De Gids. Jaargang 77
(1913)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 382]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.De studenten en 1913.- Drie Nederlandsche studenten, de heeren F. van Asbeck, F.D. Pigeaud en G.J. Laman Trip, hebben het initiatief genomen tot de bijeenroeping eener internationale feestelijke studentenbijeenkomst bij gelegenheid der opening van het Haagsche Paleis van Arbitrage. In Februari zal moeten worden beslist, of het plan in studentenkringen en daarbuiten genoeg instemming vindt om te kunnen worden uitgevoerd. De driemannen staan in overleg met het Voorloopig Comité voor de Oprichting eener Akademie van Internationaal Recht, dat uit zijn midden een tiental leden aanwees om het door de studenten geopperde plan ‘moreel en daadwerkelijk’ te steunen. De beste steun die zou kunnen worden gegeven, zou gewis bestaan in de verzekering dat tegelijk met de opening van het Arbitragepaleis en de studentenbijeenkomst ook de ‘Hague Lectures’ zullen worden geopend, zoodat de gasten niet voor een deur komen, die aanstonds na de plechtigheid weer toegaat. Of men reeds zoover is? Het in overleg met hun hooge raadgevers in December door de studenten verspreide programma zegt het niet, en natuurlijk de bijna een jaar oudere mededeeling van Mr. Asser in de Koninklijke Akademie van Wetenschappen nog minder. Veel verblijdends had de geëerde Nestor der studie van het internationaal recht in Nederland toen te berichten. De deskundigen in het eigen land bleken het eens omtrent de wijze waarop de zaak moest worden aangevat; het ontbrak niet aan instemming van buitenlandsche bevoegden; middelen waren door het Carnegie Endowment for International | |
[pagina 383]
| |
Peace in beginsel toegezegd. Wanneer de opening dan beter te doen geschieden dan in 1913? Maar nu trekt het de aandacht, dat een in December door de heeren van Asbeck c.s. ontworpen rondschrijven aan hun ‘chers camarades’ zich omtrent de ‘Hague Lectures’ minder stellig uitlaat dan omtrent de opening van het Arbitragepaleis zelve: ‘Le Palais de la Paix sera inauguré au courant de l'année 1913, et nous espérons que bientôt aussi le projet d'une académie de droit international siégeant à la Haye sera réalisé’. De tien heeren zouden hen dunkt mij een stelliger belofte hebben doen afleggen, indien zij maar eenigszins vrijheid hadden gevonden die zelf te geven. Er is toch geen kink in de kabel gekomen? Is de organisatie der nieuwe Akademie nog niet geheel gereed? Konden nog niet de velerlei constitueerende teksten die deze instelling zal behoeven, volledig worden vastgesteld? Is er nog overleg gaande met het bestuur van het Endowment, of met aanstaande curatoren en conférenciers? Er zullen voor het uitstel (zoo uitstel er is) voorzeker de geldigste redenen bestaan. Niemand zal zich wagen aan critiek, veel minder aan veroordeeling, van motieven die hij niet kent. Maar men kan zich van twee dingen verzekerd houden: 1o. dat, als er in 1913 niets gebeurt, een der gunstigste oogenblikken om van wal te steken voor altijd voorbij is; en 2o. dat, als er in 1913 wèl iets zal gebeuren, het oogenblik thans daar is om er bekendheid aan te geven en belangstelling voor te wekken. Het bedroevendste zou zijn, als het op geld bleek vast te zitten. ‘Een cijfer’, deelde Mr. Asser 15 April 1912 mede, ‘is (voor den Amerikaanschen steun) niet vastgesteld. Alleen werd het maximum van het jaarlijksch subsidie op 40.000 dollar gesteld, onder deze bijvoeging dat het bedrag misschien wel veel geringer zou kunnen zijn’. Op stevige gronden, aan de natuur der zaak zelve ontleend, is betoogd dat het principieel moet uitgesloten zijn, om geld voor deze Akademie bij de regeeringen aan te kloppen. Maar zoo het geld van particulieren of particuliere instellingen moet komen, moeten het juist bij uitsluiting Amerikaansche zijn? Zijn er, voor dit hooge Nederlandsch belang, geen penningen los ook in Nederland? In de veronderstelling | |
[pagina 384]
| |
dat de dollars de koffers van overzee niet tijdig ontrollen kunnen - is er voor 1913 met guldens niets te doen? Het dringende belang is nu, dat het Paleis, eenmaal geopend, niet weer aanstonds dicht ga, en dat het Nederland zij dat dit voorkome. Ook al mocht de Akademie nog niet kant en klaar zijn op papier, zij leeft niet enkel of voornamelijk op papier. Men zal aan haar gelooven, zoodra men de hoorders ziet en de sprekers hoort. De hoorders zullen komen, als het studentenplan doorgaat, en hun kwaliteit zal afhangen van wat men hun bieden gaat. De besten, zoo mogelijk, moeten in 1913 den weg naar den Haag leeren. De sprekers? Als de groote buitenlanders bezet zijn, ook onder de Nederlandsche beoefenaars van het internationaal recht zijn er die de gave hebben des woords. Het zou gemakkelijk zijn, en aangenaam voor de Nederlandsche managers, als het Paleis kon geopend worden onder het blij gejuich van een in zalig vertrouwen levende wereld. Moeilijker maar eervoller is de taak, nu de wereld tot spot en miskenning neigt. Wij kunnen daartegen niets met cantates en champagne; wij kunnen iets met de bescheiden tastbaarheden waaraan de beoefening van het internationaal recht behoefte heeft, en die het niet boven onze macht is te leveren. De Bibliotheek - had er al kunnen zijn, al ware haar nucleus dan, in afwachting der opening van het paleis, in een loods opgestapeld; dadelijk na die opening had zij moeten kunnen worden getoond en gebruikt. Hoe lang zal dit nu nog duren, nu zelfs nog geen personeel is benoemd? Laat het niet evenzoo gaan met de Akademie. De klankbodem is er wel, als gij de snaar maar tijdig trillen doet. Het sympathieke, goed en waardig beredeneerde, geheel spontane voorstel der studenten is er om het te bewijzen. Ook hun ontbreekt niets dan wat geld. Februari ga niet voorbij, zonder dat zij het, bij hun medestudenten, bij hun corpsen en bonden, en bij Nederlandsche mannen en vrouwen, hebben gevonden.Ga naar voetnoot1)
H.T. Colenbrander. |
|