De Gids. Jaargang 76
(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Bibliographie.Nederlaag, door Ed. Thorn Prikker. G.J. Slothouwer, Amersfoort.De heer Ed. Thorn Prikker heeft als schrijver een niet zeer benijdenswaardig lot. Hij beweegt zich voortdurend om en bij de lijn, die, gelijk bekend is, het sublieme van het ridicule scheidt, maar hij beweegt er zich voortdurend naast, en ernaast aan de zijde waar het ridicule is. De heer Ed. Thorn Prikker dan tracht levenskwesties van allerverste strekking in dikke romans uit te schrijven en op te lossen. Hij doet dit met veel emphase en een uiterst beperkt talent, met veel goeden wil wellicht en weinig gevolg. Dit maakt het pijnlijk tegenover zulke boeken gesteld te worden. Want men kan niet veel anders doen, dan persoonlijk 's schrijvers lange prëoccupatie met deze levensvragen waardeeren, maar deze dikke boeken zelf met hun zware pretentie komen dit telkens beletten. Want deze boeken, - wat nut doen zij, waartoe moeten zij gelezen worden, wat kan hun verwardheid anders dan verwarring stichten? Zoo dan dat vorige boek van den heer Thorn Prikker, dat ‘Renaissance’ heette. Het moest de botsing van twee maatschappijen voorstellen, de oude en de nieuwe, de aesthetische en de industriëele maatschappij, oude individualistische en nieuwe gemeenschapskunst, of wat men voor sleutels meer wenscht op dit letterraadsel. En de symbolen, de gewilde symbolen daarvan, het waren twee smidszonen van verschillende moeders, de een zwak en van Fransch bloed, de ander sterk en van Hollandsch bloed. Tot welke krachtsinspanning het leidde, deze symbolische smidszonen gaande te houden, hoe er met alle mogelijkheden gegoocheld moest worden om een vrijwel onontwikkelden smidszoon als typus van een ‘oude cultuur’ te hand- | |
[pagina 192]
| |
haven, behoeft niet te worden gezegd. Het kan veilig vergeten blijven. Maar nu zijn wij in de toekomst zelf, na misschien duizend of meer jaren. Deze roman is ‘oorspronkelijk en fantastisch’ en dat is erger. Wij wonen thans den worstelstrijd bij van een machtige koningin met een even machtige courtisane, die in Thorn Prikkers toekomststaat, tegen alle zedelijke toekomstidealen in, weer is heropgestaan. Het eindigt met een rijtuigbotsing, waarin de vorstin van het rijk de vorstin der schoonheid eigenhandig doorsteekt, welke laatste zich daartoe stijlvol de borst ontbloot. De strijd gaat om de macht en om een schoonen officier. Het duizelt ons, om dit conflict heen, van economische verwikkeling, van toekomststaatkunde en oproer, van technische wonderen waaraan wij nog niet gewend zijn, en ouderwetsche gebruiken waaraan wij weder moeten wennen. Wij hadden niet behoeven te duizelen, wanneer wij maar iets hadden mogen zien, iets meer dan nevels en schimmen. Maar de heer Thorn Prikker onderscheidt zich juist door een volkomen gebrek aan plastische kracht, en in deze toekomst-maatschappij, met al haar fantastische oorsponkelijkheid, zijn wij wel heelenal aan hem overgeleverd. Onze fantasie kan den schrijver niet te hulp komen. Het ontbreekt hem voorts evenzeer aan psychologisch vermogen, zoodat wij zelfs van de hoofdpersonen niet veel meer leeren weten, dan dat de één eerzuchtig is, de ander ‘het kwade’ wil, en de derde goed paardrijdt. Het beeld van dit boek is een ijlheid, en het eenige rhythme ervan is de amechtige onmacht van den schrijver. De heer Thorn Prikker heeft een verregaande voorliefde voor alle bastaardwoorden onzer taal. Wanneer er daarvan niet genoeg voorhanden zijn, dan smeedt hij er zelf. Dit geeft dan, samen met een tegelijk week en overspannen Hollandsch, zulk een mengsel: ‘Zij had in waanzinnige drift gesproken. Het gansche huis met de hoogglazen koepels boven het trappenhuis, diepe vertrekken en verre raamperspectieven luisterde, toen de hartstocht der meesteresse zoo tempestisch voortrolde uit haar keel’.Ga naar voetnoot1) Drie talen in drie regels bijeen! Een Esperanto echter, dat wellicht in dezen toekomststaat tehuis behoort. Maar de heer Thorn Prikker had toch wellicht zijn gaven van geest en gemoed beter kunnen gebruiken, dan ze met het scheppen van toekomststaten te verspillen. Dirk Coster. |
|