der Vereenigde Staten zich op de schouders heeft geladen. Maar hij schijnt op het doel af te gaan met groote vastheid, overtuigd dat de Mexicaansche anarchie een einde moet hebben, en dat zijn natie hem ten einde toe met opgewektheid steunen zal.
Het werd verwacht, dat het algemeen kiesrecht in Italië, voor de eerste maal dat het werkte, den uitersten linker- en den uitersten rechtervleugel zou versterken ten nadeele van de middenpartijen.
De socialisten zijn inderdaad vooruitgegaan, maar bijna uitsluitend in Lombardije en Piemont. De katholieken brengen het van 20 tot 33 afgevaardigden.
Desondanks zijn de partijen, die tot dusver Italië hebben geregeerd, volstrekt niet in de minderheid gebracht. Er zijn 508 afgevaardigden, en de meesten daarvan behooren tot dezelfde groepen die onder vigueur van het beperkter kiesrecht de zaken in handen plachten te hebben.
En toch is er iets veranderd.
Het Vaticaan wenschte tot dusver geen officieele ‘katholieke’ staatspartij in Italië. Het voorzag dat deze vroeger of later in gouvernementeele combinaties verstrikt zou raken, m.a.w. medeverantwoordelijkheid op zich zou moeten nemen voor de handhaving van den staat Italië, hetgeen het Vaticaan zou compromitteeren tegenover de geloovige katholieken in andere landen.
Desniettemin heeft zich de kleine katholieke partij gevormd die nu 33 zetels heeft. Maar haar invloed houdt daar niet mee op.
Naarmate het socialisme toeneemt wordt ook de behoefte levendiger gevoeld aan een centrum van weerstand daartegen, en de ‘katholieken’ blijken de eenigen te zijn die door de elementen, welke zich tegen het socialisme te weer willen stellen, als behoudspartij voldoende worden vertrouwd. Zoo heeft deze jonge partij, ook in districten waar zij niet talrijk genoeg is om zelf een zetel te veroveren, een ongedacht grooten invloed kunnen oefenen op de al of niet-verkiezing van candidaten der andere partijen.
Graaf Gentiloni, voorzitter der katholieke partij-organisatie, verklaart dat niet minder dan 230 verkozen afgevaardigden