en componist Ru? Gij gelooft dat allemaal zoo grif maar niet? Ik evenmin.
Doch, eenmaal die bokkesprongen van natuur en leven aanvaard, - heeft de schrijfster ons verder deze Ada als een groote of zelfs maar als een werkelijke kunstenares doen gevoelen? O, al die zoogenaamde geniale beeldhouwers en schilderessen, waarvan onze en zoovele andere litteraturen gewemeld hebben en nog wemelen...
Ada, volgens het recept, vecht zich vrij uit het conventioneele ouderlijk huis ('t geen nogal mak van stapel loopt, in één avondgesprekje, met toezegging van een flink maandgeld), ze gaat in Amsterdam wonen (leiding of zoo zoekt ze schijnbaar niet meer, ze is ook al 21!); volgens het recept voor alle ware artisten, werkt ze altijd, is altijd ontevreden en wanhoopt altijd, er te komen; ze exposeert en verkoopt dadelijk twee doeken. Ze gaat zelfs een vrij huwelijk aan met Ru en heeft vrije opvattingen over alle verhoudingen.
Maar, och arme, in den grond der zaak is Ada... een Geldersch kostschoolmeisje met niet veel temperament, zoo een ‘ernstige’, die voor drie kwart altijd een bakvisch blijft.
Haar ‘man’ Ru, na een kunstreis vol triomfen in 't buitenland, wordt thuis verwacht. Vóór de afreis was de stemming niet al te rooskleurig geweest, - en geen wonder, met een vrouw, die tusschen zich en 's minnaars liefkoozingen altijd palet en penseelen ophoudt! - Een derde, Loes, met wie Ru later het ware geluk gaat vinden, moet op de gedachte komen, de kamer van den terugkeerende met bloemen te versieren.
Ru: ‘Wat een pracht van bloemen!’ bewonderde hij. ‘Heb jij die hier gebracht?’
‘Ja...’ Ze aarzelde even. ‘Met Loes’.
‘O!... was 't een idee van haar?’
Ada zweeg even. ‘Ja’, antwoordde ze toen moeilijk, ‘maar ik deed direct mee’.
Is dat geen geniale vondst om een bakvisch te teekenen?
De auteurs, die het bestaan, ‘groote artisten’ in hun werken uit te beelden, stellen zichzelven een gevaarlijken toets-steen.
Maar ik hield, na ‘Moeder’ en ‘Getijden’, Mevrouw Kaulbach toch in elk geval voor een ‘ernstige’ artiste.
Zijn er nu werkelijk nòg geen ‘romannetjes’ genoeg?
C.S.