De Gids. Jaargang 76(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] De hinde. In mijne droomen springt een hinde, Duinrozen, bramen, wilde winde Hange' om haar slanke vlucht gerankt, Geen greep of lokroep die haar vangt Mijn vliedende, schichtige hinde. Vaak drinkt zij frisch kristal uit beken, Grazend langs groen bevloerde kreken, Waar menig halm en kelkentuil Onder haar vochten, bruinen muil En dubbele danshoefjes breken. Daar sluip ik loerend om haar henen, Heur zijden huid smeult gloed-beschenen, Doch dring ik uit mijn hinderlaag, Vervliegt zij als een regenvlaag In 't ritselend loover verdwenen. Maar, zoo ik zing en in mijn zangen Tot rust komt al dat warsch verlangen Naar onverdiend bezit en buit, En ik mij als een jongen uit In liedren, met gloeiende wangen, Dan draaft zij naast mij mijn gezwinde, Eindlijk getemde, lieve hinde, En legt haar hals mij in de hand, Dat ik die met een lichten band Voorzichtig omstrengele en binde. Aart van der Leeuw. Vorige Volgende