De Gids. Jaargang 77
(1913)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 390]
| |
St. Nicolaas-geschenk voor jonggehuwden.Jan Ligthart. Over opvoeding. Paedagogische opstellen. Tweede bundel, tweede druk. Groningen, J.B. Wolters u.m. 1913.Ligthart's geschriften behoeven geen aanbeveling. De leeraar, reeds door zijn naam voorbestemd om voor kinderen te werken - want uit zijn hart schijnt licht - schrijft ditmaal voor hunne opvoeders: de ouders. En dat zijn boodschap dezen welkom is, bewijst de tweede druk. Is het dus niet overbodig er hier de aandacht op te vestigen? Telkens echter staat een nieuw geslacht op, dat het oude niet kent, en dus daarop is te wijzen. Iets ouds, dat eeuwig jong blijft. Want Ligthart geeft geen recepten, doch wekt gedachten op ‘ter opvoeding van ons zelf en daardoor voor onze kinderen’. Het slot van de laatste studie kenschetst den geest van het geheel: ‘Men moet uit het bovenstaande niet afleiden, dat ik nu allen jonggehuwden zou aanraden: Houdt er maar geen opvoedkundige beginselen op naGa naar voetnoot1). Neen, dat allerminst. Houdt ze er wel degelijk op na. En laten ze u tot richtsnoer zijn bij uw handelen. Doch misbruik dit richtsnoer niet tot een knellenden band, waarmee ge u alle vrijheid van beweging ontneemt. Zoo'n paedagogisch beginsel is ongeveer als de werkhypothese van den wetenschappelijken man. Hij | |
[pagina 391]
| |
houdt haar voor waarheid, doch weet dat ze een dwaling kan zijn.’ Eerlijk en oprecht gesproken. Wie weten wil hoeveel aan onze kinderen werd (en wordt) misdreven door het niet vasthouden aan dezen stelregel, leze het opstel: ‘Hoe ik aan mijn Zaakonderwijs kwam’. Niemand echter wane voor struikelen te zijn behoed! Zelfs Ligthart valt, en in dit eigen boek! Zijn antwoord op de vraag: Hoe Sint Nicolaas te vieren?’ verdient bijna... de roede. Zoo spreekt geen man, die het kinderhart kent. En het ergste: Ligthart is hoorende, doof. Want uitvoerig deelt hij mede het hooger beroep, ingesteld door twee moeders en een vader tegen zijne veroordeeling van ons quasi-duiken in den schoorsteen, ons willen doen gelooven aan het voortbestaan van den dooden Sint. Hoogst bedenkelijk vindt hij het daarenboven bij een Heilige, dat deze rijkelui's kinderen ruimer bedeelt dan de armen. Als hij een Sint moest maken....! Men ziet: Ligthart volvoert nauwgezet wat Maurice Barrès de taak der hedendaagsche sociologen noemt: élaborer de nouveaux préjugés, plus conformes aux hypothèses scientifiques aujourd'hui accréditées. Nu, dat is zijn recht. Ieder diertje zijn pleiziertje. Maar de paedagoog mag zijn eigene voorschriften niet vergeten! Hij mag niet vuur vatten - zooals Ligthart, helaas, doet, - wanneer zijne meest talentvolle bestrijdster aan het eind van haar betoog voorstelt een stemming te houden onder de ouders. ‘Een stemming!’ - roept de paedagoog verontwaardigd uit. ‘Maar, mijn hemel, dan had ik het immers glansrijk verloren! Of waar zijn de wijzen ooit in de meerderheid geweest!’ Maar, meester Ligthart, wie ter wereld dwingt u, zich onder de wijzen te rangschikken? Herlees uw eigen waarschuwing: een wetenschappelijk man moge zijn werkhypothese voor waarheid houden, hij weet dat ze een dwaling kan zijn. Gij beweert dat St. Nicolaas niet leeft? Wat, iemand die eeuw in, eeuw uit, de harten van millioenen mannen en vrouwen verteedert, de oogen doet glinsteren van millioenen en millioenen kinderen, zou heusch gestorven zijn? Integendeel, de Heilige gaat zelfs mee met zijnen tijd, maakt gebruik van | |
[pagina 392]
| |
stoomboot en trein - strijkt morgen misschien neer per vliegmachine! Zelfs de protestantsche banvloeken deerden den Grooten Kindervriend niet, en dus doet ook gij, - Kindervriend, - mijns erachtens wijs met ongehinderd dezen levenden doode rond te laten wandelen over de aarde... welke maar al te veel doode levenden telt! En is het niet ouderlijk juist gezien, den Sint te bekleeden met vleesch en been? Kinderen denken in tastbare gestalten. Alleen duitsche professors kunnen op nevelbeelden teeren! Het slot van uw betoog is zelfs haren te berge rijzend. ‘Hoe is het mogelijk, dat men die kleine hartjes blij denkt te maken met iets angstigs, en, zoo al niet met iets angstigs, dan toch met iets geheimzinnigs. Het kind kan niet ten volle genieten van zijn vreugde omdat een griezelig element zijn onbezorgdheid vertroebelt.’ Vertroebelt!! Zijt gij dan eigen jeugd vergeten? Geheimzinnigheid, griezelen, anstig zijn, een klein beetje, een héél klein beetje, maar dan aan moeders schoot, het handje in de veilige grootere hand, dat was overheerlijk! Kinderen die niet houden van iets geheimzinnigs, die niet gaarne zoo'n beetje griezelen en angstig zijn: wèl die zouden mij angstig maken en doen griezelen. Want zulks bewijst dat zij niet hebben de goddelijke gave der verbeelding. Zulke kinderen mogen onbezorgd zijn... maar dat zijn idioten óók. Doch 't is waar: Ligthart wil, blijkens zijn voorwoord, gedachten wekken. En dus mogen wij hem zijn betoog niet te kwalijk nemen. Juist omdat niet met alles kan ingestemd worden (hoewel met 't meeste), is zijn boek aan te bevelen. Want 't is een slecht leidsman, die gedachten geeft. Dat doet alleen wie papegaaien dresseert. Wat allerminst ligt op Ligthart's weg.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|