‘Hoe anders? In alle ding leeft een God. Door den God bestaat het, is het schoon, en geeft het vreugde’.
‘In alle dingen, zegt ge? Maar hoe dan met dingen, die dood zijn?’
De Ida ziet mij aan. Dan vraagt hij.
‘Welke dingen zijn doode?’
Ik zoek om mij heen, in die woning van vezel en blad die, flauw, den glans nog heeft en den zachten reuk van het woud, en die, 's nachts als alles stil is, kan ruischen en knersen als bamboestammen doen in den buigenden wind. Zou zelfs de vloer niet groen worden weer en als een kleine wei vol bloemen staan, wanneer maar eenigen tijd de voelen niet heen en weer gingen die hem vlak drukken en kaal? En in de vensteropeningen is geen glas, enkel maar bamboe-spijlen, waar ranken omheen zijn gegroeid van de groote kalebas-plant, wier bloemen al geler beginnen te blinken uit het nog dofbedauwde bladerengroen.
Maar op de tafel ligt het boek dat ik er gisterenavond heb vergeten, toen de Ida en zijn zacht-blikkende vrouw mij verhaalden van hun dagelijksch zijn, hoe het op den akker gaat, en hoe in het huis; en lachend half en half in meenens zeg ik:
‘Een boek is een dood ding’.
Ida Bagoes opent het boek met een gebaar dat tegelijk vertrouwelijk is en eerbiedig, en streelt den vinger langs de regels druk.
‘Het letterschrift is Dewi Saraswati’.
‘Hoe? Doode letters zijn een godin?’
‘Lieden van elders zeggen het zijn “letters” ’, antwoordt de Brahmaan en herhaalt niet dat woord ‘doode’. ‘Wij lieden van Bali zeggen, “het is Dewi Saraswati”. Zij is in alle geschriften, geschriften op lontarbladen, of geschriften op papier. Verleden was het feest van haar geboorte’.
‘Dus ook van een godin is geboorte?’
‘Hoe anders? Daar is immers een geboorte van alle dingen, en van de geheele wereld waarin de dingen zijn? - De laatste maal dat het volle maan was, hebben wij het geboortefeest van Dewi Saraswati gevierd, den dag waarop zij uit haar moeder kwam. Overal op Bali zijn toen optochten gehouden naar de tempels, en liederen gezongen om haar te prijzen’.