De Gids. Jaargang 76
(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat Goethe niet zag in Sicilië.II.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taansch. Doch de mafia, al is haar invloed geenszins onbeteekenend, is slechts het gevolg van een gevolg, geen primair verschijnsel, en kan dus eerst behandeld worden, als al het overige is verklaard. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.'t Zoude verkeerd zijn om - zich herinnerend het beruchte gezegde: dat de ondergang van het romeinsche rijk is toe te schrijven aan het groot-grondbezit - ook aan den siciliaanschen latifondo een zoo noodlottigen invloed toe te kennen. Feitelijk is het groot-grondbezit op dit eiland niet zoo héél groot, kan geenszins in vergelijking komen met het romeinsche; ja, is zelfs zéér bescheiden, vergeleken met wat heden ten dage in andere europeesche landen enkele personen of geslachten bezitten. Zoo heeft de oostenrijksche vorst Schwarzenberg in Boheme landgoederen in eigendom ter oppervlakte van 178.000 hectare; in Pruisen de prins van Pless 70.000 hectare, en alleen in de oostelijke provinciën van dat koninkrijk bezitten 43 grondeigenaren ieder meer dan 10.000 hectare. En hoe uitgestrekt zijn niet de eigendommen van sommige leden van den britschen adel! Aangezien de grondstatistiek in Italië nog in de kinderjaren verkeert - disgraziamente manca in Italia, schrijft de delegato tecnico, prof. Lorenzoni - kan ik geen nauwkeurige cijfers geven; doch neemt men als kleinste afmeting der latifondi een landgoed aan ter grootte van 200 hectare, dan blijkt, dat er 1400 latifondi worden gevonden op Sicilië. Deze beslaan te zamen 718.000 hectare - ongeveer ⅓ der geheele oppervlakte van het eiland. Gemiddeld derhalve is een latifondo niet grooter dan 500 h.a., al is op een dergelijk middelen Stieltjes' geestige opmerking toepasselijk: dat even verre schoten links en rechts van de roos, te zamen nog geen treffers maken!Ga naar voetnoot1) Trouwens, niet zoozeer de afmetingen, als wel het karakter van den latifondo is het eigenlijke criterium. Op den tocht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Catania naar Palermo, door het binnenland, zijt gij zonder het te bemerken, door reeksen latifondi gespoord; want dáár overheerscht het groot-grondbezit; de vruchtbare kustlanden, die ook een geheel andere, intensievere bewerking vorderen, zijn daarentegen in vele kleine eigendommen gesplitst. Maar in die boom- en waterlooze vlakte is slechts één cultuur mogelijk, en wel de graanbouw. En deze kan, zoowel wegens de gebrekkige middelen waarover de landbouwer beschikt, als omdat niemand voortdurend in die troostelooze eenzaamheid kan en wil wonen, slechts op een bepaalde wijze gedreven worden. Daaruit heeft zich de latifondo ontwikkeld. Het eigenlijke kenmerk van de latifondo ligt in de wijze van bebouwing: den wisselbouw. Beurtelings brengt zulk land graan voort of ligt braak en dient als stoppelweide; eerst in den lateren tijd worden ook peulvruchten geteeld en klaver gezaaid. Vanzelf kunnen landgoederen, waarop een dergelijke wisselbouw gedreven wordt, niet al te geringe afmetingen bezitten; van daar dat bij het statistisch overzicht 200 hectare inderdaad als minimum kon worden aangenomen. En even noodwendig is een éénhoofdig bestuur. Beide zijn zóó zeer bestaansvoorwaarden, dat wanneer een latifondo aan verschillende erfgenamen vervalt, het landgoed niet gesplitst wordt, doch een hunner tot beheerder wordt aangesteld en gezamenlijk de vruchten worden genoten. Uit den trein gezien, schijnt het geheele binnenland één onmetelijk latifondo: geen wegen, geen heiningen, niets wat op eenige scheiding gelijkt. Slechts hier en daar een steenklomp, welke bij scherper beschouwing blijkt door menschenhanden gemaakt te zijn. Doch de nauwelijks in kleur en materie van den grond te onderscheiden muren hebben geen vensters. En geen tuintje, geen hegje, geen boompje, geenerlei beweging er om heen, verraadt bewoning. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van dichterbij gezien, is die baglio of casamento: ‘het Huis’, een gesloten vierkant; een soort fort, gebouwd om een open hof, waarin zich een waterput bevindt. De voorzijde dient tot woning van den padrone, de andere zijden worden ingenomen door de stallen en de magazijnen, alsmede door de verblijven van het zeer kleine vaste personeel en een groote keuken - welke minder voor het bereiden van eten dan wel voor de kaasmakerij dient. Vertaal niet padrone door landheer! De landheer zou waarlijk niet in zoo'n schamel verblijf willen huizen. Al naarmate zijne gegoedheid, woont hij ergens op een feodaal kasteel, of anders in een paleis in stad. - En is hij héél rijk: te Rome. Sommigen hebben hunne bezittingen zelfs nooit gezien! Bezoekt zoo'n heer een enkele maal zijn goederen, dan is dat een heele gebeurtenis. Een groote schare gewapende mannen te paard wacht hem op aan 't spoorweg-station. Is hij héél deftig, dan zijn zij allen in zijn livrei gestoken. - Zoo eischt het de feudale traditie en... de veiligheid. Dan stijgt de landheer zelf te paard - want de wegen zijn meerendeels ongeschikt voor voertuigen - en zoo trekt de schilderachtige troep naar het huis, waar de boeren den heer opwachten, gunsten vragen, hem hunne geschillen blootleggen - en natuurlijk breed uitweiden over hunne grieven tegen hunnen eigenlijken dwingeland: den gabelotto, den groot-pachter. Want de landeigenaar exploiteert hoogst zelden zelf of door een rentmeester. De gewoonlijke tusschenman is de groot-pachter. Deze trekt in het landhuis, drijft zelf den bouw of verpacht opnieuw, doch nu in onderdeelen, aan de boeren: de contadini. De deftigsten dezer zijn de borgesi, de afstammelingen der oude allodiale boeren, die nog een stukje land bezitten en een paar trekossen of muildieren. Maar grooter in getal zijn de mezzadri of metatieri, die voor halve rekening den grond bebouwen. Alle dezen hebben echter hulp noodig bij het bewerken van den grond en het inhalen van den oogst. Zoodoende maken de daglooners, de giornalieri, de grootste helft uit van de landbouwende bevolking van Sicilië. Meermalen wordt nog een tusschenschakel aangetroffen: de groot-ondernemer, lo speculante, die twee of drie latifondi | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huurt voor eenige jaren en deze dadelijk aan kleinere gabelotti afstaat. Hij heeft dan verder niets te doen dan te zorgen dat zijne huren inkomen, opdat hij op zijne beurt zelf intijds zijn pacht kunne afdragen,Ga naar voetnoot1) En geheel op dezelfde wijze handelen de kleinere grondbezitters, wier eigendommen noodzakelijk nabij de kust zijn gelegen: de borghesi of ‘stadbewoners’. (Niet te verwarren met de borgesi, hierboven genoemd). Deze, door den Siciliaan zeer eigenaardig betiteld: capeddi - hoeddragers - hebben slechts één ideaal: den heer spelen en te lanterfanten. Hun voornaamste bezigheid is te hokken op de societeit, er kranten te lezen, te spelen, en vooral te politiseeren. Ten tijde dat de latifondo bewerkt moet worden, ziet men om het landhuis een menigte stroohutten verrijzen. Eenige staken in een kring in den grond gestoken, aan den top samengebonden en met stroo afgedekt - ziedaar het zomerverblijf van den daglooner-stadmensch. Deze hutvorm, welke aan die der nomadenstammen herinnert, is vóórhistorisch - evenals de wijze van bewerking van den grond. Met den stokploeg: aratro perticale - ook wel spijker-ploeg genoemd - wordt die min of meer opengekrabbeld. Zulk een ploeg bestaat uit een langen boom, waaraan de ossen of muildieren trekken. Aan het andere einde is een dwarshout bevestigd, dat eindigt in een ijzer, hetwelk eenige overeenkomst vertoont met een bout of zwaren spijker. Een dergelijk ploegijzer kunt gij zien in de Louvre, in de galerij der Cariatiden. Voor de voeten van een marmeren halfgod of held, die bezig is zijn schoenriem aan te binden, ligt een op den eersten aanblik raadselachtig voorwerp: een reusachtige peilspits, in werkelijkheid een ploegschaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het doel is die ploeg weinig geschikt. Hoogstens wordt de grond er 16 à 19 centimeter mede omgekrabd. En niet eens de geheele oppervlakte, want begrijpelijker wijze is het niet mogelijk zulke voren dicht naast elkander te trekken. Wel geeft de omgeworpen aarde aan den oningewijde den indruk van eene volledige bewerking, doch zelfs een eenigszins diep wortelend onkruid blijft onaangetast. 't Eenige wat ietwat helpt, is dat driemaal aldus de grond wordt omgeploegd. Eerst in Januari, dan in Maart, eindelijk nog eens in Mei. Wie heel ijverig is, ploegt ook nog een vierde maal: in Juli. - Natuurlijk wordt het werk steeds gemakkelijker; want dieper gaat men niet. Eindelijk, in September, wordt het land gewied, dan bezaaid, en ten slotte beëgd met hetzelfde primitieve toestel, - alleen is nu het ploegijzer vervangen door een kortere pen. Een jaar lang is op deze wijze het land onder bewerking (maggese). Het volgend jaar draagt het land vruchten. In het derde jaar laat men den akker braak liggen, en vormt zoo eene weide voor de weinig kieskeurige kudde. Dan vangt de cirkelgang opnieuw aan. Toch beteekent dit driejarig stelsel een groote vooruitgang. Vroeger lag het land om 't andere jaar braak, en werd om het andere jaar geoogst. Doch toen was de opbrengst veel geringer, want het bewerken in maggese vermeerdert de vruchtbaarheid van het land. Natuurlijk wordt nu, ten einde mensch en dier voortdurend aan 't werk te houden, de latifondo in drie deelen gesplitst, evenals vroeger in twee. Om beurten ligt één derde deel der oppervlakte braak, is één derde deel in bewerking (maggese) en draagt één derde deel vruchten. Vanzelf spreekt dat wijzigingen voorkomen. Vooral sedert de aanstelling van landbouw-wandelleeraren dringt de wetenschap meer door, en worden thans in wisselbeurt naast het graan, ook boonen en voedergewassen (sulla, trigonella) verbouwd. Doch boonen eischen kunstmest, en daarvoor is kapitaal noodig, - wat ontbreekt. En meerdere handen, - en deze zijn, sedert de emigratie zoo is toegenomen, moeilijk te krijgen en duurder.Ga naar voetnoot1) Hoe uitkomst is gevonden, zal later worden uiteengezet, thans echter eischen andere onderwerpen onze aandacht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Al is in 't binnenland van Sicilië, wegens de volkomen afwezigheid van al wat het verkeer kan storen, langs de spoor eigenlijk geen bewaking noodig, toch ontbreken natuurlijk niet op bepaalde afstanden de wachterswoningen. Maar hoe treurig en verlaten staan zij daar! Geen boom die den bewoners schaduw, geen tuintje dat hun afleiding kan geven. Zij zijn als kleine steenen gevangenissen, en dat gevangenisachtige wordt nog versterkt doordien alle vensters, - en is er eenig uitstek of veranda, ook deze - zorgvuldig met donkergekleurd gaas zijn afgesloten. Waartoe zulks dient, zou een Hollander te huis dadelijk begrijpen, en mocht hij hier, in dit land zonder slooten en plassen, nog twijfelen, de reclameborden aan de stations geven hem bescheid. Daar hangen - in deze streken bijna de eenige advertentie - reusachtige afbeeldingen van muggen, muggen als door een mikroskoop gezien, bijna zoo groot als een mensch, met griezelig behaarde pooten, eindigende in venijnig gekromde klauwen, vampyrs met olifantssnuiten, wel geschikt om alle toeristen tot een overhaaste vlucht te bewegen. Boven de afbeelding het woord esanofele, en daar beneden de aanprijzing van eenig middel tegen de malaria. Doch hoe is deze ziekte in dit droge land inheemsch geworden? Het antwoord is eenvoudig, doch zal bevreemden: door het ontbosschen der hoogten. Bij het ontbreken van alle middelen om den grond meer vruchtdragend te makenGa naar voetnoot1), bleef er bij het groeien der bevolking slechts één weg open om meerdere voedingsmiddelen voort te brengen: het uitbreiden der bebouwde oppervlakten ten koste van het de bergen bedekkende woud. En dit was maar al te gemakkelijk mogelijk en gaf in 't eerst verrassende uitkomsten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sicilië is, hoewel het terrein zéér golft, toch geen bergland zooals de Nederlander zich berglanden voorstelt, daar hij dan altijd aan hoog-Zwitserland denkt. Slechts één zesde van het eiland ligt meer dan 1000 meter boven den zeespiegel; geen berg - behalve de alleenstaande Etna - reikt tot meer dan 2000 m., en de meeste bergketenen blijven ver beneden dit peil. En het milde klimaat maakt het mogelijk tot genoegzaam de grootste hoogte graan te verbouwenGa naar voetnoot1). Om plaats te maken voor het graan, werden dus de boschen omgehakt. En daar in dien maagdelijken grond het zaad een natuurlijke bemesting vond, overtrof de opbrengst in den eersten tijd verre die op de oudere velden. Dit, en de voordeelen van den houtverkoop vuurden dus krachtig den lust tot ontbossching aan. Maar eenmaal de bosschen geveld, droogden de beken op, en de regen, wel verre van lafenis te brengen, werd tot een nieuwe ramp. Want niettegenstaande de ontbossching, bleef het in Sicilië regenen! De hoeveelheid water, welke er valt, is zelfs ongeveer even zoo groot als ten onzent, doch anders verdeeld over 't jaar. Veel valt in het tijdperk December-Februari; weinig in het voorjaar; later - in den zomer - genoegzaam niets. Wel zijn alle winden vochtig welke over Sicilië waaien, (want uit welke richting zij aanzetten, steeds zijn het zeewinden,) maar alleen 's winters, uit het zuiden en zuidwesten komende, zijn zij warmer dan het bergland. Door de betrekkelijke koude condenseert dan plotseling het water, en onder bliksemslagen valt het in stroomen neder. Die donderbuien duren echter kort, en dadelijk daarna breekt de zon weer door. Het is waarlijk geen overdrijving wanneer Cicero zegt dat in Sicilië geen dag zonloos is! - Zomers daarentegen overheerschen de noordelijke winden, en dan is het door geen bosschen beschermde, oververhitte land warmer dan de zee, en vindt dus geen condensatie plaats. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De regen welke in den winter zoo plotseling neervalt, gutst langs de onbeschermde, door de brandende zon sterk verweerde berghellingen, en voert de teelaarde mede. Waar het water, bij minder helling, sijpelen kan door den mullen ondergrond, vormt het een soort onderaardsche rivier. Deze onderaardsche stroomen zijn van groot belang voor den landbouw, want daarop worden de putten geslagen, welke het water leveren ter besproeiing van de citroenbosschen en andere vruchtenteelten. Maar wegens de groote oneffenheden van het terrein komt dat water hier en daar weer aan de oppervlakte en vormt dan kleine stilstaande plassen en moerasachtige plekken. Zoo vindt de koortsmug tallooze broedplaatsen en teelt lustig voort. Vandaar dat dit schijnbaar waterlooze land, terwijl het zóó zucht onder watergebrek, tevens zoozeer door koortsen geplaagd wordt. In de provincie Caltanisetta bijvoorbeeld, de provincie welke het midden van 't eiland beslaande, zich tevens zuidwaarts uitstrekt tot zee, is geen enkele gemeente vrij van malaria. Niet veel gunstiger is de toestand in de provinciën Palermo en Siracusa. 't Ergste is het met de koorts gesteld in de provincie Trapani; daar is genoegzaam de geheele oppervlakte één ziekte-haard. Het meest vrij van koortsen is de provincie Messina: een lange, smalle landstreek langs de noordkust van 't eiland.Ga naar voetnoot1) Zoo de vreemdeling ongestraft Sicilië doortrekt, is dat enkel te danken aan het feit dat hij een wintervogel is. De heete voorjaarszon jaagt hem weer naar 't Noorden, en de malaria vangt eerst aan in Juni, om in December te eindigen. Doodelijk is trouwens de ziekte niet. Want in de provincie Caltanisetta, waar 48000 personen leven in de eigenlijke ziekte-zône, werden tijdens de epidemie van 1907 ongeveer 17000 aangetast, doch slechts een honderdtal stierven. Maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de koortsen verzwakken en ondermijnen het gestel, en de slepende gevolgen zijn verreweg de ergste. De italiaansche regeering heeft op hare wijze getracht het euvel te bestrijden: de werkgevers zijn verplicht kosteloos hunnen arbeiders quinine te verstrekken, en onvermogenden kunnen dat koortswerend middel eveneens gratis bekomen aan het gemeentehuis. En de gemeentebesturen zijn verplicht bij den Staat - welke het monopolie heeft van den quinine-verkoop - bij vooruitbetaling (de Staat is ietwat terecht wantrouwend!) zich den noodigen voorraad aan te schaffen. Viene le lege, viene l'inganno, zegt de al te slimme Italiaan, en hoe handig de gemeentebesturen de bepalingen der wet weten te ontduiken, leert het rapport der Palermitaansche Roode-Kruis-afdeeling, dat professor Lorenzoni in zijn verslag heeft ingelascht. Slechts schoorvoetend gaan de gemeentebesturen er toe over zeker bedrag voor het aanschaffen van quinine op de begrooting te zetten. Want vergeet niet: dat bestuur is in handen der grondbezitters; de kosten zijn dus op henzelf te verhalen! Daarom vragen zij liefst de quinine te laat aan, in te kleine hoeveelheden, en stellen de kostelooze afgifte open op uren, waarop niemand in stad is. Want zooals reeds vroeger werd medegedeeld, de Siciliaan werkt ver weg op 't land; dikwijls zomers in andere, afgelegen gemeenten. Zijnerzijds is de arbeider huiverig quinine te gebruiken: hij beweert dat die hem maag en ingewanden verbrandt; waarbij nog komt zijn ingeboren vrees voor vergiftiging van staatswege. En de apothekers, die hem liever geheimmiddelen verkoopen, doen natuurlijk geen moeite om hem in te lichten. Wee, waar - gelijk in enkele plaatsen het geval is - de apotheker gemeenteraadslid is, en deze zooveel mogelijk den verkoop van staatsquinine tegenhoudt om eigen nering niet te schaden!Ga naar voetnoot1) Arbeidt de daglooner op een landgoed in de malaria-streek, (waar dus de werkgever verplicht is een voorraad quinine gratis ter uitdeeling aanwezig te hebben), dan wordt dit voorschrift gewoonlijk aldus opgevat, dat de pachter of de opzichter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den altijd afwezigen landheer de helft van het hem ter hand gestelde voor eigen gezin gebruikt of verkoopt, en de wederhelft zorgvuldig opgeborgen houdt ten einde te allen tijde den geneeskundigen inspecteur te kunnen bewijzen dat hij inderdaad aan de wet voldoet en het geneesmiddel in voorraad heeft. Nog aangenamer is het natuurlijk, wanneer het door politieke invloeden gelukt landgoederen, welke in een malaria-zône liggen, onbesmet te doen verklaren. De eigenaren doen daartoe een beroep op het lokaal-patriotisme: Besmetverklaring zoude immers de arbeiders van elders afschrikken om te komen werken, en het vreemdelingenverkeer zoude er door belemmerd worden? Oordeel niet te hard, lezer; óók in Nederland wordt wel eens zoo geargumenteerd als het badplaatsbelangen betreft. Maar verzaken dan gemeente-geneesheer en plaatselijke gezondheids-inspecteur hun plicht? Het Roode-Kruis-comité is in verband hiermede zoo verstandig er aan te herinneren dat de gemeente-geneesheer is een gemeente-ambtenaar, en dat de plaatselijke inspecteur der volksgezondheid - hoewel een regeeringsbeambte, betaald wordt uit de gemeentekas.Ga naar voetnoot1) Ed allora? Non sono essi in mano dell' Administrazione comunale, e non è conveniente per loro d'invecchiare? Inderdaad, die heeren hebben gelijk: wanneer men afhankelijk is van hen, op wie men moet toezien, is 't beste het zich gemakkelijk te maken als een oude heer, ‘te verouderen’ zooals hierboven zoo schilderachtig juist wordt gezegd. Gouden regel voor alle ambtenaren; en bedenk het wel: gij die jong en ijverig, u aan Staat of Gemeente wilt wijden! Uwe meerderen zijn allen ouder; worden niet gaarne in hunnen gedachtengang gestoord; elke door u voorgestelde nieuwigheid is onwillekeurig een kritiek op hunnen arbeid. Wilt gij in den dienst vergrijzen, dan kunt gij dus niet beter doen dan er als oude heer in te gaan! En dat hebben de siciliaansche ambtenaren begrepen. Maar dan de provinciale inspecteurs? Want natuurlijk heeft Italië, gelijk iedere beschaafde staat, een hiërarchisch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
georganiseerd beambtenleger. Maar ook op deze vraag heeft het Roode-Kruis-comité haar antwoord gereed: Tutta la lora energia ha corso o finisco secondo gli umori del gabinetto del Prefetto, dal quale dipendono. Ook dit, vermoed ik, vraagt geen vertaling: van lieverlede is Nederland voldoende politiek geschoold om de parlementaire taal van alle volkeren der wereld zonder woordentolk te kunnen verstaan. Doch twijfelt gij nog eenigszins omtrent de energie, welke mannen kunnen betoonen, die geheel afhangen van de willekeur van hun prefect, dan kan ik niet beter doen dan de woorden aan te halen van professor Emanuele Carnevale, van wien een even openhartige als doorwrochte studie als bijlage tot Lorenzoni's rapport is opgenomen. Zie hier hoe deze kenschetst het streven en werken van een italiaansch Commissaris des Konings: ‘Het is algemeen bekend, dat onze Prefecten - behalve voor zooveel het de openbare veiligheid betreft - niet anders zijn dan binnenlandsche gezanten, geaccrediteerd bij de personen en groepen van invloed in hunne provincie.Ga naar voetnoot1) Zij moeten - zoo deze vriendjes zijn van de Regeering - hen in goed humeur houden. Zijn zij vijanden, dan zorgen dat ze verwijderd worden uit gemeenteraad en provinciale staten. Dit alles natuurlijk met het oog op de eerstkomende Kamerverkiezingen. Zij hebben lust noch tijd om zich de werkelijke belangen der bevolking aan te trekken......’ ‘Parlementairisme’, dááraan ziekt derhalve Italië in 't algemeen en Sicilië in 't bijzonder. Ieder volk kent die kwaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
thans min of meer, en geneesmiddelen zijn nog niet gevonden. De eenige raad, welke steeds wordt gegeven, is: doorzieken. Of echter het organisme er op den langen duur tegen bestand zal blijken? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Intusschen steekt de malaria-mug lustig voort, en al weet zelfs de kleinste jongen het redmiddel, geeft ieder toerist ongevraagd gratis advies, groot noch klein kan het geld vinden noodig om het kwaad te stuiten. Wil men de poelen en moerassen doen verdwijnen en aan Sicilië hare beken en stroomende wateren teruggeven, dan is tot herbossching over te gaan. Doch dit is een reuzenwerk. Eerst zijn de mulle hellingen vast te leggen en aan het nu vrijelijk heren derwaarts afstroomend regenwater vaste geulen aan te wijzen. En is dat geschied, dan zijn de zorgen nog niet voorbij. Dikwijls is de inplanting drie of vier malen te vernieuwen, daar telkens een droog voorjaar de stekken verhindert wortel te vatten, en dan de eerstvolgende winter-slagregen de geheele plantage wegspoelt. Begrijpelijk is dat zoo iets den ijver niet aanvuurt, en zoo zijn dan ook op Sicilië in twintig jaren tijds niet meer dan 426 hectare herboscht. Dit vorderde 400.000 lire, derhalve bijna duizend lire per hectare. - Zeer hoog is dit gemiddelde, ook vergeleken met de kosten der herbosching op 't vaste land van Italië. Daar werden in 41 jaren (1867-1908) 29500 hectaren geplant voor 10½ millioen lire; derhalve waren per hectare 360 lire uit te geven. Maar 't gemiddelde zij hoog of laag, de totaalsommen bewijzen wel dat het werk niet krachtig ter hand werd genomen, en de finantieele toestand van Italië doet geen sneller voortgang profeteeren. En behield men slechts zorgvuldig wat nog te behouden valt! Wel werd in 1877 een wet uitgevaardigd welke paal en perk zoude stellen aan de uitroeiing, doch deze wet werkt gebrekkig, daar zij zonder schadevergoeding de eigenaars van bosschen aan banden legt. Die wet geeft algemeene regels voor het uithakken (lichten) en het inplanten van die boschen, welker behoud een alge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meen belang wordt geacht. Doch van de uitwerking zal men wel niet veel verwachten als men weet dat in Sicilië slechts 5 % van de geheele oppervlakte aan de wettelijke voorschriften is onderworpen (129.000 h.a.) en dat hiervan volgens de tabellen bijna de helft is nuda d.i. onbeplant! De inspecteur van het boschwezen verklaart trouwens onomwonden dat zijn veel te klein troepje boschwachters te slecht betaald wordt om onafhankelijk te kunnen blijven. Hun maandgeld bedraagt maar 60 lire (weinig jaren geleden slechts 41 lire!) en zij ontvangen geen reisgeld, noch kunnen zij vervoermiddelen in rekening brengen. Geen wonder dat velen daarbuiten enkel leven op water en brood! En de plaatselijke Commissies van Toezicht bestaan uit land-eigenaren......Ga naar voetnoot1). Wat nog bedenkelijker is: de regeering heeft de eenige maal dat haar de gelegenheid werd gegeven bosschen voor het nageslacht te behouden, deze op de meest lichtvaardige wijze verzuimd. Toen in 1866 de geestelijke goederen tot staatseigendom werden verklaard, kwamen meer dan 230.000 h.a. (ongeveer 1/10 deel van 't eiland) in hare handen. Omtrent 40.000 h.a. daarvan waren bosch, zorgvuldig door de monniken onderhouden. De Staat had slechts in hunne voetstappen te treden. Maar de nooden der schraal voorziene schatkist en de aandrang van vele landhongerigen deden besluiten tot verkoop van al wat maar eenigszins verkoopbaar was, in de hoop zoodoende de goederen van de doode hand te brengen onder het bereik van de boerenbevolking. En even natuurlijk is dat de uitkomst de verwachtingen beschaamde. Bij de landbouw-enquête van 1880/85 werd nagegaan aan wie 92000 hectaren der in Sicilië verkochte geestelijke goederen verbleven waren. En nu bleek dat het groot-grondbezit eigenaar was geworden van meer dan de helft, veertig percent was in handen van het middelbaar landbezit geraakt, en nauwelijks een zevende was ten goede gekomen aan den kleinen man! En dat niettegenstaande men zooveel mogelijk de gronden gesplitst had in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stukken van 10 hectaren en de betaling in termijnen had gesteld. Maar de aanzienlijken en die 't heft in handen hadden, waren dan ook niet kieskeurig geweest in hunne middelen om de boertjes af te schrikken een bod te doen. Zoo noodig, werd zelfs met den geestelijken ban gedreigd! En dorst er een toch te bieden, dan dreef een kongsie den prijs zóó zeer op, dat de man niet verder kon hoogen. Werd de kongsie dan eigenaar, zulks deerde haar niet. Want een strooman werd als kooper opgegeven; een arme drommel, die zich haastte alles om te hakken, ten einde uit de opbrengst den eersten termijn te kunnen voldoen. Lijdelijk moest de Staat toezien, want eerst als twee jaar lang geen verdere betalingen geschiedden, kon het goed teruggevorderd worden, tenzij het bewijs werd geleverd - altijd zéér moeilijk te leveren - dat de kooper het land niet als een goed huisvader beheerde.
Toch ontbrak het in dezen de regeering niet aan bittere ervaring, want zij had in de erfenis der Bourbons een reeks zeer netelige landbouw-vraagstukken gevonden. En deze - zoo zij 't nog niet wist - hadden haar volkomen moeten overtuigen, dat de kleine man op Sicilië geenszins in staat is zijne belangen te verdedigen tegen zijne meerderen in stand en rijkdom. Trouwens zelfs nu nog heerschen in Sicilië feudale verhoudingen, al brengt ook hierin het Americanisme verandering. Zie hier een voorbeeld. Onlangs werden muilezel en karretje van een boer aangereden door een automobiel. De schade was zeer gering; de eigenaar van den automobiel biedt met het vorstelijk gebaar van den Siciliaan van hooge geboorte, vijftig lire vergoeding. De boer wordt boos, windt zich op, niet over de som, maar: omdat de heer hem met ‘jij’ heeft aangesproken! Daar fluistert men hem in wie zijn beleediger is: de drager van een der grootste namen op 't eiland. Onmidde!lijk bedaart de toorn; de boer - en 't was toch waarlijk geen arme drommel - neemt eerbiedig zijn muts af en zegt: Uwe Excellentie heeft het recht mij met ‘jij’ aan te spreken’, en weigert alle schadevergoeding. Die voor ons onbegrijpelijke eerbied en dat feudalisme dagteekenen van bijna duizend jaren her, uit den tijd der nor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mandische overheersching. Die vorsten van franschen oorsprong voerden natuurlijk het ten hunnent bestaande leenstelsel in. Ten deele konden hunne fransche volgelingen en de machtige Sicilianen, die zij te vriend moesten houden, tevreden gesteld worden met de goederen der verjaagde Saraceenen; doch voor 't meerendeel moesten Vorst en vazallen zich behelpen met leengoederen, waarop reeds van oudsher gemeene rechten kleefden, rechten welke onvervreemdbaar waren en te eerbiedigen, wilde men niet gevaar loopen dat de bevolking, ten einde raad, het handjevol vreemdelingen verjoeg. Want men moet niet vergeten dat het verjagen der Saraceenen niet gepaard ging met een eigenlijke verovering. De normandische avonturiers gingen slechts zitten op den stoel der Afrikaansche dito's; de storm ging over de hoofden der oer-bevolking heen, welke slechts van heer veranderde... en van godsdienst. - Want van Mahomedanen werden de Sicilianen opnieuw Christenen, en de grieksche tempels, welke in den loop der tijden eerst kerken, toen moskeën waren geworden, werden nu opnieuw tot christelijke bedehuizen gewijd. De gemeene rechten welke op den grond kleefden, waren natuurlijk vele, en zeer onderscheiden in aard. De kleinere bestonden in het sprokkelen van hout voor eigen behoefte of het doen grazen van enkele stukken vee. Maar op vele landen waren de gemeene rechten van meer beteekenis; zóó zeer zelfs, dat zij een soort mede-eigendom der gemeente vormden: zoo het houtzamelen ook voor ander dan eigen gebruik, het bijeengaren der gevallen eikels, het weiden van groote kudden, het graven en branden van kalk voor den verkoop. In sommige gevallen kon aanspraak gemaakt worden op een deel van de opbrengst; zelfs hadden gemeenten medezeggenschap omtrent het beheer. Zóó algemeen zijn in Sicilië zulke grootere en kleinere rechten, dat aldaar als regel geldt: ove son feudi, ivi son usi civici - geen leengoed zonder gemeene rechten. Begrijpelijkerwijze verhinderde in vele gevallen het uitoefenen van dergelijke rechten een voordeeliger en betere wijze van bebouwing der daarmede belaste landen, en reeds in de achttiende eeuw besloten de Bourbons, zoover dit zonder bezwaar kon geschieden, die rechten af te schaffen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen billijke vergoeding.Ga naar voetnoot1) Doch de politieke beroeringen der laatste helft van de 18de en der eerste jaren van de 19de eeuw waren oorzaak dat de maatregel een doode letter bleef. Toen echter Engeland (dat feitelijk Sicilië regeerde ten tijde dat Murat in Napels heerschte) aan 't eiland een constitutie schonk, was een der eerste daden van 't nieuwbakken Parlement om de feudaliteit af te schaffen. In de haast werd echter vergeten duidelijk te omschrijven wat eigenlijk werd bedoeld, en, zooals altijd in Sicilië, had ook nu deze maatregel het omgekeerde gevolg van wat beoogd werd. Wie zich in de handen wreven: de feudalen; want die afschaffing was een goede gelegenheid om de rechten der gemeentenaren op hunne bezitttingen te besnoeien of geheel te ontkennen!
Doch ook een andere en nog ernstiger fout werd begaan. Vele gemeenten waren zelf eigenaressen van groote oppervlakten lands, en deze kwamen vooral den armeren ten goede. Ook hierin moest volgens ‘den geest der eeuw’ verandering komen. En toen in rustiger tijden, in 1825, door de Bourbons besloten werd tot uitvoering van het decreet van 1817, waarbij de verdeeling dier gemeentegronden werd bevolen, kwam de kleine man eerst recht in 't gedrang. Want wel was hierbij voorgeschreven eene splitsing der te verdeelen gronden in kleine stukken, en was bepaald dat allereerst de armsten deze in erfpacht konden nemen, maar van lieverlede kwamen al die landen wederom in handen van kleinere en grootere kapitalisten. Vooral werden zij eigendom van dien middelstand, welke zich in den loop der tijden onder en naast den feudalen adel vormde, en meer dan deze, den kleinen man uitbuitte. Want het is een bekend verschijnsel, en wordt in onzen tijd, waarin te zeer de aandacht gevestigd wordt op de bijzonder groote vermogens, wel eens vergeten: dat men in den regel weinig last of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongerief ondervindt van wie zéér hoog boven ons staan. Zij, die slechts weinig van ons verschillen, kennen beter onze ongelegenheid, en kunnen er dus eerder profijt van trekken. En zoo wist ook in Sicilië de middenstand, ter plaatse wonende en in voortdurende aanraking met den kleinen man, gebruik te maken van diens onbedrevenheid in den landbouw, gebrek aan werkkapitaal, geldnood door ziekte, om zich diens goedje toe te eigenen. Als dit tenminste den aankoop waard was! Maar niet altijd was zulks het geval, en er zijn vele voorbeelden dat gronden eenvoudig door den eigenaar werden verlaten. Alleen te Paternò, aan den voet van den Etna, lagen zoo 669 hectaren onbeheerd!Ga naar voetnoot1) Het eenige tastbare gevolg van het onverstandige doordrijven der regeering is dan ook geweest het zoo mogelijk nog meer in de war sturen der gemeente-financiën. Want de lage erfpachtsrechten op de verdeelde gronden gevestigd, wegen niet op tegen de vroeger genoten vergoedingen voor het gebruik der gemeentegronden. Daarenboven worden zij dik wijls niet betaald. Doch 't ergste zijn er de armen aan toe: zij hebben hun gemeentelijk erfdeel verloren, en deze verdeeling is feitelijk een berooving der toekomstige behoeftigen geweest | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten bate der toen levenden. Het ontbrak den hervormers, zooal niet aan goede bedoelingen, dan toch zeker aan historischen zin en nuchtere kennis der toestanden. Zoo is ten slotte voor Sicilië de verlichte negentiende eeuw rampzaliger geworden dan de donkere tijden waren, welke vooraf gingen!Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Waar zoo de Siciliaan der lagere klassen aan zichzelf is overgelaten en (niet geheel ten onrechte) aldus in ieder gezeten burger, in ieder ambtenaar, hoog of laag geplaatst, een vijand en onderdrukker zag, moest hij wel, op zelfbehoud bedacht, zich meer aansluiten aan zijns gelijken. Zoo ontstond noodzakelijker wijze de mafia. Doch deze mafia berust op hare beurt op iets wat allen menschen is ingeboren, en welbeschouwd ook thans nog de geheele maatschappij in alle landen regeert: de omertà. Die omertà: de mannelijkheid, het zelfbewustzijn, leeft ook in u, lezer. Herinner u slechts hoe gij op school liever onverdiend gestraft werd, dan uw kameraad te verklikken, die het kattekwaad had bedreven, waarvan de scholarch u beschuldigde. Later, toen de klas uit was, hebt gij het uw vriendje wel betaald gezet! En iets ouder geworden, leerdet gij in de fransche les: il faut laver son linge sale en famille. Op rijper leeftijd past dan ook iedereen in het sociale leven, in den handel, in de politiek dat voorschrift zooveel mogelijk toe. Ieder is zijn eigen rechter, en men kan met grond beweren, dat wel verre er van dat de justitiëele macht het monopolie der rechtspraak zoude hebben, zij enkel leeft van de brokken, welke de omertà haar toewerpt van den al te rijk voorzienen disch der onderlinge twisten. Omertà trekt gelijkgezinden aan, en wordt zoo tot kameraadschap. Ook in ons land is camaraderie geenszins onbe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kend. Te allen tijde was zij sterk ontwikkeld bij de militairen, en bij dezen ook het meest noodig, omdat de soldaat in de ure des gevaars op zijn wapenbroeder moet kunnen rekenen. Soms gaat het kameraadschap wel eens te ver. Zoo zullen ouderen van dagen zich herinneren hoe geheel Nederland in beroering kwam door den moord te 's-Gravenhage gepleegd door een onderofficier op een schooljongen, eenigen zoon van rijke ouders uit Indië. De brief waarin de ellendeling den vader een losprijs vroeg, werd in alle dagbladen in fac-simile overgenomen, en het handschrift zoodoende herkend door een ander militair. Dit voerde gelukkig tot ontdekking en veroordeeling; maar hoezeer heeft niet deswege de aangever te lijden gehad van zijne kameraden! Doch ook bij alle andere meer of minder gesloten corporaties wordt camaraderie waargenomen, en zij neemt toe naarmate aanval van buiten dwingt tot inwendigen weerstand. In de jongste tijden ontwikkelt zij zich dan ook sterk in alle rangen en standen der maatschappij; zelfs - men denke aan de Papendrechtsche strafzaak - achten velen er de rechtelijke macht niet vrij van. Zoo ik - zij het ook ongaarne - hier nederlandsche voorbeelden aanhaal, is dat enkel om duidelijk te maken, dat de siciliaansche criminaliteit geenszins aan den aard der bewoners alleen mag worden toegeschreven, maar in hoofdzaak een gevolg is der omstandigheden. De mafia is een uitvloeisel der camaraderie, en deze moest zich op dat eiland wel krachtig ontwikkelen tijdens de eeuwen en eeuwen lange overheersching door vreemden. L'ennemi, c'est notre maître, leerden van lieverlede de Sikulers te hunnen koste; zij, die achtereenvolgens dienen moesten Grieken, Pheniciers, Romeinen, Vandalen, Saraceenen, Franschen, Germanen en Spanjaarden. Hoe rechters te vertrouwen die een andere taal spreken, andere gewoonten hebben, anders gevoelen, en daarenboven hun stamgenooten voortrekken? Zoo moest wel bij de onderdrukten het gevoel van samenhoorigheid ontstaan, en zoo deze tot mafia werd, is dat enkel omdat overal waar de omstandigheden dwingen in het geheim te werken, de slechte elementen de overhand krijgen. De mafia is niet anders dan: verzuurde, beschimmelde camaraderie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het bovenstaande is het wel te begrijpen dat de mafia geen eigenlijke organisatie noodig heeft. Een zoo eeuwen lang onderdrukt volk is door de ellende voldoende gedisciplineerd, en dit siciliaansche euvel is dan ook niet in één adem te noemen met de napolitaansche camorra, welke een grootestadsziekte is, een soort Tammany-gekonkel, gelijk ook duidelijk blijkt uit het nog steeds loopende proces te Viterbo. Wel bestaan er, en bestonden er in Sicilië, kleine, min of meer aaneengesloten groepen mafiosi, vooral in de laatste jaren der Bourbonsche regeering, toen de politie hoog en laag tot samenzweren drong, maar in den regel heeft camaraderie geen scherp omschreven wetten noodig. En omdat de mafia op camaraderie berust, wordt zij dan ook niet in de diepste lagen der maatschappij gevonden: er is zekere ontwikkeling, eenig begrip van aanhankelijkheid voor noodig, en zoo treft men dan ook hare aanhangers voornamelijk in de siciliaansche middenklasse aan, die welke staat tusschen den grondeigenaar en het volk: het zijn de kleinere gabellotti - de grondverpachters - de opzichters, werkbazen, de kleinere graan- of vruchten-opkoopers, in de grootere steden ook de kleine nijveren en de winkeliers. De boer, de boerenarbeider en de daglooner zijn geen mafiosi, maar worden door hunne meerderen dikwijls gedwongen tot medeplichtigheid, daar zij anders slachtoffer worden. Alleen de geitenhoeders zijn ijverige mafiosen - een bewijs dat muziek de wildheid niet temt: want zij fantaseeren overheerlijk op hun rietfluit. Deze geitenhoeders, wier bedrijf het medebrengt steeds op den uitkijk te zitten, dienen als gemeen soldaat in het leger der booswichten - want natuurlijk hebben de officieren minderen noodig ter uitvoering van hunne orders. In de hoogere klassen vindt de mafia steun bij de eerzuchtigen. Wie vooruit wil komen in politiek of administratie ('t is eenerlei) sluit zich bij de mafia aan, evenals ten onzent bij een kiesvereeniging. De mafia neemt zulken steun gretig aan, want mannen van maatschappelijken invloed kunnen veel dienst bewijzen - vooral als het noodig is de justitie te ontglippen. In de eerste plaats zorgt de mafia voor de vriendjes. Is bij een grondeigenaar de betrekking van opzichter, werkbaas | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of veehoeder opengevallen, dan haasten de mafiosi een hunner aan te bevelen voor dat baantje, en zetten desnoods hun smeeken nadruk bij door kleine diefstallen te plegen, vruchtboomen te schenden, bergen stroo in brand te steken, om zoodoende werkelijk te bewijzen dat de eigenaar het niet langer zonder zoo'n pronkjuweel kan stellen. Of wel weten zij hem een pachter op te dringen, die minder huur betaalt dan den landheer lief is. In de gemeente-administratie verdeelen zij onderling de baantjes, werken bij verkiezingen ijverig voor hun beschermer of diens vrienden of volgelingen; bij processen trachten zij invloed uit te oefenen op getuigen en jury; in één woord: het zijn slechte menschen maar volmaakte vrienden. En ook de autoriteiten weten zulke vriendendiensten ten zeerste te waardeeren. Slechts in den uitersten nood gaat de mafia over tot handtastelijkheden. Een beleediging, een verraad wordt natuurlijk bloedig gewroken, en soms moet ook een weerbarstig slachtoffer als vogelverschrikker dienst doen. De meest gebruikelijke wijze om zich geld te verschaffen, is per dreigbrief. Doch niet alle dreigbrieven gaan van de mafia uit. Minwaardige individuen schrijven zulke epistels ook op eigen houtje. Maar deze herkent men gemakkelijk aan den barschen toon. Ook worden zulke dreigementen herhaald, als er geen gevolg aan wordt gegeven. De echte dreigbrief daarentegen is in hoffelijken toon gesteld. Immers de mafia is zeker van hare zaak. Nooit wordt dan ook een duplicaat gezonden. Maar wie doof blijft, vindt bijv. op zekeren morgen eenige honderdtallen wijnstokken afgehakt, of zijn vruchtboomen beschadigd, of zijn vee geroofd. Soms fluit een kogel langs zijn hoofd of langs dat van een familielid of onderhoorige. De geadresseerde haast zich dan of de gevraagde som te betalen, of - avec le diable il y a des accomodements - aan een wederzijdschen vriend een onderhandeling op te dragen, ten einde afslag te verkrijgen. Hoogst gevaarlijk zoude het echter zijn de hulp der justitie in te roepen. Minder aangenaam voor den patiënt, doch niet ongebruikelijk, is de ontvoering. Drie of vier gemaskerden wachten hun slachtoffer af op eenige min of meer afgelegen plaats, waar zij weten dat hij voorbij zal komen. Zij springen dan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij zijne nadering plotseling te voorschijn en richten den tromp van geweer of revolver op het gezelschap (want gewoonlijk gaat zoo iemand niet alleen uit). Allen worden gedwongen te gaan liggen met het gelaat tegen den grond, en ontwapend. Hun slachtoffer wordt vervolgens geblinddoekt weggevoerd, terwijl aan de anderen een schrijven wordt medegegeven waarin de losprijs wordt genoemd. Bij het naar huis gaan worden deze langen tijd gevolgd, opdat zij niet trachten na te sporen waarheen de buit vervoerd wordt. Ook nu weer laat de familie de justitie buiten spel en tracht door een wederzijdschen vriend afslag op het rantsoen te bekomen, wat gewoonlijk gelukt. Uwe haren rijzen te berge en gij zweert nooit Sicilië te betreden. Doch vrees niets: de vreemdeling loopt geen gevaar. De mafia weet dat indien een buitenlander werd opgelicht, plotseling alle autoriteiten hun ijver zouden betoonen. Daarenboven is bij den Siciliaan het oude ridderlijke gevoel der gastvrijheid niet verdoofd. En ten slotte: de mafia is zéér voorzichtig; richt hare aanslagen alleen tegen personen wier gangen zij nauwkeurig kan nagaan, zoodat de juiste gelegenheid voor den aanslag veilig kan uitgekozen worden. In alle geval zult gij geen last hebben van het derde dreigmiddel: het stelen van vee. Zooals straks werd medegedeeld, wordt bij den graanbouw het stoppelland als weide gebezigd. De steeds heen en weer gedreven kudden hebben geen stallen, doch blijven 's nachts op 't veld onder de hoede van enkele veedrijvers. Geheel Sicilië nu is doorsneden door trazzere: koeiendriften, daar het vroeger - bij den grooteren veestapel - gewoonte was, de kudden, die zomers op de hoogten geen voedsel meer vonden, te drijven naar lagere landen. Officieel moeten deze wegen 37½ meter breed zijn, daar het vee onderweg op de grasbermen den leeftocht zoekt. Doch nu de groote veetrek voorbij is, hebben de aanliggende eigenaren grond ingenomen en zijn die driften op sommige plaatsen tot ⅕ der oorspronkelijke breedte samengekrompen. Maar in alle geval zijn de afmetingen voldoende voor het doel der mafia. Op zekeren nacht worden de veehoeders gekneveld en geblinddoekt en een deel der kudde wegge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voerd; soms heel ver weg, naar de andere zijde van 't eiland. Natuurlijk eischt dit eene goede verstandhouding met de mafia elders, want voorzichtigheidshalve wordt alleen 's nachts gereisd en overdag tijdelijk het vee gemengd onder de kudde van bevriende koeienhoeders. Verlangt de landheer zijn eigendom terug, dan moet hij losgeld betalen, anders wordt het geslacht. En ook nu wordt de hulp der politie niet ingeroepen. Deze is aan arrondissements- en provinciale grenzen gebonden; de dieven zijn daarentegen intercommuniaal georganiseerd. Daarenboven, wie wil getuigen? Gij begrijpt dus dat het verstandigste wat een Siciliaan kan doen, is de mafia te vriend te houden en aan dit zelfbestuur geregeld belasting te betalen. Die belasting is niet gering: er zijn landheeren aan wie de mafia evenveel kost als de grondbelasting met hare opcenten. Maar in alle geval krijgen zij waar voor hun geld, want de mafia zorgt er voor dat niemand hun loonheer lastig valt. Zij vormt een ideaal-politie! Maar niet ieder neemt de zaak zoo gelaten op, en om deze reden wonen de meeste grondeigenaren liever in stad. Niet ieder heeft lust, om - zooals een der heereboeren - alle openingen van zijn landhuis met ijzeren platen af te sluiten en zelfs zijn dak met ijzer te beslaan! En hoe ongeregeld de toestand is, blijkt uit een onderzoek van den landbouw-wandelleeraar professor Pasalacqua omtrent de veiligheid op de latifondi in de provincie Trapani. Van 253 landgoederen kunnen slechts 23 zich veilig noemen; op 139 was de toestand slecht, op 84 zeer slecht, op 2 allerslechtst. - En het ontbreekt mij helaas aan de voor Sicilië noodige superlativen: op 5 nóg ergerGa naar voetnoot1)! Heel verbaasd zult gij dus ook niet wezen te vernemen dat slechts op 69 latifondi de wegen behoorlijk worden onderhouden, dat op 125 de malaria heerscht, en op nog veel meer de woningen onvoldoende zijn. Niet alle misdaden op Sicilië zijn echter toe te schrijven aan de mafia. Er zijn nog virtuozen die op eigen houtje stelen, al staan de meeste boeven wel op een of andere wijze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in verband met de mafia. Maar vooral sedert de carabinieri - onze maréchaussée - de plaatselijke politie steunt, is in dit opzicht de toestand veel beter geworden. Voor die - in ons oog te operette-achtig uitgedoste mannen met steken, en Zondags met pluimen - zijn de booswichten bang, want zij vormen inderdaad een keurkorps. Maar hun aantal is te gering. Daarenboven zouden vele misdaden zelfs niet door het aanzienlijkste machtsvertoon voorkomen kunnen worden. Want hoe gewillig, zachtzinnig, vlijtig, zuinig en sober ook in 't algemeen de Siciliaan is - en al deze voortreffelijke hoedanigheden zijn inderdaad volgens onverdachte getuigen den Siciliaan eigen - toch woelt het bloed anders door zuidelijke aderen dan bij bewoners van koelere landen. Een jongen steelt wat vijgen of druiven, laat vee loopen op andermans gras: een kogel int de boete. Maar ook bij meer beschaafden speelt de revolver een rol. Gedurende mijn verblijf te Palermo kregen in de opera tijdens de pauze twee leden van 't orkest woorden over een geldzaak. Professor Oliveri geeft professor Profeta een klap in 't aangezicht. Terug gekomen in de zaal, bemerkt deze daarbij zijn bril te hebben verloren, en heel kippig zijnde, moet hij uit 't hoofd spelen. Hij hoort hoe de andere professor daarover lachend spot met een derde lid van 't orkest, en woedend, zet hij zijn violoncel ter zijde en schiet op goed geluk in de richting van zijn terger. Vier revolschoten klinken door de zaal; professor Oliveri en een ander collega worden zoodanig gewond, dat zij wel een maand lang hun taak niet kunnen waarnemen. Wilt gij weten hoe het vonnis luidde? De officier van justitie eischte 20 maanden en 5 dagen gevangenisstraf, de rechtbank gaf zes maanden.... doch met opschortende werking. En zóó zeer was het talrijke publiek verheugd over deze vaderlijke uitspraak, dat velen over de balie klommen om den voorzitter de hand te drukken. Natuurlijk waren de muziekprofessors al lang met elkaar verzoend en werd dan ook geen eisch tot schadevergoeding ingesteld. Een andermaal kregen twee half-heeren twist op straat; de een vlucht op het achterbalkon van een voorbijrijdende tram, de ander - niet zoo vlug ter been - neemt zijn revolver en raakt natuurlijk een paar medepassagiers. Dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een ceremoniemeester op een bal wordt doodgeschoten, omdat hij een paar jongelui belette vóór hun beurt te dansen, is na dit alles niet zoo vreemd. En dat ongeveer tezelfder tijd een cavalerie-officier van hoogen siciliaanschen adel te Rome een hofdame doodde bij een rendez-vous, omdat deze weigerde langer zijne schulden te betalen, bewijst dat tot in de hoogste kringen de zuidelijke heftigheid zich niet verloochent. Maar tevens - en hierop wil ik bijzonder de aandacht vestigen - dat men niet al zulke verschijnselen mag toeschrijven aan het analphabetisme, noch denken dat de school ook in Sicilië de panacee voor alle kwalen zou zijn. Ook de mafia zal geenszins verdwijnen door meer onderricht. Is zij trouwens - welbeschouwd - specifiek siciliaansch? Is niet de fransche sabotage aan haar verwant? En is ook niet de terrorisatie der amerikaansche Labor-union-mannen een soort mafia? Het komt mij voor dat de mafia een wereld-verschijnsel is, en zich overal zal openbaren, waar een min of meer georganiseerd langdurig verzet plaats vindt tegen vermeende of werkelijke onderdrukking. Zij zal in Sicilië evenmin als elders verdwijnen, zoolang de openbare meening in alle lagen der maatschappij er zich niet krachtig tegen kant. Volstrekte rechtvaardigheid is het eenige geneesmiddel... en zéér snelle berechting.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Na zooveel treurnis, is het een verademing wederom den siciliaanschen emigrant te ontmoeten, nu thuisgekomen, aan den eindpaal zijner wenschen. Gelijk bij ieder die reist, 't zij als toerist of als zakenman, is ook zijn horizon verruimd. Want al hokken de Italianen over zee te veel bij elkander om ten volle den invloed der nieuwe wereld te ondervinden, toch filteren van lieverlede andere, zuiverder denkbeelden in hunne hersenen, en komen zij tot het besef dat een geheel andere maatschappij mogelijk is, dan die waarin zij tot nu toe leefden. Reeds aan de woning van den teruggekeerde is zulks bemerkbaar. Zoo mogelijk bouwt zich de ex-Amerikaan een eigen huisje, helder wit gepleisterd, en is hem dit te duur, zoodat een bestaande woning is te kiezen, dan worden toch in alle geval woonvertrek en stal nu scherp gescheiden, de vloer geplaveid of minstens met leem vastgestampt, de wanden gewit, het huisraad vernieuwd. En over het groote bed ligt een heldere sprei. Ik zag er zoo eenige..... zonder de deur te openen of door 't venster te gluren. De aardbeving bespaarde die moeite door den voorwand weg te nemen. En de echtgenooten kwamen niet terug om hun schatten te bergen... In één moeite door had de bevende aarde hen op hunne vlucht te pletter geslagen. Niet alleen de mensch betoont in Sicilië weinig naastenliefde, ook de natuur kent er geen medelijden. Zonderling is het hier den noordeling te moede, die thuis leeft in een atmosfeer van zóó algemeene menschen- en dierenmin, vredes- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betoogingen en natuurbescherming, dat hij geenszins verrast zal staan indien op zekeren dag borden worden aangebracht op de hoeken der straten met het opschrift: behandel de groenten met zachtheid! Maar gelukkig zijn niet alle emigranten verzwolgen, en de overlevenden sluiten de bressen welke de natuur maakt. Wie hunner niet veel spaarde, huurt wat grond en wordt boer of halfpachter met een paar eigen gekochte koeien. Dat beteekent reeds een groote stap vooruit voor den voormaligen daglooner. Maar ieders eerzucht is: grondeigenaar te worden. Helaas, dat is dikwijls maar een tijdelijk geluk. 't Is begrijpelijk dat waar de emigrant meerendeels uit de kuststreken kwam, hij ook dáár 't liefst grond zoekt. Trouwens alleen daar is de grond sterk verdeeld; in het binnenland, waar de graanbouw overheerscht, is de bodem in handen van groote landheeren, die niet verkoopen. Maar in de kustvlakte is eerder iets van zijne gading te vinden, want de grond behoort daar aan kleine burgers, die vroeger leven konden van de pachten en hun tijd in ledigheid doorbrachten. Doch door de duurdere levenswijze, de mindere opbrengst van hun goedje en door het stijgen der arbeidsloonen zijn hunne inkomsten onvoldoende geworden. Zoo wordt ten einde raad het grondbezit verkocht en voeding aan de staatsruif gezocht. Dientengevolge wemelt het dan ook in gansch Italië van zuidelijke en vooral siciliaansche beambten. De mannen van het bedrijvige en bloeiende noorden houden zich daarentegen aan handel en industrie. Het is begrijpelijk dat bij zoo groote landvraag, de prijzen stijgen en de Amerikaan veel te duur koopt. En waar hij gewoonlijk al zijn spaarpenningen - zoo groot is zijn landhonger - steekt in den grond, houdt hij onvoldoende werkkapitaal over, en zijn enkele jaren van misgewas, van droogte of zwaren regen voldoende om hem tot den bedelstaf te brengen. Daarop aast de burger, die hem den grond verkocht, en dikwijls krijgt die voor een spotprijs het stukje land terug, waaraan zooveel zweetdroppels kleven. En de arme drommel trekt weer naar het goudland, om opnieuw den cirkelgang te gaan. Doch al doende leert de emigrant, en van lieverlede verbeteren de kansen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch zijn de grootste voordeelen der emigratie geheel andere, en wel tweeërlei. Het duurder worden van de arbeidskrachten heeft ten eerste het gabelotto-stelsel een knauw gegeven, den landheer gedwongen zelf de leiding in handen te nemen om door een meer rationeele, intensieve bebouwing de opbrengst zijner goederen te vergrooten. En ten tweede is de kleine man geholpen, omdat hij wegens dat schaarscher worden der arbeidskrachten, eischen kan stellen. En het amerikaansche goud en de amerikaansche discipline veroorloven hem den eenigen vorm van landbouw-exploitatie te kiezen, welke in die graanstreken slagen kan: de coöperatie. Met zulke kapitaal-krachtige coöperatieve vereenigingen kan de landheer onderhandelen; zij geven hem betere waarborgen dan de vroegere gabelotto. Daarbij komt gelukkigerwijze dat ook ongeveer tezelfder tijd de derde siciliaansche grootmacht is wakker geschud. De spoliatie der kerkelijke goederen is ten slotte toch tot zegen geworden. De priesterstand is er door gelouterd; van slaafsche volgelingen der koningen zijn de geestelijken geworden tot voorgangers van het volk. Zij zijn nu het zuurdeesem der coöperatie. Zoo werken thans adel, volk en geestelijkheid - het klinkt middeneeuwsch, doch het is zeer modern - samen om Sicilië wederom te maken tot wat het eenmaal was: het kostbaarst kleinood van de Middellandsche zee. Laat ik u, om het bovenstaande door voorbeelden te verduidelijken, eerst voeren naar het ex-feudo Canzirotta, een latifondo in de u bekende gemeente Mussomeli. Het goed is 376 hectare groot en behoort aan prins Francesco Lanza di Scalea. Het ligt op de helling van een berg, op gemiddeld 500 meter boven zee, langs een stroom, welke in den zomer droog, in den winter soms ondoorwaadbaar is. Gelijk in dit land vanzelf spreekt, ontbreken bruggen, zoo-ook wegen voor karren of andere voortuigen geschikt. Mussomeli zelf ligt 13 kilometer verwijderd, andere plaatsen zijn nog moeilijker te bereiken. Het water uit de putten is ondrinkbaar voor den mensch, brak en zwavelig; men moet zich behelpen met het regenwater uit de dakgoten. Betrekkelijk veel waarde heeft dit landgoed dan ook niet, de vorige gabelotto betaalde den eigenaar 21 lire huur per hectare. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De prins - gij zult goed doen u hem niet voor te stellen in een gouden harnas met wuivende pluimen op den helm - begon met eenige woningen te bouwen, daar hij, nu hij den gabelotto den bons gaf, wel een deel van het goed zelf in handen nam, doch het overige aan kolonisten in pacht wilde geven. Deze kolonisten-woningen werden natuurlijk niet over 't goed verspreid: de Siciliaan is gewoon in steden te leven, en ook de veiligheid maakte het meer geraden die huizen aan elkander om een gesloten plein te bouwen, met de openingen aan de pleinzijde, zoodat het geheel een fort gelijkt. Een achttal zulke woningen, ieder bestaande uit een kamer, keukentje, magazijn en stal; een vijftal zonder stal, voor boeren die slechts tijdelijk op 't goed verblijf houden; een groot lokaal voor de daglooners die den oogst binnen halen; een gemeenschappelijke bakkersoven; een gemeenschappelijke gelegenheid om boter en kaas te maken en een piepsklein kerkje, ziedaar het kasteelplein voltooid. Het kerkje dient tevens tot school: na afloop van den Zondagdienst, geeft daar de geestelijke - voor dien dag overgekomen - den kinderen onderwijs. Het woonhuis van den heer steunt tegen het fort. Een andere kleine sterkte, het oude fort genoemd, bergt nog een vijftal kolonisten met hun huisgezin. Een deel van den grond, daartoe geschikt bevonden, werd met wijnstokken en amandelboomen beplant; het grootste deel bleef echter graanland. Een zesjarige rotatie werd ingevoerd; behalve graan ook boonen en voedergewassen geteeld. Natuurlijk met behulp van kunstmest en zorgvuldige bewerking. De kolonisten ontvangen voor de hun toegewezen perceelen het zaad en den kunstmest; de opbrengst wordt met den heer half om half gedeeld, terwijl tevens een onder-Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
linge coöperatieve veevereeniging is ingesteld, voornamelijk ten einde meer stalmest te bekomen. En nu de uitkomst? De landheer trekt op deze wijze - met inbegrip van de netto-opbrengst van zijn eigen bedrijf - ruim ⅓ meer van zijn landgoed dan vroeger. Voor al zijn moeite en persoonlijke toewijding derhalve vijftienhonderd gulden. Inderdaad geen prinselijke belooning! Maar deze is dan ook meer te zoeken in het bewustzijn zijn plicht te hebben gedaan tegenover het vaderland en een voorbeeld te hebben gegeven aan zijn standgenooten.
Nu wil ik u even brengen op land, dat op geheel andere wijze wordt geëxploiteerd: door een boeren-landbouwvereeniging. De Societa agricola coöperativa di monte San Giuliano (in de provincie Trapani), in 1902 opgericht door 518 leden met een kapitaal van 13.086 lire, telde, aanvang 1909, 2010 leden met een gestort kapitaal van 57.508 lire. De reserve bedraagt 22.134 lire. Geen groote sommen voorwaar; doch de kracht van een dergelijke landbouwvereeniging ligt niet in het geld, maar in den arbeid en in het crediet, dat men haar waardig acht. En ziehier het bewijs: De coöperatie heeft 28 landgoederen gepacht, ter gezamenlijke grootte van 5057 hectaren, en betaalt daarvoor jaarlijks aan de landheeren 219.092 lire. De administratie kost 25,000 lire 's jaars. Sommige dier bezittingen konden voor langeren tijd gepacht worden: 20 à 30 jaren. Een dezer bijv., 28 hectaren groot, werd, als daartoe geschikt bevonden, met wijnstokken beplant. Honderd zestien duizend stekken werden door honderd zestien leden der coöperatie gepoot. Ieder hunner moet 1/116 deel van den noodigen arbeid verrichten, en geniet dan ook in diezelfde evenredigheid van de opbrengst. Het grootste deel van het gepachte wordt echter - gelijk bij de meeste siciliaansche landbouw-coöperaties - onder de leden verdeeld. Daarbij tracht men te bereiken dat ieder lot zooveel mogelijk bij gelijke krachtsinspanning een gelijke opbrengst geeft. De perceelen zijn dus niet alle even groot; somwijlen zelfs, als de aard der gronden dit medebrengt, bestaat een lot uit twee uit elkander gelegen deelen: het eene stuk bijv., minder vruchtbaar, is op den heuvel gelegen, het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere, betere, in de vlakte of bij water of weg. Aangezien natuurlijk volkomen gelijkheid niet te bereiken is, worden ten slotte de gebruikers door loting aangewezen. En zelfs is het niet altijd praktisch mogelijk een land in zoovele deelen te verdeelen als de vereeniging leden telt. Die ledig uitgingen, komen dan het eerst in aanmerking bij verdere pachting, en de coöperatie acht dit zelfs een voordeel. Want zoodoende blijven er altijd leden die aansporen tot het huren van meer grond. De verlote stukken, meestal 1½ à 3 h.a. groot, blijven tijdens den geheelen duur der pacht ter beschikking van denzelfden persoon. Deze kan den grond bebouwen naar eigen believen en betaalt zijn deel der pacht, vermeerderd met 5 % voor administratiekosten. Kunstmest wordt gezamelijk ingeslagen, somwijlen ook gezamenlijk landbouwwerktuigen gekocht. En aan wie zulks verlangt, wordt zaaizaad tegen vergoeding gegeven. Begrijpelijkerwijze moet een dergelijke vereeniging over crediet kunnen beschikken, zoowel om de pacht te voldoen in de gebruikelijke driemaandelijksche termijnen (welke daarenboven vooraf zijn te betalen) als wegens de gemeenschappelijke aankoopen. De Banco di Sicilia (eene staatsinstelling) geeft in dezen uitkomst. In 1906-07 leende zij bijv. aan de leden dezer coöperatie niet minder dan 113.416 lire. Een staatsbank als geldschieter is een voordeel en een gevaar tevens. De te groote gemakkelijkheid waarmede in der tijd aan de Sicilianen geld verschaft werd, toen door het woeden der phyloxera de fransche wijnbouw te gronde dreigde te gaan, en dus aanplant van wijnbergen op 't eiland groot voordeel beloofde, was, toen later de crisis kwam, velen duur te staan gekomen. En het mag geen nadeel heeten voor het eiland dat eerst betrekkelijk laat de Banco di Sicilia tot het geven van landbouwcrediet is overgegaan. Wel was reeds bij wet van 23 Januari 1887 de Bank gerechtigd voor dit doel 2 millioen lire aan te wenden, doch den geldnemer werd door het eischen van vele en omslachtige waarborgen het leenen zoo moeilijk gemaakt, dat slechts weinig geld op deze wijze werd ondergebracht. Intusschen wist het volk zich zelf te helpen, dank zij het uit Amerika invloeiend geld, dat de spaarkassen vulde. Slechts ontbrak de leidende hand. Doch nu trad de geeste- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijkheid op, die door eigen jammer geleerd, meer ging gevoelen voor de nooden van den kleinen man. Allerwege werden onder hare leiding landbouwkassen opgericht (Casse rurale). Deze verschaften niet enkel aan de leden het noodige kapitaal tegen matige rente, maar breidden weldra hare taak uit, zoowel door het oprichten van coöperatieve verbruiks- en verkoopsvereenigingen (soms gepaard aan ziektekassen), als door hare leden in de gelegenheid te stellen gezamenlijk gronden te pachten. Deze landbouwkassen hebben ontegenzeggelijk veel tot het verheffen van den kleinen boerenstand bijgedragen. Maar aangezien het crediet dezer coöperatieve vereenigingen berust op de onbeperkte aansprakelijkheid harer leden, spreekt vanzelf dat zij geen geheel onbemiddelden kunnen opnemen. Ten einde echter ook de armsten te helpen, besloot de regeering de voorwaarden waarop de Banco di Sicilia voorschotten verleende, minder bezwarend te maken. Angst voor al te grooten bloei der katholieke Casse schijnt eveneens aan dit besluit niet vreemd te zijn geweest, en dit is dan ook wel de reden waarom die landbouwkassen in den eersten tijd niet wilden gebruik maken van het bankcrediet, dat ook voor haar open stond. Met dat al blijven de katholieke landbouwkassen een voorsprong behouden, gelijk alle in Sicilië op katholieken grondslag gevestigde vereenigingen. Want begrijpelijkerwijze hebben de landheeren liever met corporaties te doen welker leden niet enkele stoffelijke maar ook geestelijke belangen behartigen. De hierboven genoemde vrije coöperatieve landbouwvereeniging van Monte Giuliano ziet zich zelfs dientengevolge b.v. verschillende pachtverlengingen weigeren.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Toch moet uit het bovenstaande niet worden afgeleid dat het socialisme op het eiland vasten voet heeft gekregen. Integendeel, nog op het congres der italiaansche socialisten, verleden jaar te Milaan gehouden, werd door den afgevaardigde van de siciliaansche geestverwanten: Seb. Cammareri Scurli erkend dat het oude siciliaansche socialisme dood is, en wel ten gevolge van de amerikaansche emigratie. Die heeft het volk tot kapitalisten gemaakt; en alleen wie niet heeft, deelt gaarne met anderen. Maar de hoogere klassen herinneren zich nog te goed de gebeurtenissen van een twintig jaar geleden, dan dat zij veel neiging gevoelen om een volksbeweging aan te moedigen, welke allicht verkeerde banen kan inslaan. De beroeringen, welke toenmaals het eiland een zeer ongunstigen roep verschaften, waren middellijk een gevolg van het totstandkomen van het koninkrijk Italië. Van Sicilië | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was weliswaar de viktorie uitgegaan, dáár werd eigenlijk het koninkrijk geboren, maar toch voelden de eilandbewoners zich geenszins één met hunne stamverwanten van het vasteland. Niet minder dan Nederland door de taal, is Sicilië door de omspoelende zeeën afgezonderd, en leefde haar eigen leven. Vanzelf was dit - waar geen centrale krachten sterk genoeg waren om alles tot zich te trekken - een provinciaal leven. Messina bleef steeds mokken omdat de zetel der regeering in overoude tijden naar Palermo was overgebracht; Catania bemoeide zich met geen van beide. Voor de toenmalige heerschers had zulks het voordeel, dat opstanden zich niet licht buiten een provincie verspreidden en derhalve gemakkelijker te onderdrukken waren. Daarbij kwam dat de vrijheid liefhebbende Siciliaan, afkeerig van den krijgsdienst, voorzichtigheidshalve niet door zijne meesters tot militaire diensten werd gedwongen. Dezen vonden in dat anti-militairisme een welkom voorwendsel om vreemde huurtroepen in dienst te nemen, en menig nazaat van Willem Tell heeft dan ook op Sicilië de dwinglandij helpen bevestigen. Maar toen het koninkrijk Italië den algemeenen dienstplicht invoerde, was het uit met dat privilegie van den Siciliaan. Dit trok hem tevens uit zijne afzondering. Want 't vasteland was hem geheel vreemd. Vooral de noordelijke helft en de Povlakte, waar mensch en natuur geheel andere zijn. Die militaire school leerde den Siciliaan discipline, zindelijkheid, lezen, schrijven - en tevens nadenken over het geziene. Het was als een inlandsche emigratie. Evenals later de amerikaansche emigrant, kwam ook hij weer thuis; doch niet met goud, maar met socialistische hersenschimmen. En in Sicilië vond zijne ontevredenheid over het bestaande weerklank. Want ieder, hoog en laag, was teleurgesteld. De belastingdruk was veel zwaarder geworden dan tijdens de Bourbonsche dwingelandij. Men is nu eenmaal geen grootmacht zonder groot-budget! Wat vooral diep gevoeld werd: het grootste deel van de opbrengst der belastingen werd buiten het eiland besteed.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hooge adel koesterde daarenboven bijzondere grieven. Sedert eeuwen was Palermo een hofstad geweest. Of de koning óf een onderkoning hield er staat. Nu werd men eerst uit Florence, later uit Rome geregeerd. 't Is waar, dikwijls waren de hoogste italiaansche staats-ambtenaren van siciliaansche afkomst; maar om die afkomst te doen vergeten, werden zij romeiner dan de Romeinen zelf, en deden dat dubbel hunne eilandgenooten gevoelen. Allerwegen vormden zich Fasci (fascio: bundel) dei Lavatori. En gelijk begrijpelijk is in een land waar de politiek alles beheerscht, trachtte iedere partij den invloed der Fasci te haren voordeele te gebruiken. Werkstakingen en daden van geweld waren aan de orde van den dag; de rechtbanken spraken vrij, - ook de rechters waren niet onvaderlandslievend, - en de opstand dreigde in een revolutie en algeheele afscheiding te eindigen. Toen ook naar het vaste land de vlam oversloeg, en de vrees voor een socialistische republiek geenszins meer denkbeeldig was, greep eindelijk de regeering met vaste hand in. Het eiland werd in militaire kringen verdeeld en onderverdeeld; een geheele legermacht werd er heen gezonden, en niet zonder bloedstorting kwam Sicilië eindelijk tot rust (1894). Doch sedert de amerikaansche emigratie-immigratie koestert de Siciliaan andere idealen, gemakkelijker te verwezenlijken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dichter bij den grond. De Fasci zijn vervangen door Leghe di resistenza e di miglioramento, wat nog 't beste is weer te geven door: Bonden voor loonsverhooging, verbetering der pachtvoorwaarden en in 't algemeen tot verhooging van het maatschappelijk peil der leden. Een zoo lange omschrijving is wel noodig omdat - en ook hierin openbaart zich het provincialisme - bijna elke Lega andere doeleinden nastreeft. Het eenige wat de meesten - zoo niet alle - gemeen hebben, is de groote verscheidenheid in den stand der leden. Kleine grondeigenaars, kleine pachters, halfpachters, derde- en kwartpachters (coloni a mezzadria, terzeria, qaarteria), opzichters, werkbazen en daggelders nemen broederlijk op de banken van het vereenigingslokaal plaats. Dat de belangen niet altijd dezelfde zijn, schijnt niet te deren, en heeft het voordeel dat niet eenzijdig één klasse wordt voorgetrokken.Ga naar voetnoot1) Wat de politieke richting betreft, werd een deel der Leghe onder socialistische invloeden opgericht, een ander deel is neutraal, weer een ander constitutioneel: d.w.z. stelt voorop aanhankelijkheid aan het Huis van Savoye. Ten slotte zijn er ook vele Leghe, welke de Encycliek Rerum Novarum als richtsnoer erkennen. Doch terwijl de eene Lega voorschrijft den 1en Mei te vieren, andere de leden verplichten te stemmen bij politieke verkiezingen gelijk het bestuur beslist, weer andere in de lokalen van den bond alle staatkundige gesprekken verbieden, vindt men in aller statuten bepalingen betreffende het begraven der leden. Men zoude bijna geneigd zijn te denken dat in Sicilië het begraven de belangrijkste levensfunctie is. Alle leden van een bond zijn verplicht den lijkstoet te volgen, en nauwkeurig zijn de eerbewijzen omschreven. Drie dagen lang hangt een omfloersde vlag uit het bondsgebouw; de kist - door den bond verschaft - wordt met het bondslaken behangen. En | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nauwkeurig, als gold het een vorstelijke begrafenis, is aangegeven welke eereplaatsen toekomen aan echtgenoote, ouders en kinderen van den overledene. Doch ook het nuttige wordt niet vergeten. Aan de weduwe of de minderjarige kinderen wordt eene ondersteuning uitgekeerd. Veelvuldig wordt ook ziektegeld gegeven, ja in meerdere bonden zijn zelfs de leden verplicht beurtelings bij den zieke te waken of in diens plaats zijn arbeid te verrichten. Ook invaliditeits en ouderdoms-uitkeeringen staan in veler program. Dat een hoog-zedelijk bewustzijn in de bonden leeft, bewijst het feit dat genoegzaam alle statuten eischen een onberispelijken levenswandel. Zeer vele verbieden het bezoeken van herbergen en beruchte huizen; ook wordt het lid uitgestooten dat zijnen ouders geen eerbied betoont of zonder geldige reden zijn vrouw slaat. Natuurlijk wordt ook strengelijk verboden zich tot den rechter te wenden bij onderlinge twisten, alvorens den verzoeningsraad te hebben ingeroepen. En de straf: uitsluiting, is geen ijdel woord. In die kleine gemeentekringen staat uitsluiting gelijk met den zedelijken dood. Niemand spreekt meer tot den veroordeelde of helpt hem. Ook het schoolwezen maakt een voorwerp uit van de aanhoudende zorg der Leghe, en hierin is eveneens de invloed der emigratie te herkennen. Van uit Amerika schrijven de Sicilianen aan hunne vrouwen (of juister gezegd: laten schrijven, want weinigen kunnen de pen hanteeren) de kinderen toch trouw de school te doen bezoeken, opdat hunne brieven thuis kunnen gelezen en beantwoord worden zonder tusschenkomst van derden. En wat de leerplicht niet kon teweegbrengen, deed dit mannenwoord. Sedert vier jaren is het schoolbezoek met ⅓ toegenomen. Geen wonder dus dat ook de Leghe hierop toezien, en de leden verplichten hunne kinderen naar school te zenden. Verscheidene bonden zijn zelfs behulpzaam bij de aanschaffing van boeken... en van kleeren. En wanneer men nu weet dat siciliaansche kleuters altijd blootshoofds en blootsvoets gaan, en ook verder geen overbodige kleedingstukken dragen, kunt gij u voorstellen hoe een arme siciliaansche jongen er uit moet zien, wiens kleedij hem niet veroorlooft de school te bezoeken. Trouwens in een zondagspak moet hij er in geen geval | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heengaan. Dat ware een wanklank in die harmonie van vuil! De slechtste scholen zijn nog niet die, welke in opgeheven kloosters zijn ondergebracht. Niet dat men voor leerlokalen beschikbaar stelt de luchtige, groote voormalige eet- en kapittelzalen! Deze heeft de gemeente-administratie natuurlijk zelf in gebruik genomen. Ons gezegde: dat voor het kind niets goed genoeg is, is op Sicilië nog onbekend. Maar in alle gevallen is de kloosterafval beter dan de gehuurde woning, waarin meestentijds de gemeenteschool is ondergebracht. Wel kan iedere gemeente voor den bouw van nieuwe scholen een rijkssubsidie ontvangen ten bedrage van ⅓ der bouwkosten, en schiet de Staat het overige voor tegen een jaarlijksche rente van 1 à 1½ %, maar waarom zoo'n aanbod aan te nemen, als de vriendjes van de bovendrijvende partij in den gemeenteraad door verhuring een zoo mooie rente van slechte panden kunnen maken? Zoo behoeft men dan ook niet vreemd op te zien, als de rapporten der school-inspecteurs den neus dicht doen houden. En niet enkel klagen deze - men zoude hen nog kunnen verdenken te hooge eischen te stellen, - maar ook de leden der parlementaire landbouwcommissie vergelijken de scholen met varkenskrotten. Brutissimi locali, locali pessimi, indecenti, sporchissimi, possono paragonarsi ad un porcile, schrijven zij in die kleurrijke sonore taal, welke zelfs het uitschelden een genot maakt voor den schuldige.Ga naar voetnoot1) Echter te meer is de zorg der Leghe te waardeeren, en het is geen kleine triomf dat terwijl in 1872 nog 85 % der Sicilianen lezen noch schrijven kon, in 1901 dit percentage tot 71 was geslonken!Ga naar voetnoot2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch zij uw glimlach niet al te meewarig! Analphabet is in 't Zuiden geen brandmerk. De mannen voor wie Homeros zong, waren grootendeels, wellicht allen, ongeletterden. Misschien was hij 't wel zelf! En nog heden ten dage kunt gij in de romeinsche Campagna herders aantreffen, die niet kunnen lezen of schrijven, doch met fijn gevoel, in statigen val, geheele zangen van Dante's Inferno opzeggen, ja - nog sterker - u kunnen vergasten op Vergilius' herderszangen... in het latijn!Ga naar voetnoot1) Vergeet nooit, dat zoo in onze duistere nevellanden de zwarte drukinkt een onontbeerlijke factor van verlichting is, die bevoorrechten daarginder hebben de bron van alle leven: de zon, de ZON!
Maar in alle geval: heden is de school gesloten; 't is vacantie, en vroolijk klepperen de kerkklokken! Klepperen, niet: bim-bammen, want de levendige Siciliaan is niet tevreden met ons statig klokgebrom, afgemeten en ernstig als een witgedaste dominé. Alle rhythmus moet bij hem vlug en vroolijk zijn; dies klimt hij in den toren en slaat met zijn hamer op den bronzen kerkmond, alsof 't een aanbeeld ware. En een metalen tarentella huppelt door de lucht en drijft het toch al snelle bloed der hoorders als razend door de aderen. Feest is het dan ook vandaag, een feest der feesten: een kerkelijk feest! In den Dom zal weder voor 't eerst sedert maanden de mis worden opgedragen, 't Is eigenlijk maar een kleine kerk, heel oud, nog uit den tijd der Normandiërs, een zwart gebouw met grimmige kanteelen - een bewijs dat dit huis des vredes oudtijds ook tot vesting moest dienen. Bouwvalligheid was reden van tijdelijke sluiting, doch Paus en Aartsbisschop hebben uit eigen beurs het herstel bekostigd, en de ingezetenen - met de vreemdelingen - zorgden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezamenlijk voor een nieuw plaveisel. Vermoedelijk is onder die weldadige buitenlanders een Hollandsche geweest, want nog nooit zag ik in Italië een zoo frisch geboende, helder gewitte kerk! De aartsbisschop van Messina is overgekomen voor de plechtigheid. Opgewacht aan 't station door honderden parochianen, is hij van daar, na veel handengedruk, in de eenige equipage van 't stadje gereden naar de poort, om van daar in plechtigen optocht door de hoofdstraat te worden gevoerd naar het heiligdom. Tallooze kinderen, allen in 't wit gekleed, - ik wist niet dat het anders zoo stille Taormina zoovele kleintjes rijk was! - stonden aan de poort reikhalzend uit te kijken naar het rijtuig. Nu gaan zij twee aan twee den stoet vooraf, begeleid door eenige nonnetjes, eveneens in 't wit. De kleinsten heel vooraan, elk haar voorgangstertje vasthoudend aan een slip van de jurk, evenals op bewaarschooltjes, om den juisten afstand te behouden. Dan de bruidjes - 't is tevens confirmatie, - een vaandel, wat dignitarissen met hooge en lage hoeden, eenige geestelijken, en eindelijk, onder een baldakijn, de hoogepriester in klein ornaat. Een krachtige figuur, met stierennek, niet door het noodlot ter neer te slaan. Impavidum feriunt ruinae ontglipt onwillekeurig aan de lippen bij het zien van dien priester, wien te Messina, na de aardbeving, de arme stakker toeriep: gij, die met God spreekt! Vlak achter den prelaat: blaasmuziek. Eenige mannen in een fantasie-uniform, blijkbaar een fanfarecorps, en dat alleen vroolijke wijsjes: dansmuziek en serenade-marschen kent. Geen grooter contrast denkbaar dan die ernstig voortschrijdende geestelijke, op den voet gevolgd door dien kermistroep. En dit komt nog sterker uit, als straks, wanneer de blazers zwijgen, de trom met een krachtig bom! bom! hun taak overneemt, nu en dan ondersteund door een rinkelenden bekkenslag. 't Lijkt wel een circus-optocht! Maar de diepe ernst van alle ommestanders neemt het dwaze weg. En wat bij dit anders zoo beweeglijk volkje bijzonder treft: de volkomen stilte waaronder de processie voortschrijdt. Alles: jong en oud, zwijgt. De straat is als een kerk: geen geluid komt uit de menigte, welke, zoover de blik reikt, de lange huizengeul vult. Eerbiedig gaan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeden en petten af naarmate de stoet zich voortbeweegt, en enkel een zwijgende, doch hoogst sierlijke hulde wordt den kerkvorst gebracht, welsprekend juist door die algemeene stilte. Want van alle balkons, uit alle bovenvensters, fladderen - door vrouwenhanden losgelaten - langzaam naar beneden roode, groene, gele en witte strookjes papier, als een soort kleurige regen, en spreiden zich uit voor de voeten van den hoogepriester, op het baldakijn, op de schouders der hem omstuwende geestelijken. Op elke snipper is een huldebetuiging gedrukt: Leve onze milddadige Paus! Leve de beschermengel van ons diocees! Leve de apostel der liefde! Op sommige ook: Leve de martelaar van zijn plicht! Zoo wordt de lange, smalle hoofdstraat doorgetrokken, waar allerwegen de italiaansche vlag is uitgestoken. (Opmerkelijk voor een Hollander: de pauselijke kleuren ontbreken geheel.) Eindelijk bereikt de stoet den Dom, welks hoofddeur aan het plein, en beide zijdeuren aan de straten, - alle drie hoog en wijd als schuurdeuren, - geheel openstaan, licht en zon inlatende, evenals de met onbeschilderd glas voorziene groote vensters. Achter het altaar, met vele rijen kaarsen en kunstbloemen fleurig versierd, hangt - reusachtig groot - vanaf de zoldering een wit doek, waarop het aartsbisschoppelijke wapen. Ter zijde, in het schip, tegen een pilaar, is een kleine verhevenheid aangebracht, op elleboogshoogte, en met een hel gebloemd tapijt bedekt. Een groote vergulde stoel staat er op; een klein trapje voert er henen. Bij het naderen van den stoet vult zich de kerk, en alles - als door een magneet aangetrokken - dringt zich om dit podium. Zelfs het trapje wordt bezet, en slechts met moeite, als straks de prelaat onder razend klokgeklepper de kerk binnen treedt, wordt hem een smalle doorgang en optred vrijgemaakt. Dadelijk daarna sluit zich weer de menschenring om het podium. Door een toeval ben ik ter zijde tegen die verhevenheid gedrongen, bijna naast den bisschopszetel, en daarvan slechts gescheiden door een op het podium, rechts van den hoogepriester staand geestelijke. Zoo is het alsof ik aan de plechtigheid deelneem, en zie ik in al die donkere oogen, welke den kerkvorst aanstaren alsof het eene verschijning ware uit den Hemel. Opgespalkte, onbeweeglijke oogen, om nooit te ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geten. Naast mij heeft een oude man zijn kleindochtertje dood familiaar op het podium gezet, bijna aan de voeten van den kerkvorst, en van alle kanten rusten ellebogen op den rand. Een andere man - blijkens het ruige schaapsvel, dat hij heeft omgeslagen - een herder, heeft ver zijn armen over 't podium geschoven, recht tegenover den aartsbisschop, en staart deze aan met de handen onder 't hoofd. Wat verder af - kaarsrecht en hoog uitstekend boven de menigte - in grooten mantel gehuld, een oude man met grijzen stoppelbaard en apostelkop, gretig indrinkend de priesterlijke woorden. Het is alsof voor mij levend is geworden eene Santa Conversazione, een dier schilderijen der Renaissance waarop heiligen in peinzende samenspraak zijn afgebeeld. Aan de andere zijde van den bisschoppelijken stoel, dicht bij het altaar, troont onder een gouden baldakijn een heiligenbeeld: St. Joseph. Bij zoo'n feest toch mag de meest populaire der heiligen niet ontbreken! Dus heeft men zijn beeld uit de kerk, waar het anders staat, tijdelijk naar den Dom gebracht en de eereplaats gegeven. In de linkerhand houdt de Heilige een bloeienden lelietak, de rechter is geslagen om den pols van een naast hem staand Jezuskindje. Met een rood bandje zijn om de hand van dat kindje gebonden twee eenvoudige ijzeren boerenhorloges; over diens anderen arm hangt een fineerzaag - blijkbaar giften van vrome eenvoudigen. De beide horloges loopen, en wijzen juist den tijd aan. Neergezeten, spreekt de aartsbisschop langen tijd zonder verheffing van stem tot de ademloos luisterende schare; zijne toespraak inleidende met den parabel van Christus als de goede herder. En onderwijl blijven de drie groote deuren altijd door openstaan, en vermengd zich zoodoende het straatgeluid met zijne woorden. Ook in de kerk is het verre van rustig: voortdurend wordt in- en uitgeloopen; vooral veel kinderen komen of gaan heen. Een klein meisje met een allerliefst hondje onder den arm, spits snoetje, lange hangende ooren, zijdeachtig haar, komt voorzichtig de trappen af, welke van de zijstraat voeren in den Dom. Zij heeft een nog kleiner zusje aan de hand, half zoo hoog als de kolonet waarop de ruime wijwaterschaal rust. Vastberaden kloutert het kleine ding op het voetstuk, gaat op de teenen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan, klemt met de eene hand krampachtig den schaalrand vast en reikt met haar anderen arm ver vooruit tot in het wijwater. Veilig op den beganen grond terug, bekruist zij zich met diepen ernst. - Veel kindergeschrei van zuigelingen, wier moeders de toespraak niet willen missen en hunne jongstgeborenen niet thuis kunnen laten. Van lieverlede wordt het donker. Een langgerekt bewonderend hè stijgt op uit de overigens aandachtig luisterende schare, als plotseling de electrische stroom gaat door de lampjes welke aan den triomfboog zijn aangebracht, zoodat deze als in stralenkrans glanst. En nog eens klinkt zoo'n hè, als vervolgens de groote kroon (een heel kleine!) wordt ontstoken. Blijkbaar hebben die eenvoudigen nooit zoo iets moois gezien. Na de toespraak een korte dienst, en ten slotte worden de nieuwe witzijden goudbestikte gordijntjes opgeslagen, welke den tabernakel op 't altaar verbergen. Hel glanst de blauwzijden voering; een sleutel met breed afhangende blauwe linten wordt in 't slot gestoken, en achter de nu geopende deurtjes fonkelt de monstrans. Voorzichtig door een priester uitgenomen, wordt deze opgeheven en het Hoog-heilige den Volke vertoond. Allen vallen in aanbidding neder; de organist haalt zijn zwaarste registers uit en doet alle pijpen tierelieren, terwijl het fanfarecorps, dat steeds buiten was gebleven voor de geopende hoofddeur, tegelijkertijd met volle kracht invalt met het vroolijkst deuntje van het repertoire. Oorverdoovende kakofonie! En toch: nimmer greep mij een godsdienstige plechtigheid zoo in 't hart, nooit deelde ik zóó in de algemeene feeststemming. Dit was niet het Huis des Heeren, maar beter, véél beter: het Huis des Vaders! Van Onzen Vader! Alléén in een ouderlijk huis gaat men zoo kinderlijk onbevangen in en uit, alléén in dat huis kan zóó kinderlijk feest gevierd worden zonder zich af te vragen: wat zal een ander er van denken? Wat maakte het uit dat de tonen niet samenklonken! Gaven die armzalige dorpsmuzikanten en die organist niet het beste wat zij hadden, en wat hadden Bach of Palestrina meer kunnen geven? Al zag ik dan ook - van andere belijdenis - in dat Hoog-heilige slechts een symbool, toch voelde ik mij één met die neergeknielde schare, gelijk zij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar - de gansche buitenwereld vergetend - zich verzonk in hare gemeenschap met God. Evenmin werd met tandengeknars en geweeklaag vóór negentien eeuwen het Evangelie, die blijde Boodschap, door de eenvoudigen van harte ontvangen! En het was mij alsof hoog boven al die klanken uit, door de helgewitte, onversierde ruimte - even blank, even sober als onze Nederlandsche kerken, - ruischte dat meest juichende onzer Evangelische gezangen, welks eerste vers in dit met aardbevingen beproefde eiland zulk een onbeschrijfelijken indruk maakt: Woord, waarop wij bouwen,
Daar wij op vertrouwen,
Evangeliewoord.
Bergen mogen wijken,
Gij zult nimmer wijken,
Want gij zijt Gods woord!
In zulk een Vaderhuis zijn kerkeknechten overbodig om orde te houden, en inderdaad zag ik er geen. Voor zooveel noodig, zorgde het volk, met de aan zuidelijken ingeboren takt, zelf voor wat betamelijkheid eischt. Zoo ook later, op straat, toen - voor de groote menigte - het eigenlijke feest begon. Want denk slechts: Sint Joseph was naar huis te begeleiden! En zoo iets kan niet zonder veel lawaai, veel bengaalsch vuur, zevenklappers, donderbussen en vuurpijlen. De Heilige moet duidelijk zien, hooren en ruiken dat men hem eer bewijst! Buiten de hoofddeur van den Dom wachten al de in 't wit gekleede kindertjes, weer netjes twee aan twee opgesteld. Doch nu voorafgegaan door jongetjes, ieder met een waskaars in de hand. De lange stoet is geordend in een sierlijken boog van de kerk af, over 't marktplein tot in de hoofdstraat ter zijde van 't gebouw. Maar 't bleek een vergissing te zijn: de tegenovergestelde weg was te nemen, en nu moest de lange stoet omzwaaien. En 't merkwaardigste was dat zulks midden door de dicht opeengepakte menigte, zonder eenig politievertoon, stil en zonder gestoot geschiedde, op enkel aanwijzing van de begeleidende witte nonnetjes. Dáár komen de gebruinde broeders van 't Sint-Josephgilde met lange waskaarsen in de handen. Ook heelemaal in 't | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wit; in lange het hoofd bedekkende burnous, waaruit de donkere koppen echt Arabisch uitkijken. Het gilde-vaandel wordt vooruit gedragen. De broeders gaan de kerk in: een heftig rinkelen van zilveren schelletjes kondigt aan dat er daar binnen iets gewichtigs voorvalt; eenige oogenblikken later komen zij weder buiten met - op een draagbaar - het beeld, aan welks voeten nu tal van kaarsjes branden. Dadelijk valt de blaasmuziek in met een opwekkenden serenade-marsch, zwermpotten en vuurpijlen sissen door de lucht, zevenklappers spatten uiteen onder de dichte menigte, welke met donderende Viva's den populairen Heilige begroet. De kerkklokken klepperen als bezeten, terwijl de stoet langzaam de hoofdstraat intrekt. Bengaalsch vuur omgeeft met rossigen lichtschijn het glanzende beeld, dat statig deinend boven de hoofdenmassa, bij elken neerzwaai als 't ware zegent met den lelietak. Een met korten stoot uitgegild Viva! leidt de aandacht op een ouden uitgeteerden man, die zich aandringt tegen de beelddragers. Den rimpeligen kop opwaarts geheven, speurt hij, al voortloopend, met zoekend oog naar eenig teeken van belangstelling op het gelaat van den Heilige. En om meer diens aandacht te trekken, werpt hij - telkens als hij met vaste tusschenpoos zijn doordringenden kreet herhaalt, - de muts omhoog, zoodanig dat deze voor de oogen van den Sint op en neer flikkert. Maar onbeweeglijk blijven diens trekken, en het beeldenoog staart over de menschenmassa heen, als iets zoekend in de duisternis voor hem uit. Verder en verder weg, kleiner en zwakker, flitsen telkens de bengaalsche-vuurpotten, en wijzen aan hoe de stoet vordert in de lange rechte straat. Van lieverlede verdooft ook het gewoel, totdat eindelijk, bij het inslaan van een zijstraat, alles verstomt....
Nu is het doodstil op het plein. Alleen uit de diepte, ver weg, klinkt dof omhoog het slaan van de golf op het steile, steenige strand aan den voet van de rots waarop het stadje is gebouwd. Langzaam, regelmatig - als het rustig ademhalen van een slapende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De maan, opstijgend uit zee, ontsluiert de eenzaamheid der eindelooze watervlakte. Maar de oude Noormannenstad doet zij herleven. Dreigend rijzen wederom omhoog de uit donkere lava-brokken opgetrokken stadsmuren, die overdag zoo vervallen en weerloos schijnen. En in de verlaten paleizen glanzen als nieuw gepolijst, de ragfijne, witmarmeren kolonetten, welke de spitse vensterbogen stutten en verdeelen. Op de ver weg wijkende berghellingen en in de diepe dalen vervaagt daarentegen al het menschengedoe, en enkel de eeuwig onveranderlijke hoofdvormen van het landschap blijven over. Het is alsof in dit maagdelijke licht de natuur terugkeert tot haar oorspronkelijken, ongerepten staat. Zoo, in de stilte des nachts, moet ook Goethe Sicilië gekend hebben. Maar overdag! Welk een onderscheid tusschen het Sicilië van ruim honderd jaar geleden en thans! Nu, het geknechte eiland mèt Italië in eere hersteld, en het volk ontwaakt uit wat toen scheen een doodslaap! Wat zal, wie over wéér honderd jaren Sicilië bereist, dan van dat eiland kunnen getuigen? Want groote veranderingen staan weer te wachten. De koloniseering van Tripoli zal Sicilië van uithoek maken tot geografisch middenpunt van Italië, en opnieuw de taak opdragen van middelaarster tusschen Afrika en Europa. Zoodoende èn krijgskundig èn uit een handelsoogpunt tot een levensfactor geworden van het koninkrijk, zal dit zich Sicilië's belangen meer moeten aantrekken, en voorzien in de vele dringende nooden, welke tot nu toe te zeer als vooze klachten werden aangemerkt.Ga naar voetnoot1) Wel zal de toevoeging van het tripolitaansch gebied tot het koninkrijk, in 't eerst althans, niet enkel een voordeel zijn voor Sicilië. Want vele eilandbewoners, die tijdelijk naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amerika verhuisden, zullen voortaan zich in het meer verwante Afrika blijvend vestigen. Immers reeds vóór dat Turkije, het onvermijdelijke voorziende, de italiaansche landverhuizing bemoeilijkte, trokken velen naar Tripoli. Zoodoende zal Sicilië niet enkel menschen verliezen, maar ook minder amerikaansch goud zien instroomen. En zullen nieuwe oorlogslasten zich niet voegen bij de reeds nu zoo zware jaarlijksche geldoffers? Toch is die oorlog, welbeschouwd, een zege voor Italië; en misschien kon het jubeljaar geen betere gave brengen. Want de italiaansche eenheid was niet gecementeerd in bloed, en velen droomden nog van een statenbond. Sicilië koesterde zelfs den geheimen wensch, haar naam gekoppeld te zien aan dien van het koninkrijk. De Mille deden de zwakke tirannen wel als stof verstuiven voor den stormwind, maar zij hadden het volk van Noord-Italië niet nader gebracht tot de mannen van den Mezzogiorno. Eerst nu maakt het gemeenschappelijk lijden der vrouwen, het gemeenschappelijk overwinnen der mannen, beide naties tot één. Niet alsof van nu af aan geen tegenslagen meer te duchten zijn en Italiës ster steeds regelmatig hooger zal klimmen en heerlijker zal glanzen! Verre vandaar, en geen Italiaan heeft dit beter begrepen dan de tegenwoordige drager van de kroon. Hij alleen deed de stem van het gezond verstand hooren, te midden van al die bombastische redevoeringen, waarmede het vijftigjarig bestaan van het koninkrijk werd opgedirkt. ‘Vergeten wij nooit’ - aldus sprak de Koning - ‘als wij ons ergeren over de traagheid waarmede onze idealen worden verwezenlijkt, dat niet in enkele oogenblikken de gevolgen weggenomen kunnen worden van eeuwenlange onderlinge verdeeldheid en slavernij’. Dit wijze woord houde steeds in gedachte wie zich ergerde aan hetgeen het onderzoek omtrent siciliaansche toestanden verkeerds en schandelijks openbaarde. En des te meer verheuge men zich dat onder zulke verstandige leiding verzekerd is de toekomst van het door den mensch meest geplaagde, door de natuur rijkst beschonken eiland der Middellandsche zee.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|