van dit geval zou men werkelijk de hypothese kunnen verdedigen van eene pluraliteit van zielen, indien er niet twee gegevens te vinden waren, die duidelijk aantoonden, dat het hier slechts een en hetzelfde individu geldt, dat alle drie de rollen speelt: a. De psychoanalyse van de verschillende karakters be- | |||||||
[pagina 511]
| |||||||
wijst, dat het eene karakter het complement van het andere vormt, en aldus eene fundamenteele eenheid verraadt, gelijk dat bij voorbeeld de uit-elkander-liggende brokstukken van een verbrijzeld standbeeld doen; b. De ziekte-geschiedenis en de psychogénèse van het geval, waarin men de primitieve persoonlijkheid van mej. Beauchamp, om zoo te zeggen, in stukken ziet uitéén vallen, als een gevolg der inwerking van voor haar gestel al te ruwe moreele schokken. Die breuk herstelt langzaam in den loop der jaren, dank zij de kundige zorgen van Dr. Morton Prince. Tenslotte vindt de persoon zich weêr terug in de volkomen individualiteit langs den weg eener opperste synthèse, welke al die zoolang ontwrichte elementen weer samenbrengt. Evenals een kristal onder den hamer splijt volgens zekere klievingslijnen, zoo ook splitst het menschelijk wezen zich somtijds volgens bepaalde lijnen van geringeren weerstand of volgens de groote bouw-lijnen van zijn temperament. Er ontstaat eene splitsing tusschen de antagonistische virtualiteiten, waar het harmonisch evenwicht dier virtualiteiten den idealen normalen toestand moet beduiden: den ernst en de vroolijkheid, de optimistische en pessimistische neigingen, de goedheid en het egoïsme, de instincten van de kuischheid en van den wellust, het verlangen naar eenzaamheid of naar de natuur en de behoefte aan het wereldsche leven en de aantrekkingskracht der beschaving enz. enz. Als we de manifestaties van het medium vergelijken bij diens gewoon temperament, dan treffen ons vaak die contrastverschijnselen, die kenteekenen van geestelijke polarisatie. Vandaar dat de verschillen - waarin de spiritisten het in 't oog springend bewijs zien van een volkomen onderscheid tusschen de Geesten en hun zoogenaamd werktuig, het medium, - bij den psycholoog juist de onweerstaanbare verdenking doen rijzen, dat die beweerde geesten wel eens niets anders zouden kunnen zijn dan de producten eener splitsing van de persoonlijkheid van 't medium. 3o. Ook bij den normalen mensch is het zieleleven bizonder gecompliceerd. Onze volkomen bewuste ikheid wordt omgeven door een halfduister met onbepaalde grenzen, waarin eene massa verwarde ideeën, verbleekte herinneringen, vage | |||||||
[pagina 512]
| |||||||
droomerijen, verlangens, zorgen, hartzeer en tegenstrijdige neigingen dooreen woelen, die door de belangen van het oogenblik verdrongen, klaar staan om op te duiken, zoodra eene ideeën-associatie ze oproept en die zich vaak, zoo gauw onze aandacht verslapt, onbewust naar buiten manifesteeren. Kleine voorvallen, automatismen in ons dagelijksch leven, vergissingen, naamverwisselingen, vergeten, verspreken, verschrijven, vreemde stembuiging of vreemde gebaren - die gewoonlijk onopgemerkt aan ons voorbijgaan of voor toevalligheden versleten worden, blijken, als men ze nauwlettend analyseert, verschijnselen vol beteekenis te zijn, en uitingen van wat zich daar in die diepere recessen van het onderbewuste afspeelt. Het licht, dat op dat gebied is ontstoken, hebben wij te danken aan FreudGa naar voetnoot1) en zijn school. Het stelt ons in staat om uit den complexen-inhoud van onzen geest zooveel mogelijk de automatische verschijnselen psychologisch te verklaren; verschijnselen, die men geneigd zou zijn aan het toeval te wijten of om op ons à propos terug te komen - toe te schrijven aan eene interventie van gedesincarneerde geesten. Ik zou met verscheidene voorbeelden, aan mijne ervaring ontleend, mijne bewering kunnen staven, dat spiritische mededeelingen terug te brengen zijn tot dien hutspot van allerlei elementen, die in ons onderbewustzijn door elkaar woelen en in staat zijn om juiste, heldergestelde, in den eersten persoon sprekende mededeelingen te doen in den vorm van gedachten en wilsuitingen. Kortom, die elementen manifesteeren zich - met een grond van waarschijnlijkheid, die treffend is - als afzonderlijke geesten, geheel verschillend van het medium, zóó zelfs, dat ze het tegenspreken en obstinaat trotseeren. Het is een feit, dat in onzen geest spiritogéne werkingen plaatsgrijpen, waarvan de éphémère producten opvallend moeilijk zijn te onderscheiden van de zoogenaamde permanente geesten van het spiritisme. Wat de illusie nog versterkt is het feit, dat, als men die zoogenaamde vreemde personaliteiten naar hare geloofsbrieven vraagt, zij niet nalaten zich - overeenkomstig de verwach- | |||||||
[pagina 513]
| |||||||
ting van het medium en zijne omgeving - uit te geven voor geesten van afgestorvenen. En veelal is het ondoenlijk om deze beweringen met genoegzame zekerheid te toetsen of tegen te spreken. Toch zou ik op vele gevallen kunnen wijzen, waarbij het bleek, dat de beweerde gedesincarneerden nog goed en wel in levende lijve rondwandelden. Dergelijke gevallen vergoelijken de spiritisten door ze toe te schrijven aan spotgeesten. Eene nauwkeurige analyse toont intusschen gereedelijk aan, dat de spotgeest niemand anders is dan het medium zelf: het zijn diens gemoedsbewegingen, diens wenschen of vreezen, diens redeneeringen, kortom, goed erkenbare elementen zijner eigen persoonlijkheid; deze vormen den inhoud der mededeelingen ondanks den persoonlijken vorm, dien zij aannemen om den schijn te wekken alsof een ander sprak door des mediums tusschenkomst. Al het voorafgaande bewijst genoeg, hoe uitermate ingewikkeld het samenstel van 's menschen ziel is; wat een dissociaties en metamorphosen deze al ondergaan kan, waarvan men in Allan Kardec's tijd eenvoudig geen flauw begrip had. Het axioma, dat den grondpilaar vormde van zijne theorie, heeft dan ook ten eenenmale uitgediend. Het is niet langer voldoende, dat een persoon onbewust is, de schepper te zijn van de verrassende manifestaties, die hij voortbrengt, om hieruit te mogen besluiten, dat hij als spreektrompet of voermiddel dient voor de afhankelijke geesten. In den passieven toestand, waarin het medium verkeert, verliest het de contrôle over zijn bewust denken, maar laat den weg open aan de psychische processen, die zich in zijn onderbewuste afspelen en den schijn aannemen als kwamen zij van buiten. Daarom wachte men zich ervoor om al te spoedig de gedane mededeelingen aan geesten der afgestorvenen toe te schrijven en dient een onpartijdig waarnemer der verschijnselen van het mediumschap eene streng-kritische houding aan te nemen; eene houding, die ten onrechte door spiritisten vaak gelaakt wordt, terwijl ze anderzijds toch verlangen, dat de wetenschap zich met hunne prestaties bemoeie.
Dr. A.W. van Renterghem.
(Wordt voortgezet.) |
|