De Gids. Jaargang 76
(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Buitenlandsch overzicht.Ga naar voetnoot1)Poincaré. - Berchtold.
| |
[pagina 184]
| |
is dan toch steeds belust op eene contra-betooging, die de wereld eraan herinneren zal, dat het met Duitschland verzekeringen van goede nabuurschap uitwisselende Rusland nog steeds Frankrijks bondgenoot is. Ditmaal werd de ontmoeting van den Franschen premier met den Tsaar en zijne ministers met meer dan gewone belangstelling gevolgd. Kort vóór de reis toch dook het gerucht op dat tusschen Rusland en Frankrijk over een maritieme conventie werd onderhandeld. Na den oorlog met Japan scheen Rusland er van te hebben afgezien, zeemacht te zijn van meer dan strikt locale beteekenis. Ook thans is er geen aanwijzing, dat het aan den wedloop in het bouwen van groote aantallen reuzenschepen zal gaan mededoen. Het volgt zeer in de verte de ontwikkeling der moderne oorlogsvloten na. Desniettemin, het heeft eene zeemacht en breidt die weer langzaam uit, en die zeemacht zou als hulpvloot niet zonder eenig gewicht zijn in de Oostzee (waar zij een gedeelte der Duitsche vloot vast kan houden), terwijl hare verschijning in de Middellandsche Zee (als eenmaal de Dardanellen mochten zijn te passeeren) op de maritieme machtsverhoudingen aldaar een nog wezenlijker invloed zou hebben. Als de Dardanellen mochten zijn te passeeren! Maar hiertegen verzet zich de traditioneele politiek van Engeland. Het merkwaardigste van Poincaré's reis is voorzeker, dat aanstonds daarna een bezoek van den Russischen minister van buitenlandsche zaken te Londen wordt aangekondigd. Het Dardanellen-punt verhindert, dat de triple-entente de leiding neemt in de bijlegging van den Turksch-Italiaanschen strijd en in de regeling der Balkan-aangelegenheden in het algemeen. Eer zij iets beslissends kan doen, is nog dit onderhoud te Londen noodig, en er is weinig uitzicht dat Engeland thans toestaan zou wat het nog zoo korten tijd geleden met kracht verbood. Eene toestemming zou zeker het gewicht dat de triple-entente in de Middellandsche Zee tegenover het drievoudig verbond kan plaatsen belangrijk vergrooten, maar omgekeerd Engeland meer afhankelijk maken van Rusland dan het zijn wil. Mag Rusland gestationneerd blijven èn in de Zwarte èn in de Aegeïsche Zee, dan | |
[pagina 185]
| |
oefent het zoodanigen druk op Turkije uit dat van eene particulier-Engelsche politiek ten aanzien van dat rijk eigenlijk geen sprake meer kan zijn.
De blijkbare verlegenheid waarin de triple-entente zich bevindt om tot de oplossing der hangende Middellandsche Zee- en Balkan-vraagstukken een krachtig initiatief te nemen, heeft er Oostenrijk toe gebracht zijnerzijds een stap te wagen. De betrekkingen van Turkije tot Bulgarije, en tot Montenegro vooral, zijn in den laatsten tijd zeer gespannen geworden, terwijl Albanië trots den val der comité-regeering nog niet bevredigd is, en het ook in Macedonië weder spookt. Graaf Berchtold heeft nu de groote mogendheden uitgenoodigd zich omtrent eene gemeen-Europeesche diplomatieke actie ter verzekering van de rust op het Balkan-schiereiland onderling te verstaan. Het is voor de mogendheden moeilijk, neen te zeggen, maar het initiatief van eene mogendheid van het drievoudig verbond is de machten der triple-entente, - het initiatief van Oostenrijk is in het bijzonder Rusland onwelkom. De voorslag van graaf Berchtold houdt in, dat alle Balkannationaliteiten tot rust zullen worden vermaand, en dat die rust gewaarborgd dient te worden door toenemende toepassing van het beginsel van decentralisatie. Dit klinkt dreigend tegenover de comité-politiek en in ieder geval onaangenaam voor Turkije; - het klinkt bemoedigend voor de kleine Balkan-staten en kleine christelijke bevolkingsgroepen of slavische en grieksche nationaliteiten. Rusland, dat zich steeds als den beschermer par excellence der Balkanslaven wenscht te zien aangemerkt, is vol wantrouwen in Oostenrijk's bedoelingen. Wil dit zich eene clientèle op het schiereiland verzekeren en zich zoo den weg naar Saloniki openen? In het bijzonder eene autonomie van Albanië lijkt Rusland bedenkelijk; zij kan in het westen van het schiereiland een politiek leven wekken dat reeds om geografische redenen eerder onder Oostenrijkschen dan onder Russischen invloed zal staan. De Albaniërs zijn eene goed aaneengesloten, maar voor het overgroote deel tot den Islam behoorende nationaliteit. Zij wenschen ruime autonomie, maar geen loswikkeling uit het Turksche rijksverband. | |
[pagina 186]
| |
Anders staat het in Macedonië. De verhoudingen daar zijn buitengemeen moeilijk. Er zijn vier christelijke nationaliteiten vertegenwoordigd, Bulgaren, Serviërs, Roemenen en Grieken, geografisch niet scherp gescheiden; vereenigd in vijandschap tegen het Turksche gezag, maar daarin ook alleen. Het nationaliteitenprinciep van graaf Berchtold geeft niet zoo dadelijk den sleutel tot de goede regeling van het Macedonisch probleem, die bovendien bemoelijkt wordt door begeerlijkheden van de naastbijgelegen christelijke Balkanstaten, die elk een stuk van Macedonië, in de toekomst althans, aan zich hopen te brengen. Jong-Turkije had Europa met veel nadruk beduid, dat het zelf orde zou weten te stellen binnen de grenzen van wat op het Balkan-schiereiland van het Turksche rijk overbleef, en Europa heeft Jong-Turkije eenige jaren crediet gegeven. Maar de uitkomst heeft niet aan de verwachtingen beantwoord, en de traditioneele inmengings- en beschermingspolitiek staat te worden hervat, zoodra het gevoel van den gemeenschappelijken plicht bij de mogendheden over onderling wantrouwen weet te zegevieren. Turkije zou zijne positie tegenover zulk eene gecombineerd-Europeesche actie versterken, wanneer het er in slagen kon, eer zij wordt ingeleid, een eervollen vrede met Italië te sluiten. Doch daarop is voorshands weinig uitzicht, al wordt de vrede veel ijveriger dan te voren gezocht. Dat Italië eilanden in de Aegeïsche Zee zou willen behouden, is niet aan te nemen, als het maar in Tripoli zijn zin krijgt. Maar hier ligt juist de moeilijkheid. Ware de annexatie niet uitgesproken, Italië zou allicht genoegen kunnen nemen met het protectoraat, dat Turkije thans schijnt aan te bieden. Maar zij is uitgesproken, met zoodanige fanfaronnade dat Italië niet terug kan zonder zich diep te vernederen. En zoo is het misschien nog eerder te gelooven dat de Balkan-moeilijkheden, waar Italië op wacht, den tegenstand van Turkije eindelijk zullen breken, dan dat een voorafgegane Turksch-Italiaansche vrede Turkije de handen ruim zal laten tegenover de nog niet begonnen, maar in een nabije toekomst zeer wel mogelijke gemeen-Europeesche Balkan-actie. | |
[pagina 187]
| |
Perzië en China. - Middellandsche Zee.
| |
[pagina 188]
| |
liberale bladen meenen dat Sir Edward Grey op weg is er veel te veel voor te betalen. Wat zal Rusland in ruil geven? Zijne toestemming tot eene Engelsche ‘doordringing’ van Thibet? Al wederom een niet onbedenkelijke winst voor Engeland, wanneer de ‘doordringing’ van Mongolië door Rusland (zooals men het te St.-Petersburg begrijpt) daar tegenover moet staan. Wat China er van zeggen zal? Wat het ook zeggen moge, klem zal het aan zijn woord kwalijk vermogen bij te zetten. De zaken van dien kolos blijven ongeordend, bij gebrek aan geld, en de hand die uitgestoken wordt naar een Europeesche leening, kan niet tegelijk tot een vuist tegen Europa worden gebald. China kan het geld niet krijgen dan op voorwaarden die voor het Chineesche zelfgevoel schier onverdraaglijk zijn: onmiddellijke Europeesche contrôle op zijn belastingwezen. Wil het zich hiervan ontslaan kunnen, dan moet het zelf een geordend financiewezen weten te scheppen. En hieraan ontbreekt nog alles. Zoolang het mogelijk is dat van een der middelen die nog niet onder Europeesch beheer staan, als de grondbelasting, van de 400 millioen taels 's jaars die volgens de bestaande grondslagen zouden moeten worden opgebracht (berekening van Sir Robert Hart), er inderdaad slechts 100 in de schatkist terecht komen, zal China zich vernederende voorwaarden moeten getroosten, zoo dikwijls het een beroep op het Europeesche kapitaal doet, dat zekerheid van rentebetaling en aflossing moet verlangen.
De beschikking der Fransche regeering, die het zoogenaamde ‘derde eskader’ (dat van Brest) naar Bizerte verplaatst, is een gevolg van het overleg, dat in den jongsten tijd tusschen Frankrijk en Engeland over marinezaken heeft plaats gehad. De taak, om de strijdmacht van het Drievoudig Verbond in het Noorden vast te houden, kan aan Engeland geheel worden overgelaten, mits Frankrijk op zich neemt, hetzelfde met de Italiaansche en Oostenrijksche vloten in de Middellandsche Zee te doen. De jongste Russisch-Fransche marine-conventie verplicht bovendien Rusland, door het uitzenden van zijn Baltisch eskader de algeheele concentratie | |
[pagina 189]
| |
der Duitsche vloot in de Noordzee in het oorlogsgeval te verhinderen. De maatregel wordt zeer druk besproken in Italië, en heeft een merkbare verbetering in de verhouding van dat land tot Oostenrijk ten gevolge. De meeste Italiaansche bladen verlangen reeds een bijzondere maritieme conventie met Oostenrijk, om den Franschen zet te beantwoorden.
C. |
|