De Gids. Jaargang 76
(1912)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat Goethe niet zag in Sicilië.I.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goethe in zijn hemd! En overal waar de germaansche reus zich verwaardigde af te stappen of rond te kijken, vereeuwigt zulks een marmeren plaat - groot als een grafzerk. Toch heeft niet Goethe Sicilië ontdekt. Dát deed de oer-oer-stamvader van alle schrijvers van rooverromans, sprookjesvertellingen en reisverhalen, die vernuftiger samenweefsels bedacht dan Conan Doyle, luchtiger fabelde dan Andersen en scherper opmerkte dan... laat ik geen namen noemen. En die daarenboven als dichter, hooger dan de Etna boven de andere Siculische bergen, uitsteekt boven alle dichtervorsten van vroeger en later tijd: onvolprezen Homeros! En wie naar meer verlangt, hij sla Thucydides op, of Pindarus of Theocritus of Bion of Moschus, allen zangers van Sicilië. Wie aan slapeloosheid lijdt, moge mijnentwege ook de parlementaire redevoeringen van Cicero doorbladeren, waarin deze het goed recht van Sicilië bepleit en Verres aan de kaak stelt; tenzij hij er de voorkeur aan geeft zich op de zoetere tonen te laten wiegen van den vijfden zang van Vergilius' Aeneis, eveneens door Sicilië ingegeven. Maar dat zijn allen grootheden uit den meer dan volmaakt verleden tijd, en alleen Goethe is voor ons actueel! Toch heeft deze niet alles in Sicilië weten op te merken. Want hoe ver ook zijnen tijdgenooten vooruit in kunst en wetenschap, toch was ook hij een kind van zijn eeuw; en zoo ging hij achteloos langs hetgeen thans den reiziger in Sicilië 't meeste boeit: die wonderwerken van arabische en byzantijnsch-normandische architectuur, die ongerepte bloemenvelden van mozaïk, welke in duizend-jarige pracht schitteren; scheppingen van geesten ons zooveel nauwer verwant dan de Attische, die voor ons te eenvoudig, te verheven, te rein zijn, en die wij dus slechts uit de verte bewonderen, doch niet begrijpen kunnen. Maar nog heel veel anders heeft Goethe niet gezien.... omdat hij 't niet zien kòn! Want er is sedert veel veranderd in Sicilië; doch hoewel ieder die oogen heeft, dat kan opmerken, zijn er slechts weinigen die er voldoende door getroffen worden om 't waargenomene te boek te stellen. Zeker: ontzettend hoog is de berg schoonheids-litteratuur, welke over Sicilië verscheen en dagelijks verschijnt; alle uitroepsteekenen van alle lettergieterijen ter wereld zijn nauwelijks vol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
doende om de bewondering uit te drukken van noordelijke schrijflustigen voor dat paradijs-klimaat, die glanzende atmosfeer, dat goudgeflikker van oranje- en citroenbosschen, die bloemenweelde als op een feest, dat éénig samengaan van natuur en kunst. Maar gij zult bezwaarlijk vinden eenig boek, dat u grondig inlicht omtrent hetgeen in mijne oogen (want ook ik ben kind van mijnen tijd) minstens even belangrijk is als Sicilië's kunst en natuur: het sociaal-economisch leven der bewoners van dat sprookjes-eiland. Ook ik zoude het Siciliaansche levensprobleem niet kunnen uiteenzetten, indien niet onlangs een leidsman ware opgestaan, aan wiens hand ik u mede kan voeren door dien wirwar van détails, uit welke - zooals altijd - het groote kleinalledaagsche is opgebouwd. Een zéér doorwrochte studie is nl. - ik wil niet zeggen: verschenen, - maar althans gedrukt! Een lijvig rapport, bestaande uit twee dikke, met kleine letter gezette kwartynen, ieder van bijna duizend bladzijden. Het werd samengesteld door een Italiaanschen landbouwkundige: Dr. G. Lorenzoni, thans hoogleeraar aan de Universiteit te Innsbruck, en wel ten behoeve van een parlementaire commissie, ingesteld ten einde de agrarische toestanden in het zuiden van Italië en op Sicilië te onderzoekenGa naar voetnoot1). Een rapport derhalve ten behoeve van een rapport, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
en wel ten behoeve van het rapport eener staatscommissie!! Met andere woorden een kind, dat reeds vóór de geboorte begraven is. - Misschien ben ik wel de eenige lezer! Toch is dit rapport een heel bijzonder staatsstuk, en ben ik blijde dat te hebben ontdekt. Ik heb het zelfs gelezen met al die vurige belangstelling, met dien ingehouden adem, waarmede men - dáárginder althans, (niet op de schoolbanken) - de Odyssee verslindt, steeds hunkerend naar wat volgen zal. In stukken moesten de beide kwartynen van het rapport gesneden worden, want zij waren moeilijk te hanteeren; maar die losse bladen zijn dan ook mijne trouwe metgezellen geweest ín de leeskamer der hotels, op de treinen, 's morgens vroeg en 's avonds laat, totdat ze eindelijk waren doorgestudeerd. En nu ik - door andere werkzaamheden er tijdelijk van afgetrokken - ten behoeve van dit opstel opnieuw dat rapport ter hand neem, is mijne belangstelling weer even groot, weer even onverflauwbaar. Dat komt, omdat Lorenzoni's rapport heeft een ziel! Die vindt men nooit of bijna nooit in staatsrapporten. Deze zijn altijd zóó voorzichtig gesteld, dat, wie ervaring bezit, nooit zich afvraagt: Wat staat er in? maar: Wat is verzwegen? Doch de italiaansche geleerde neemt geen blad voor den mond; laat anderen even onverbloemd spreken; lascht zelfs rapporten in van welke uitdrukkelijk verklaard moet worden dat de lezer wèl heeft te bedenken, dat het hier persoonlijke meeningen betreft. Zoo doende komt er gloed en leven in die dikke deelen; het is alsof men de enquête zelf mede maakt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
En niet enkel geeft zulk een handelwijze een hoog denkbeeld van den samensteller, het eert tevens de parlementaire commissie en een Regeering, die onverholen zulke gevoelens wereldkundig laat maken. Zulke diepe wonden zóó te durven openleggen en te peilen, kan alleen de Staat die het trotsche woord dorst uitspreken: l'Italia farà da sè! Trouwens ook op andere wijze heeft het vaste land van het koningrijk bewezen niet langer te vergeten en te veronachtzamen dat driehoekig eiland, aan welks enthousiasme het te danken is, zoo het eenheidsdenkbeeld inderdaad tot werkelijkheid werd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Wat mij tot deze studie voerde, en aan mijn denken in Sicilië eene bepaalde richting gaf, waren... aanplakbilletten. Hoogst eenvoudige billetten, aangebracht op de hoeken der straten van Taormina; zóó bescheiden, dat zij de schilderachtigheid van het plaatsje geenszins stoorden. Geen kleurige prenten, neen, zij bestonden enkel uit woorden; hetgeen te opmerkelijker is omdat zij in hoofdzaak, bijna uitsluitend, bedoeld waren voor menschen, die... niet lezen kunnen. En die woorden waren weinige. Met sprekende letter de naam van eenig stoomschip, daaronder met kleinere den dag van vertrek naar Nuovo-York. Ziedaar alles. Niet ten behoeve van toeristen, van giromondi waren die aankondigingen daar aangeplakt. Zoo gij u op den dag van afvaart aan de haven van Palermo bevindt, zult gij dadelijk begrijpen, dat het hier allerminst geldt een plezierreis, doch... een ware volksverhuizing. Een volksverhuizing echter van zéér bijzonderen aard. Hebt gij een sterk herinneringsvermogen, en komt gij een drietal jaren later wéér in die haven - tien tegen één dat gij er dezelfde Sicilianen zult zien, maar nu niet uitvarend, doch thuiskomend. Want terwijl de Italianen uit Noord-Italië, wanneer zij over zee trekken, voor goed het vaderland verlaten, en in Zuid-Amerika, hoofdzakelijk in Argentinië, een nieuwe, blijvende woonplaats vinden, steekt de Siciliaan slechts tijdelijk over. Maar hij gaat dan ook met een ander doel, en daarom | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar een ander land: naar Noord-Amerika. Met ongeloofelijke volharding, ten koste van trouwens even ongeloofelijke ontbering, oogst hij daarginder wat zijn eigen vaderland niet, of nagenoeg niet geeft aan zijne zonen, al is het zomers voor de oogen één enkel gulden veld. Goud, goud en nogmaals goud! dat is wat de Siciliaan zoekt in Noord-Amerika, er vindt... en thuisbrengt. Een dergelijke emigratie-immigratie beduidt geen verarming voor een land. Integendeel, eene verrijking. Maar tevens... eene revolutie, en zoo al een vreedzame, dan daardoor een te weldadiger, dieper ingrijpende omwenteling. Met dat amerikaansche goud toch dringen noodwendigerwijze ook amerikaansche denkbeelden dit zoo afgezonderde deel van Italië binnen, levenwekkende gedachten, gedachten die omgezet worden in daden. Noord-Amerika overgeplant in Zuid-Italië! Maar den invloed van het amerikaansche goud en de amerikaansche denkwijze op sicilaansche toestanden grondig na te gaan, eischt meer tijd dan den toerist gegeven is. Daarenboven, wien hij spreekt, is min of meer partijdig, min of meer belanghebbend; en niet ieder conservatief is natuurlijk met die revolutie ingenomen. Doch ook onder de revolutionairen ontbreken geenszins de ontevreden Jacobijnen, en men dient dus zéér op zijne hoede te zijn voor valsche voorstellingen. Daarom juist is een werk als dat van professor Lorenzoni voor den vreemdeling van zoo hooge waarde. Deze geleerde had overal toegang, kon bij elke partij inlichtingen inwinnen en deze controleeren. Daarenboven wil hij geen leidsman zijn, die blindelings is te volgen. Integendeel, hij laat ons zelfstandig oordeelen, en dit willen wij dan ook in de volgende bladzijden doen.
Vooraf eenige cijfers: Sicilië is niet groot - iets kleiner zelfs dan Nederland. Twee provinciën kleiner: Noord-Brabant en Limburg. En de bevolking is véél geringer: slechts drie en een half millioen. In den overouden bloeitijd was de bevolking misschien nog kleiner; althans de schattingen schommelen tusschen het tegenwoordige cijfer en weinig meer dan één millioen. Later - tijdens de romeinsche overheer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
sching - bedroeg het inwoneraantal stellig niet meer dan één millioen. Maar Sicilië was dan ook een menschenslachtplaats bij uitnemendheid! Bij honderd duizenden werden de ingezetenen over de kling gejaagd na de inneming van Syrakuse, van Selinus, Agrigente en zoovele steden, waarvan zelfs geen spoor meer te vinden is. Dat na den val van Enna de Romeinen twintig duizend slaven aan 't kruis sloegen, is - daarbij vergeleken - maar een kleinigheid. En betrekkelijk heelemaal niets was de Siciliaansche Vesper, welke enkel omdat die dichter bij ons ligt en een bekende natie betreft, meer indruk maakt. Slechts drie duizend Franschen werden te Palermo, en in Catania en omstreken maar acht duizend Franschen gelyncht! Dan hebben in later jaren de Jacobijnen wel anders onder de eigen landgenooten huis gehouden! Doch in alle geval, 't is begrijpelijk zoo ook nu nog in Sicilië een menschenleven minder telt dan elders; wat evenwel niet verhinderde, dat in de laatstverloopen anderhalve eeuw de bevolking bijna verdubbelde. Sedert een tiental jaren - niet langer - vindt een nieuwe aderlating plaats. Vóór 1898 leverde Sicilië ook wel haar tribuut aan den overzeeschen Moloch, maar het aantal bleef beneden de twintig duizend 's jaars. Dan stijgt het plotseling tot 25.600, om drie jaren later de veertig duizend te naderen, in 1902 over de vijftig duizend, in 1905 zelfs over de honderd duizend te stijgen! Wel doet de amerikaansche geldcrisis het getal van 122.000, in 1906, plotseling terugvallen tot 92.000 in 1907, maar dat was - evenals de crisis zelf - slechts een verschijnsel van voorbijgaanden aard, en sedert is het cijfer weer stijgende. Meer Sicilianen dus dan er jaarlijks geboren worden, verlaten telken jare het eiland! Hebt gij eenig begrip van wat dat zeggen wil? Want voor ons is emigratie weinig meer dan een klank. Wel trekken 's jaars omtrent vijftigduizend personen over ons land naar de nieuwe wereld, maar van dat aantal is slechts een klein deel ons eigen. Wij kunnen ons dus niet goed voorstellen wat het beteekent, indien van eene bevolking, weinig meer dan de helft van de onze, een zeventigmaal grooter deel uittrekt. In evenredigheid zoude uit Nederland jaarlijks | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer inwoners moeten emigreeren dan de geheele bevolking van Drente; bijna die van Zeeland. En hierdoor is de vergelijking nog niet eens scherp genoeg gesteld. Want bij de siciliaansche volksverhuizing zijn kunne en leeftijd anders verdeeld. Slechts één kwart der uittrekkenden zijn van het vrouwelijk geslacht. En van de mannelijken zijn negentig ten honderd ouder dan 15 jaren - volgens zuidelijken maatstaf dus volwassen. In evenredigheid zoude het derhalve wezen alsof de geheele volwassen mannelijke bevolking van Utrecht met die van Groningen, of van Noord-Brabant hare haardsteden verliet. Hoort gij thans den jammerkreet, welke jaarlijks opstijgt uit Sicilië? En stemt gij niet juichend in met den dankkreet waarmede de vaders en zonen van 't gezin ontvangen worden bij terugkomst? Ik behoef u immers niet te betuigen dat het scheiden hard valt. Het beste bewijs daarvoor is de terugkeer. Zij gaan dan ook niet uit vrijen wil, maar enkel en alleen omdat het leven in Sicilië - eenmaal de graanschuur van Rome! - eenvoudig geen leven meer is: niets dan een verhongeren. Ik wil u, die in de internationale hotels van het eiland, na een comfortabel ontbijt en een warm noenmaal, een overdadig diner geniet, even voorzetten het menu van den hardzwoegenden siciliaanschen boer - den contadino -, die misschien geen vijftig schreden verwijderd woont van de plek waar gij u voedt en overvoedt. Vroeg in den morgen vertrekt ons boertje naar het land, terwijl zijn ezel - of bij gebrek daaraan, zijne vrouw - de waterkruik torst en de mand met levensmiddelen. Want hij woont ver van 't land, in stad. Slechts elf percent der bevolking van Sicilië woont buiten; de rest allen in stadjes van meer dan 500 inwoners; ruim de helft zelfs in steden van meer dan vijftien duizend inwoners. Een zonderling verschijnsel voor een in hoofdzaak landbouwenden staat, en een bewijs hoe onveilig het vroeger was! Nu dan, ons troepje sjokt den langen weg naar 't arbeidsveld, gemiddeld een tiental kilometers ver. Heel zwaar is het vrachtje niet: de mand bevat enkel brood en wat kaas, uien of olijven, al naar mate het jaargetijde. Tegen 8 à 9 ure wordt het eerst de voorraad aangetast; er wordt wat droog brood gegeten, en naar binnen gespoeld met een slok water. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het middaguur wordt bij 't brood wat kaas of ander bijgerecht (companatico) gevoegd. Tegen vier uur, als een soort afternoon tea, wederom wat droog brood. 's Avonds is het echter feest: dan wordt de thuis door de vrouw klaargemaakte soep opgewarmd! Vermicelli- of groentesoep, met olie toebereid. Vleesch wordt enkel bij groote gebeurtenissen genuttigd. Toch zult gij dit menu wellicht voldoende vinden. Ik ook, mits... de contadino het maar altijd had! Maar dat is niet steeds het geval, en nog minder bij zijn één sport lager staanden broeder: den daglooner (giornaliere).Ga naar voetnoot1) Want in de berglanden - en dus in het grootste deel van Sicilië - kan op niet meer dan 150 à 200 dagen arbeidens per jaar gerekend worden. En in de rijke kustlanden, waar de toerist eigenlijk alléén komt, moge de werktijd tot 220 à 260 dagen kunnen stijgen... gij ziet, er is gelegenheid over tot vasten. Vasten... en schuldenmaken, want de dagloonen zijn bij zulk een korten werktijd niet hoog. Al naarmate de provincie - en al naarmate de stand der emigratie - 1,20 à 2 lire. Al naarmate de stand der emigratie! Want van nu af aan zult gij in dit opstel het emigratie-vraagstuk niet losraken. Het is begrijpelijk dat met den meerderen of minderen arbeidersvoorraad het loon daalt of stijgt. Vast staat dat in 1907/08, toen door de amerikaansche geldcrisis de landverhuizing stokte en velen van over zee terugkwamen, de loonen plotseling vijf-en-twintig ten honderd daalden. Hoeveel overigens in 't algemeen door schaarschte aan handen de loonen in de laatste kwart-eeuw stegen, is niet juist te zeggen. Wel werd in 1883/85 een onderzoek ingesteld omtrent de arbeidsloonen in Sicilië, maar men vergenoegde zich toen met gegevens te vragen aan de landheeren. En natuurlijk hielden deze de laagste cijfers achter, zoodat de enquête van 1906/07 geen punten van vergelijking vond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Maar nog duidelijker inzicht in het leven van een daglooner dan zijn pic-nic menu, geeft het jaarbudget van 't huisgezin. Zie hier dat van een betrekkelijk bevoorrechten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Siciliaan, want deze kan 240 dagen werken in 't jaar, en hij is daarenboven eigenaar van een grondstuk ter oppervlakte van 10 are. Zijn huisgezin bestaat uit vrouw, twee meisjes - waarvan de oudste 16 lentes telt - en drie kleuters van 7, 4 en één jaar. Ook als huisvader verkeert hij in voordeeliger omstandigheden dan de meesten. Want zijne vrouw en oudste dochter werken wel niet op het land (wat alleen voorkomt in de kuststreek met haren vruchtenbouw, en elders enkel tijdens het binnenhalen van den oogst en het dorschen van 't graan), maar toch zij werken. Ik haast mij er echter bij te voegen: gelukkig voor Sicilië zijn zij eene uitzondering. Want alleen aan het niet-arbeiden der siciliaansche vrouw is het toe te schrijven dat bij alle ellende en ontbering, en de voor de gezondheid zoo gruwelijke toestanden binnen- en buitenshuis, toch het ras niet ontaardt en de kinderen er in 't algemeen flink en gezond uitzien. De vrouw en oudste dochter van onzen daglooner gaan uit wasschen; gaan daartoe uit, in de letterlijke beteekenis. Want in huis heeft men geen water. Met de waschmand op 't hoofd snellen zij, vlug en bevallig als de geit - die hinde van Sicilië -, de steile, steenachtige bergpaden blootsvoets af tot waar de bergstroom - nu door de droogte vermagerd tot minder dan een beekje: een waterdraadje - over en onder de grintbedding kruipt. Dáár te plassen en in de blakende zon op de mulle berghelling het linnen uit te spreiden, is arbeid, doch genoegen tevens. En iederen dag kunt gij zoo Nausikaa en hare gezellinnen bezig vinden dicht bij waar de fiumare uitmondt in de hel blauwe zee, om dan, als de waschvracht te zwaar is om op 't hoofd terug te dragen, broer of neef die te zien laden op het siciliaansche karretje, met de bont beschilderde paneelen, het paardje opgetuigd met kleurige pluimen, rinkelende bellen en het zonlicht weerkaatsende spiegels. Dan trekt het lachende en speelsche troepje welgemoed naar de op hoogen berg gelegen duistere stad - evenals zulks reeds geschiedde in dien lang vervlogen tijd toen Homeros zoo natuurgetrouw het siciliaansche leven conterfeitte. Veel wordt met zulk wasschen niet verdiend; heel weinig zelfs, wanneer men in aanmerking neemt dat werken voor loon door de vrouw in 't algemeen in Sicilië als vernederend | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt beschouwd. Zoo vertelt Dr. Rumpelt, die langen tijd te Taormina woonde,Ga naar voetnoot1) dat toen eens de waschvrouw verhinderd was te zijnent te komen werken, en hare dochter in de plaats zond, hij bij alle Heiligen (en er zijn daar vele!) bezworen werd om zulks stil te houden. Want werd het bekend dat de jonge dame voor geld werkte, dan zou haar huwelijk met een eerzamen blikslager niet door kunnen gaan! Vandaar dan ook dat men op Sicilië in alle winkels door mannen bediend wordt, zelfs in banketbakkerswinkels - en wel door zeer onsmakelijke mannen. Maar om op ons budget terug te komen, zie hier het overzicht der inkomsten:
Gij ziet: niet geheel onbeteekenend is hetgeen de vrouwen tot de inkomsten bijbrengen; 't is waar, er gaat - zooals gij straks zult vernemen - 20.80 lire af voor de zeep, maar zij hebben zoodoende meteen schoone handen. En deze daglooner heeft dan ook allerminst reden het ongalante siciliaansche spreekwoord uit te brommen: de rijke (gelukkige vent!) verliest zijn vrouw, maar van den arme (die altijd pech heeft!) sterft daarentegen de ezel - al contadino muore l'asino, al ricco muore la moglie. Hoogst onbillijk gezegde trouwens, want al is in deze berglanden een ezel van hooge waarde, nuttiger zelfs dan een paard! toch is in Sicilië, evengoed als in alle andere landen ter wereld, tot in de armste huisgezinnen de vrouw meer dan een meubel. Kneedt en bakt zij niet het brood, het voedzame brood, dat uit het siciliaansche graan gebakken, geuriger en krachtiger is dan waar ook ter wereld; verzorgt zij niet de kinderen? Van hare zuinigheid, van hare opofferende liefde hangt het af of de arbeid van den man en vader al dan niet vrucht zal dragen; bij haar sterven valt het huis ineen. Maar keeren wij tot het arbeidersbudget terug, waarvan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu de uitgaven zijn te beschouwen. Dat deze grooter zijn dan de inkomsten, behoeft niet te verwonderen. Dat verschijnsel wordt bij alle arbeiders-enquêtes waargenomen. Het is een gevolg van de kleinheid der cijfers. Als gij een lengte meet in kleine deelen, en telkens uw maatstok verschuift, dan zal bij de optelling het eindcijfer eveneens te groot blijken. Vereenigt men de vele kleine posten van het budget in groote afdeelingen, dan krijgt men:
Dat de huishuur een zoo klein deel uitmaakt van de uitgaven, is minder verwonderlijk wanneer men weet dat de geheele woning bestaat uit één kamer. Dat vertrek dient tevens tot magazijn en stal. Soms is het bed ook graansilo: een steenen bak, waarop planken worden gelegd, welke de matras dragen. Waar het bed niet zoo'n dubbele bestemming heeft, wordt het graan - de Siciliaan koopt geen meel, doch graan en laat dit malen - op een soort zoldertje of insteek in zakken bewaard. De overige ruimte nemen de menschen en de onmisbare viervoeter in. Soms deelen ook varkens den vloer; doch sedert deze niet meer overdag rondzwerven mogen om zoo kosteloos hun voedsel te zoeken, neemt hun aantal af. Maar kippen ontbreken nooit! Dàt is het siciliaansche huisdier bij uitnemendheid, en ik durf beweren dat tot onder den nok van het dak der voormalige adelspaleizen te Palermo, in elk vertrek dagelijks een ei wordt gelegd! Trouwens, voor zooveel de gelijkvloersche woningen betreft, kunt gij u zelf daarvan overtuigen. Want feitelijk zijn die slechts een nis in de straat. Deur en venster zijn één, en beslaan de geheele breedte van 't vertrek, zoodat gij onbeschroomd kunt zien wat daarbinnen voorvalt. Alleen in bijzondere omstandigheden: als iemand ziek te bed ligt, of als de moeder vreest dat de kleuters zullen wegloopen - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar wie overigens niet wordt omgekeken - sluit een soort onderdeur het benedendeel af. Heel veel is daar binnen trouwens niet te zien! Den achtergrond nemen twee reuzen-bedden in. Een voor de ouders van 't gezin, het andere voor de grootouders en het jongere geslacht - bij voorkeur de meisjes. De jongens vergenoegen zich met den vloer, of slapen op den hangenden zolder achter in 't vertrek boven de bedden, waarop ook - zooals reeds werd opgemerkt - de mondkost wordt geborgen. Een tafel, wat stoelen en een kist voltooien het huisraad. Als eenige versiering (die nooit ontbreekt) een chromo, voorstellende de Moeder God's, met daarvoor - zuinigheid gepaard aan vroomheid! - het eeuwig brandend lichtje, dat 's avonds als lamp en later als nachtpit dienst doet. Kachels of schoorsteen zijn niet aanwezig: de macaroni wordt buitenshuis op een houtskoolvuurtje toebereid; wie ruimer van beurs is, doet zijn inkoopen in een gaarkeuken, waar in reusachtige geslagen koperen pannen fantastische vleesch- en vischdeelen sissen en sputteren in een vettigen brij - heksenbrouwsels, die ik alleen van verre bewonderde. Toch wil ik hiermede den Sicilianen geen smet aanwrijven; want nog meer dan de Franschen, zijn zij geboren koks. Maar voor onzen daglooner zijn zulke culinaire eigenschappen van weinig nut. Hij leeft immers hoofdzakelijk van graan. Zie hier de gesplitste uitgaven van het hoofdstuk Voeding:
Wijn wordt niet gedronken - wel verbouwd; kaas en melk zijn overbodigheden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heeft het bovenstaande geen verdere toelichting noodig, wel de post uitgaven voor kleederen, welke nu volgt:
Dat de schoenen een betrekkelijk zoo groote uitgave vorderen, heeft een goede reden. Het voetje is de coquetterie van de Siciliaansche; en wat vooral treft in dit land van hooge stof en diepe modder: liefst draagt ze wit-leeren schoentjes. Zoo daarentegen de bovenkleeren weinig kosten, is zulks omdat men zich meestal mooi maakt met afgedragen, geschonken goed. De post huisraad is te klein om te splitsen: wat potten, blikwerk, en naaigerei. Ziedaar, alles wat een huismoeder verlangen mag. Maar de post verlichting, verwarming en vermaak verdient wel een nadere uiteenzetting:
Hierbij is nog op te merken dat de tuin het noodige brandhout oplevert, wat mogelijk is, daar weinig gekookt en niet gestookt wordt. Vindt gij de uitgaven voor tabak en licifers niet onevenredig hoog? De italiaansche staat bezit geen andere middelen om den siciliaanschen arbeider tot eene bijdrage aan de schatkist te verplichten, dan door het monopolie van tabaks-en lucifers-verkoop. En nog mag de arme man zich bevoorrecht noemen ten opzichte van zijn broeders op 't vaste land. Want van dezen wordt ook nog een zoutbelasting geheven! De vrijstelling daarvan, gegrond op vroegere privilegiën, is het eenige wat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Sicilië nog aan de Bourbonsche tyrannie herinnert.Ga naar voetnoot1) De derde weelde-uitgave: het scheren, maakt begrijpelijk waarom het in alle siciliaansche steden en stadjes wemelt van salone's, kapperswinkels. Deze doen trouwens tevens dienst als societeit, waar - in afwachting van den veertiendaagschen haargroei - 's avonds de klanten kosteloos licht en kranten vinden. Niet zooals ten onzent, in een triestige achterkamer, vindt de haarberooving plaats; ook de kapperswinkel heeft als alle andere werkplaatsen, deur noch raam, maar is één en al opening vóór aan de straat. O, dat huiselijke straatleven! Het maakt niet alleen begrijpelijk, waarom men in zuidelijke steden met zoo weinige en zoo armoedige vertrekken tevreden is, maar ook waarom niettegenstaande zóó weinigen lezen kunnen, nieuwtjes er zich sneller verspreiden dan in de beste door krant en telefoon ingelichte noordelijke plaatsen. Tevens verklaart het waarom de opgezweepte volkshartstochten er zoo snel tot uitbarsting komen: de straat is er als met een menschen-kruitslang bestrooid; op één enkel plekje slechts is die met een vlam te naderen, en de heele menschenmassa staat in 't laaie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Doch nog eenmaal is terug te keeren tot de inkomstenzijde van 't budget. Ach, dat budget, dat niet klopt op 't papier, en in werkelijkheid dikwijls nog heel wat minder klopt! Ik heb u reeds gezegd dat onze arbeider den wijn niet drinkt, welken hij verbouwt - en welks opbrengst een zoo groot deel van zijne inkomsten uitmaakt. Maar hoe als de wijn slecht of niet verkoopbaar is? De siciliaansche boer moge rondom door de zee afgesloten wonen, zijn analphabetisme moge de geheele wereld voor hem verborgen houden, desalniettemin deelt hij in 's werelds lusten en lasten. De aarde is te klein geworden dan dat, wie ook, buiten schot blijft! Had ooit een tripolitaansche Turk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen droomen, dat een Italiaan hem te lijf zoude gaan, omdat aan een duizenden mijlen ver verwijderde kust, door een andere zee omspoeld, een duitsche kanoneerboot ankerde en aan Frankrijk ergernis gaf? Zoo ook waren de diplomatieke wrijvingen, welke in 1886 de sluiting ten gevolge hadden van de fransche markt voor de italiaansche wijnen, voor het geheele koningrijk, maar vooral voor Sicilië een ramp. Want... de een zijn dood is den ander zijn brood - de fransche phylloxera was Sicilië zeer ten goede gekomen. Bordeaux moest, om hare klanten niet te verliezen, bij de verminderde fransche productie hare wijnen aanlengen met zuidelijker vocht; geheele olijfbosschen werden in Sicilië uitgeroeid om plaats te maken voor den wijnstok, en de ijver werd aangevuurd door het gemak waarmede geld werd voorgeschoten voor dergelijke speculaties. Wel werden de ernstige gevolgen van de sluiting der fransche markt eenigszins verzacht omdat juist toen tijdelijk een afzetgebied in Oostenrijk-Hongarije werd gevonden, maar ook deze markt werd in 1904 versperd. Daarna begon eerst waarlijk de ellende, en deze steeg toen Frankrijk en Oostenrijk, beide weer op kracht gekomen, met hunne vermeerderde productie de italiaansche wijnen gingen bestoken op de vreemde markten, welke deze zich intusschen veroverd hadden.Ga naar voetnoot1) Nu kwam Sicilië in last, en betreurden het velen dat zij zoo gemakkelijk bij de geldschieters gehoor hadden gevonden voor hunne grootsche plannen. Met den wijnbouw gingen ook de wijnbouwers te gronde. Maar in alle geval nog beter een te lagen prijs voor den wijn te ontvangen, dan òf geen druiven te oogsten, òf den wijnstok mèt de druif te zien weggenomen. En toch moet op dit laatste de Siciliaan verdacht zijn. Wij, in ons gematigd klimaat, waar zelfs de natuurkrachten zich matigen, de zon nooit zengt, de rivieren slechts duimpje na duimpje wassen, als om te waarschuwen tijdig have en goed te bergen, waar een ieder misbaar maakt, als de golf eens een enkele maal de kusten durft beuken, wij kunnen ons geen begrip maken van de felheid der zuidelijke natuurverschijnselen. Dáár is de zon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
een brand, de regen een zondvloed, de wind een wervelstorm. Dáár leven de elementen, liefkoozen of toornen, zegenen of vervloeken, met al den hartstocht van een persoonlijkheid. Nog heerscht daar onbeperkt Zeus, de vader der goden en menschen! Hij stampt met den voet, en de sidderende aarde schudt van zich af de moeitevol opgebouwde steden, de geheele bevolking verpletterend in den val. Hij roept de wolken, en plots storten de mulle berghellingen als modderstroomen neder, de terrassen vernielend, welke de wortels tegenhielden van wijnstok en olijfboom, de huizen binnendringend en de inwoners hullende in een slikken lijkwade.Ga naar voetnoot1) Of hij houdt de wolken tegen: maanden en maanden lang verschroeit het aardrijk, de bronnen drogen uit, mensch en dier vergaan van honger en dorst. Dan weer ontkluistert hij de winden, den niets kwaads vermoedenden visscher verpletterend met zijn vaartuig tegen de rotsige kust, de olijfboomen ontwortelend, de oogst opgenomen in de lucht, ver weg verspreid over de bergen. En ook geheimzinnige machten worden in 't werk gesteld: de adem der Sirocco, welke in één nacht een oogst verzengt, alsof er met een fakkel ware langsgegaan; de pest- en cholerakiemen, welke duizenden wegmaaien als met een onzichtbare zeis. Moet een volk, zoo geregeerd door de natuurkrachten, niet anders denken en handelen dan wij? Een voorval ter verduidelijking, dat ik ontleen aan een ooggetuige, die dadelijk na de jongste aardbeving de plek bezocht waar Messina had gestaan. Hij bevindt zich op de half-weggezonken kade, waar de overgeblevenen in doodsangst wachten op de sloepen waarmede zij gebracht zullen worden naar de alleen veilige schepen.Ga naar voetnoot2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Plotseling ontstaat er een opmerkelijke beweging in die menschenmassa; mannen staan op, anderen groeten. Wie nadert daar? Ik treed naderbij en zie een statigen gladgeschoren grijsaard in het zwarte geestelijke gewaad met violetten sjerp; doodsbleek, doch met krachtigen stap, die het volk zegent. Het is de aartsbisschop, Monseigneur d'Arrigo. Men maakt ruim baan voor hem, en knielt en weent en bidt. Daar schiet plotseling uit de eerbiedig neergebogen menigte een oude baardelooze man naar voren. De verwarde grijze haren slingeren hem over 't gelaat, het open hemd laat een harige, verweerde borst zien, de voeten zijn bloot, de knokige handen beven. Twee kleine kinderen volgen hem. De arme drommel, met roode oogen en trillende onderlip, werpt zich voor de voeten van den Kerkvorst, noodzaakt hem stil te staan, strekt naar hem uit de vermagerde armen, en met rauwe, holle stem - die als komt uit de diepte der bevende aarde - richt hij zich tot den vertegenwoordiger van God, alsof het God zelve ware. Monseigneur, Monseigneur, gij die spreekt met den goeden God, wien de goede God aanhoort: zeg hem dat hij ons moet vergeven, zeg hem dat hij medelijden met ons hebben moet, zeg hem dat hij niet weer moet beginnen, Monseigneur, Monseigneur! En terwijl de prelaat, nog bleeker door ontroering, den ouden klagenden sukkel tracht op te heffen, zijne handen vouwt over diens witte, ontbloote kruin, stort deze zijn hart uit in een heftige schildering van de katastrofe: Monseigneur, Monseigneur! Als gij 't gezien had! De aarde opende zich. Het regende Dood! Hoog uit den hemel wierp men ons met steenen! Ik heb mijn zoon en drie kleinkinderen verloren. Daar beneden zijn zij: in de aarde. Waarom ben ik - zoo oud - overgebleven, terwijl het dan toch het einde der wereld was! Daarna - wijzend op de beide kleinen: ‘Maar wat dezen betreft, Monseigneur, dat God hun vergeve, dat God medelijden hebbe! Dat Zijn donder de arme wereld spare! Wij zijn niet slecht, Monseigneur! Zeg aan God, dat wij heel ongelukkig zijn. Heb medelijden, medelijden! En terwijl de bisschop weent, herhaalt die rauwe wanhoopsstem in afgestoten klanken steeds dezelfde klacht, dezelfde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
bede. Plotseling afbrekend, wendt de rampzalige zich tot ons, omstanders, en roept met onweerstaanbare autoriteit: Op de knieën, op de knieën, allen! En wij allen, soldaten, officieren, reizigers, vluchtenden, allen, van alle natiën, katholieken, protestanten en atheïsten, allen knielen wij neder, en buigen het hoofd onder het zegenend gebaar van den aartsbisschop’. - Ik heb in Februari 1911 Messina gezien, zéér vroeg in den helderen, zonnigen morgen, komende met de boot uit Napels. In de vóórafliggende zee-engte tusschen Scylla en Charybdis was het doorschijnend blauwe water in beroering alsof daarbeneden een geheimzinnige kracht huisde, en uit de diepte opstijgend, spreidden zich breed uit reusachtige stroom-rozen; de bolle randen, bij het zich openen, glinsterend in de zon. Toen ik mijne oogen afwendde van de telkens wisselende watervlakte, die mij herinnerde aan lentemorgens doorgebracht op de eigen waterstroomen, waar óók het water kookt en borrelt, zij het in mindere mate, zocht mijn blik de naderbij gekomen stad. Een langgestrekte aardhoop langs den rand der zee - een vijftal meters hoog - met hier en daar een opening: de schoongemaakte straten. Wind en regen en zon hadden den verbrijzelden bergsteen wederom gemaakt tot aarde, en er groeiden gele bloempjes op. Goethe heeft Messina óók zoo gezien. Alleen was het nu nog stiller, heel veel stiller, doodstil. En toen stonden de kerken nog; nu alleen het theater. Men kon dit tegen entrée gaan kijken, doch dat heb ik niet gedaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Het mag waarlijk niet verwonderen dat de siciliaansche arbeider, slecht gevoed, slecht gekleed, bij wiens spelen met het noodlot, kop en munt beiden verlies beteekenen, elders een goed heenkomen zoekt. Doch alleen wie zoo van kindsbeen af door ontbering gehard is, kan ongedeerd de hel doortrekken, welke hem in Amerika wacht. En niet enkel dáárginder; want reeds in Sicilië vangen de beproevingen aan. Allereerst moet de aspirant-landverhuizer zich de noodige geldmiddelen verschaffen voor den overtocht; en daar hij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
natuurlijk niet over kapitaal beschikt, blijft hem slechts over, al zijn hebben en houden te verkoopen: zijn huisje, zijn ezel, zijn veldje. In zijn soort is hij dan ook nog een rijkaard: Wie niets bezit, kan niet weg. Er zijn natuurlijk altijd landgenooten, die op dergelijke gelegenheden azen, en den armen drommel voor een spotprijs van zijn eigendom ontdoen. Voor zulke nadeelige liquidaties heeft de Siciliaan zelfs een woord uitgevonden; hij verkoopt niet: vende, maar svende, versmijt. Soms wordt een heroïsch middel te baat genomen, dat alleen mogelijk is in landen, waar - zooals in Sicilië - de vrouw een bruidschat medebrengt. De emigrant trouwt vóór het heengaan, en verkoopt of verpandt, met toestemming der wederhelft, de bruidschat. De vrouw blijft natuurlijk achter, en ongerept. Want het huwelijk wordt alleen burgerlijk voltrokken, niet kerkelijk ingezegend. Met het eigenlijke trouwen wordt gewacht tot de terugkomst... als die komt. Of wel de aspirant-landverhuizer leent geld. Emigratieschulden zijn eereschulden. Zij worden steeds prompt betaald met den interest, welke in normale omstandigheden 20 tot 30 ten honderd bedraagt, soms echter tot 100 of 200% stijgt. In Nederland zullen er - vermoed ik - niet velen gevonden worden, die enkel op goed geloof het reisgeld zouden voorschieten. Maar in een land waar de mafia heerscht, is men zekerder. De particuliere gerechtigheid heeft geen lammen voet. De beste geldschieters voor den Siciliaan - doch deze vindt men eerst in den lateren tijd - zijn wie hem voorgingen naar Amerika en met een spaarduit terugkwamen. Want deze leenen tegen matigen interest; niet zoo zeer uit medelijden, als om te bewijzen dat zij den woeker niet noodig hebben om te leven! Is eenmaal de buidel gevuld, dan valt de Siciliaan in de handen van wie dien trachten te leegen. In de eerste plaats klampt hem aan de agent der stoombootmaatschappij. Deze verdient per stuk 15, 20, 30 tot 50 lire provisie... en de rest. Want de ongelukkige analphabeet moet allereerst een pas bekomen van zijn gemeentebestuur. Anders wordt hij in Amerika niet toegelaten. Waar geen stoombootagent woont, heeft zich een soort makelaardij gevormd. Een tusschenpersoon verschaft tegen 5 of 10, of 25 of 30 lire den client de noodige papieren van de gemeente-secretarie. Dáár blijft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
natuurlijk óók een deel van de provisie hangen. Maar 't grappigst is, dat de makelaar gewoonlijk de papieren niet geeft aan wie zoo royaal er voor betaalt, maar zich haast zijn client aan den agent van een stoombootmaatschappij te verkoopen. Die krijgt dan de documenten in handen en houdt ze totdat het vrachtje aan boord is afgeleverd. De arme emigrant is immers weerloos zonder zijne papieren! En als analphabeet heeft hij een heiligen schrik voor documenten. Eindelijk aan de haven van inscheping gekomen, krijgt hij een nieuwen schrik, want daar wacht op hem de man, dien hij het meest vreest en haat: de politiedienaar. En met de hardhandigheid, welke de ordehoudende macht - niet enkel in Sicilië - tegenover de lagere klassen kenmerkt, brengt deze zijn beschermeling naar het logement, waar de stoombootmaatschappij verplicht is die landverhuizers kosteloos onderkomen en voedsel te verschaffen tot het tijdstip van vertrek. Dáár gebracht, heeft de aldus geëscorteerde natuurlijk niets vlugger te doen, dan aan geleider en gastheer te ontglippen. Want zulk een soort introductie voorspelt weinig goeds. En de gastheer ziet den onwilligen gast natuurlijk met veel genoegen verdwijnen: het spaart hem kosten uit. De emigrant zoekt nu, in afwachting van 't vertrekken, een dier slaapbazen op, die hem voor geringen prijs gaarne ontvangt en bij wien hij zich meer op zijn gemak gevoelt. Wel is de regeering vaderlijk bezorgd: niet iedereen mag een slaapstede houden, doch waar het officieele rapport zelf erkent dat de geauthoriseerde logementen ongelooflijk vuil zijn, vol ongedierte, de ruimte onvoldoende, de waschgelegenheden onmogelijk, de lakens zelden verwisseld en voor vele passanten dienende, daar kan men, aangezien de italiaansche standaard van zindelijkheid geen Broek in Waterland'sche is, ook zonder persoonlijk onderzoek wel aannemen dat die toestanden eenigszins te wenschen overlaten. Dat echter de emigrant toch aan zulke verblijven de voorkeur geeft boven het kosteloos onderkomen, is te begrijpen. Hij is er vrij, en hoog in gunst. Want voor 't eerst in zijn leven is hij kapitalist, en wordt als zoodanig met vriendschap overladen door den slaapbaas en diens mannelijken en... vrouwelijken aanhang. Hoe hulpeloos zoude anders de onge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
letterde zich voelen in die groote, drukke stad! Daarenboven leeft hij in duizend vreezen. Want zal hij, als hij zich straks naar boord begeeft met den onontbeerlijken pas, toch wel worden toegelaten? Immers aan de loopplank staat een italiaansch dokter, die door de amerikaansche regeering is belast met de voorloopige keuring. Zijne beslissing is zonder appel. Wie met een besmettelijke ziekte behept is, wordt onverbiddelijk afgewezen. En vele Sicilianen lijden aan de besmettelijke oogziekte: tracoma. Doch de slaapbaas, in vertrouwen genomen, zal hem wel een dokter aanwijzen, die hem voor een vijftal lire op slag geneest. Zoo komt de emigrant in handen der kwakzalvers. Deze zijn niet de eenige bloedzuigers. Ledigheid is des duivels oorkussen, en allerlei mans- en vrouwvolk staat gereed de verveling te helpen verdrijven. Uitgeschud, moreel en finantieel, stapt eindelijk de emigrant aan boord. Maar de Regeering dan? zal men vragen. Wees gerust; de wettenfabriek werkt in Italië even ijverig als overal. - Comité's ter voorlichting van emigranten zijn in alle gemeenten ingesteld. Maar de aanzienlijke burgers, die er zitting in nemen, hebben er allerminst belang bij de emigranten voort te helpen: hoe minder Sicilianen het land verlaten, hoe lager de arbeidsloonen door een te groot aanbod van werkkrachten kunnen blijven. En 't veiligste is nog zoo de comité's werkeloos blijven. Want sommigen hebben inderdaad teeken van leven gegeven: zij zijn onderhandsche agenten geworden der stoombootmaatschappijen, en verkwanselen hunne clienten.Ga naar voetnoot1) Dan zijn de officieele agenten nog veiliger raadgevers! Wel heeft men die vroeger kunnen beschuldigen meer dan noodzakelijk aan te zetten tot emigratie, maar heden ten dage is de landverhuizing er zóó algemeen, wordt die in Sicilië als met de moedermelk ingezogen, dat geen kunstmatige aanmoediging meer noodig is. En in alle geval is een heusch agent minder gevaarlijk dan een beunhaas. En trekken zich de meer welgestelden in de haven van inscheping niet het lot hunner arme landgenooten aan? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inderdaad heeft bijv. te Palermo een philantropische vereeniging op een mooi plekje een groot paleis gehuurd, waarin 500 passanten onderkomen kunnen vinden. Maar dit fraaie gebouw staat nagenoeg leeg: de emigranten, aan meer vuiligheid en vroolijkheid gewoon, voelen zich niet thuis in zulk een paleis. 't Is reeds de tweede poging in Palermo; een vroegere philantropische vereeniging ging te niet, nadat de regeeringsubsidie was ingetrokken om zéér gegronde redenen. Trouwens, welk een groot aantal roofvogels op die passanten azen in hun eigen land, blijkt uit het voorgevallene in den winter van 1910/11. De commissies te Palermo en te Napels van regeeringswege belast met het geneeskundig toezicht op de passanten, hadden een vrij krassen maatregel genomen met het oog op den mingunstigen gezondheidstoestand in 't koningrijk (er heerschte veel cholera), ten einde de bevolking dier steden voor besmetting door de van overal aangekomenen te vrijwaren. Aan alle passanten werd verboden de stad in te gaan en het hun ambtshalve aangewezen logies te verlaten. Als haringen zaten ze gepakt op een oude daartoe aangewezen stoomboot - want er waren nooit maatregelen genomen voor een behoorlijk onderkomen op 't land van zulke groote massa's, hoewel de emigrantenstroom zich sedert jaren over die twee steden heenbeweegt, en telkens zulk gevaar van besmetting dreigt. De passanten zelven morden, maar nog meer de slaapbazen en hun aanhang. Want nu ontging hun de vette buit! Eindelijk werd de houding der bevolking zóó dreigend, dat de Minister hals over kop naar Napels stoomde, om te overleggen met den prefect. En nog denzelfden avond werden - niettegenstaande het protest der geneeskundige commissiën - èn te Napels èn te Palermo alle voorzorgsmaatregelen opgeheven. Een zóó nederig bukken voor den wil van het schuim der bevolking moge zonderling schijnen, men bedenke dat in zuidelijke landen niet veel noodig is om bloedige uitbarstingen te veroorzaken. En het jubeljaar 1911 wilde men liever niet beginnen met het dempen van volksoproeren. 't Is toch al zonderling genoeg geëindigd! Vooral op Sicilië moet men zeer voorzichtig te werk gaan. Een komisch-tragisch voorval - tijdens mijn verblijf aldaar, kan dit duidelijk maken. Men moet zoo iets daar ter plaatse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
opteekenen, want verder dan de siciliaansche kranten komen de berichten over zulke opstootjes niet, - daartoe worden zij op het italiaansche vasteland als te zeer van zelf sprekend beschouwd! In Mussomeli - gij ziet het heel ver weg, heel in de hoogte liggen als gij spoort van Palermo naar Girgenti - kwam in Maart 1911 een onderwijzer in de hoogste klasse eener lagere school op het ongelukkige denkbeeld om proefondervindelijk te willen aantoonen het verschil in oplossingsvermogen en smaak van eenige stoffen; een soort natuurkundige les derhalve! Hij neemt zout en suiker, lost beide op in water, en laat de leerlingen proeven. De rampzalige! Na afloop van de les vertellen de kinderen thuis hunne bevinding, fier op de verkregen wijsheid. Dáár steekt wat achter - argwaant een der moeders - en deelt haar vermoeden mede aan een vriendin. De meester wilde zeker de kinderen vergiftigen. Doch met welk doel? En nu kunt gij leeren hoe hoog de vaderlijke zorg van den Staat wordt geschat: De dames zijn eenparig van oordeel dat de vergiftiging geschiedde in opdracht van de Regeering! Verleden jaar - zoo redeneerden zij - heeft de Regeering de cholera in Sicilië gebracht, vermoedelijk is er nu dit op bedacht ten einde eene gewenschte opruiming onder de arme lui te houden. Een der vrouwen, ongerust geworden, loopt naar den meester en zegt dat zij haar kind morgen thuis houdt. (Er bestaat wel evenals ten onzent, leerplichtdwang, maar gij begrijpt....!) Intusschen loopt het vermoeden als een vuurtje rond. Wèl verschijnen den volgenden dag vele kinderen vóór de school, doch weinigen durven over den onheilspellenden drempel te treden. Daar roept een der kleinere uit, wat allen vervult: ‘Zij willen ons vergiftigen!’ En een algemeen naar huis toe rennen volgt op dien angstkreet. Nu wordt de heele bevolking wakker. Het vermoeden wordt zekerheid. Twee, drie - sommigen zeggen: vijf - kinderen zijn al vergiftigd. Niet enkel de moeders, maar ook de vaders stormen naar school, aanzienlijke en armen - ieder wil zijn kind uit de klauwen van de meesters redden. Natuurlijk komen de autoriteiten in beweging. Aan den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapitein der Carabinieri, aan den prefect, (het hoofd der provincie), aan den inspecteur van het onderwijs wordt getelegrafeerd. De prefect zendt een hoog geplaatst ambtenaar van den publieken veiligheidsdienst; de inspecteur, die toevallig in de nabijheid rondreisde, komt zelf. Lach niet; de zaak is gelukkig goed afgeloopen. Had een der kleinen toevallig buikpijn gekregen, niet alleen zoude de meester door 't woedende volk gelyncht zijn, maar wellicht de geheele gezeten burgerij van 't stadje. Reeds het vorige jaar, in den cholera-tijd, spookte het erg in de hoofden der lagere bevolking, en de voorraad aan geweren en ammunitie was uitverkocht. Vrees voor vergiftiging van staatswege is trouwens in Sicilië niets nieuws. In 1837, terwijl de cholera woedde, spoorde te Syracuse een advocaat - natuurlijk met bijbedoelingen - tot opstand tegen het gouvernement aan, dat arsenik-zuur in de lucht verspreidde en zoo de cholera veroorzaakte. En in Catania volgden een markies en een professor zijn voorbeeld. Zij noemden de cholera niet: asiatica, maar borbonica. Dáár vatte inderdaad de opstand voet, en ware niet het provincialisme zóó krachtig op 't eiland ontwikkeld, zoodat wat Catania in vlam zet, Palermo koud laat, - de toestand ware hoogst ernstig geworden. Dezelfde beschuldiging liep in 1854 rond, en zelfs heden ten dage is de Siciliaan uit de volksklasse vast overtuigd dat tegen hem samenspannen het gouvernement en de bezittende klassen, geholpen door de medici en de politie. Met vergif willen deze hem en zijns gelijken uit den weg ruimen, om zoo den al te grooten toewas der bevolking te stuiten. De rijken loopen daarbij geen gevaar. Zij kennen een geheimzinnig tegengif. Het wordt aangeduid enkel door ‘contra’, d.i. tegen. Waarlijk, geen hoog denkbeeld heeft de Siciliaan van de vaderlijke liefde zijner Regeering! Maar hoe deze inderdaad hare taak vervult, moge blijken uit de geenszins alleenstaande klacht, geuit door een magistraatspersoon van de rechtbank te Sciacca. Aldus sprak aldaar de procureur des Konings bij den aanvang van het rechterlijk jaar 1906: ‘De Staat, die niets deed om ons volk op te beuren’ - en hierop volgde een reeks tekortkomingen - ‘heeft ons zelfs | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitdrukkelijk beleedigd door naar dit eiland - als ware het een boevenkolonie - gestrafte rechterlijke ambtenaren te verplaatsen. Zoo ontbreekt hun de noodige autoriteit, en gaat het vertrouwen in de rechtspraak verloren. Ja, uit zelfzuchtige politiek heeft de Regeering al onze takken van bestuur verpest, en zoodoende de overmacht der mafia als 't ware officieel bevestigd.’ En deze aanklager staat niet alleen. In Februari 1911 uitte Senator Franchetti de volgende beschuldiging ten aanhoore van een uitgelezen milaneesch publiek: ‘Van af 1861 hebben alle regeeringen, om 't even van welke politieke richting, in Zuid-Italië niet gezien een land om te besturen, maar enkel een troep hongerende parlementsleden. En alle groote vraagstukken betreffende de wedergeboorte van die rampzalige landen losten zich voor deze staatslieden op in deze eene kleinzielige beslommering: hoe daar het verkiezings-mechanisme ten eigen bate te doen werken!’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Waarlijk, de emigrant mag blijde zijn, zoo hij zulk een land achter zich laat! Heen gaat hij dan ook in alle geval. Zoo de tracoma hem Noord-Amerika verspert, dan maar naar Zuid-Amerika gestevend, waar men minder scherp ziet! Op zee heeft de landverhuizer niet te klagen: de italiaansche regeering laat tegenwoordig geen booten toe, die òf te langzaam varen, òf geen voldoende ligging of voedsel verschaffen. Ook moet geneeskundige hulp aanwezig zijn. Maar toch is de reis geen genoegen, want eerst aan de overzijde weet de emigrant zeker of hem werkelijk vergund zal worden Amerika's grond te betreden. Dáár wacht hem een strenge keuring door den amerikaanschen geneesheer, aangesteld door het amerikaansche gouvernement. En diens beslissing is onherroepelijk. Afgekeurd, wordt hij dadelijk teruggezonden. Doch nemen wij aan dat onze Siciliaan werkelijk het land der vrijheid mag betreden. Zijt gij, lezer, ooit in een land geweest waar gij, niettegenstaande onze hooggeroemde veeltaligheid, geen mensch verstaan, geen opschrift lezen kunt? Zoo heel ver behoeft gij niet te gaan; het kan u in Hongarije overkomen, waar uit patriotisme niemand duitsch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
wil spreken, en om minder prijzenswaardige redenen ieder in 't fransch en engelsch zwijgt... als een mof. En stel u nu voor den onwetenden en ongeletterden Siciliaan, kersversch uit zijn bergstadje met de steile kronkelwegjes en onverlichte straten en pleinen, plotseling staande in de grootste stad der wereld; die metropolis, waarbij vergeleken Londen saai en stil schijnt, met huizen hoog als de hemel en straten van eindelooze perspectief; waar een aldoor zich haastende menigte korte onwelluidende klanken uitstoot. Wie zal zich zijner aantrekken? Wees niet bezorgd: al is de Siciliaan doodarm, toch is er wat van hem te halen. Want heeft hij niet handen om te arbeiden? En daar ginder heerscht arbeidersnood; een eerlijk makelaar kan dus wat aan hem verdienen door vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Een oneerlijke nog veel meer! En zonder het te willen, heeft het amerikaansche gouvernement een leelijk type geschapen: de padrone. De oorsprong van het euvel ligt reeds vrij ver achter ons. Toen in 1864 Amerika groote behoefte kreeg aan nieuwe arbeidskrachten, werd een wet uitgevaardigd waarbij aan hen, die in Europa werkwolk aanwierven, toegestaan werd met dezen een arbeidscontract te sluiten voor den duur van hoogstens twaalf maanden, en de voorschotten voor den overtocht te verhalen op het uit te betalen loon. Reeds in 1868 werd die wet opgeheven, en in 1885 werd het zelfs verboden arbeiders onder een contract te laten overkomen. Maar de eens in 't leven geroepen aanwerver bleef bestaan, al zette hij nu zijn bedrijf in anderen vorm voort. Hij wacht nu den aangekomene in Amerika op, en biedt aan - tegen eene vergoeding van 5 tot 50 lire - om hem werk te verschaffen. Er zijn kleine, groote en heel groote padrone's. De kleinere - een tweeduizendtal - helpen maar enkelen voort of meestal er onder; doch ongeveer vijftig padrone's verhuren ieder tot 500 à 600 Italianen. Zij vragen daarvoor van hen 10 à 15 pCt. van het loon en weten zich nog allerhande bijvoordeeltjes te verschaffen, waartoe zelfs op den godsdienstzin van hun landgenoot wordt gespeculeerd. Zoo heffen de padroni bijdragen voor de eeuwige lamp, voor de Santa Vergine - bijdragen die natuurlijk voor andere dan geestelijke doeleinden worden aangewend. Alles te zamen weet de Bossa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tura ('t woord is afgeleid van het amerikaansche Bos, dat op zijne beurt van ons Baas afkomstig is!) een niet onbelangrijk deel der zuur verdiende penningen op te slokken. Toch komt er beterschap. In 1904 werd het Commissary-systeem ingesteld, dat o.a.: er voor zorgt dat aan alle werklieden de arbeidsvoorwaarden in de eigen landstaal worden uitgereikt. Twee jaar later werd het Labor information office for Italians opgericht, dat de italiaansche emigranten voorlicht; en hoe druk hiervan wordt gebruik gemaakt, bewijst het feit dat reeds in het eerste half jaar van zijn bestaan ruim 33.000 inlichtingen werden verstrekt en meer dan 3700 Italianen werden geplaatst. Zeer wordt echter betreurd dat die emigranten - vooral de Sicilianen - zoo in en nabij de groote steden blijven hokken. Doch het is wel begrijpelijk dat zij 't liefst bij elkaar blijven in groote troepen, wegens hun gebrek aan taalkennis en gehechtheid aan hunne landsgewoonten. Daarenboven - zooals reeds werd aangestipt - ook in Sicilië leefden zij in steden, en wie eens in steden woonde, is niet meer naar 't land te lokken. Zóózeer is onze beschaving onnatuur! Derhalve is het niet te verwonderen dat zich in New-York een geheele italiaansche stadswijk heeft gevormd; zelfs hebben zich daar de emigranten uit de Mezzogiorno (zoo noemt men nu 't oude Koningrijk der beide Siciliën) met echt ingeboren provincialisme naar de landstreek gescheiden: Elisabethstraat is westelijk-Sicilië, in Catherine- en Monroestraat wonen de oostelijke Sicilianen, - Mulberry is daarentegen klein-Napels. Trouwens, in een groote stad vinden zij gemakkelijker allerlei soort werk. Zij venten groenten en vruchten, worden straatmuzikanten, schoenpoetsers, drankverkoopers, straatvegers, voddenrapers - vatten in éen woord alles aan wat de geboren Amerikaan beneden zich acht. Wie geschoold is: de metselaar of timmerman, kan natuurlijk in eigen vak meer verdienen; doch het is teekenend voor amerikaansche toestanden dat de ongeschoolde arbeider - of zooals men in 't nederlandsch bij voorkeur zegt: de unskilled laborer, de man met enkel armen: bracciante, het beste slaagt. Zoo iemand is niet bang, al naarmate de gelegenheid zich voordoet, 't een of 't andere aan te pakken. Velen worden grondwerkers; wat bij de sterke bouwkoorts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
en den spoorwegaan- en uitleg, wel begrijpelijk is. Zij kunnen dan eveneens in troepen samenhokken. Zie hier hoe zij leven: zij wonen - afgescheiden van de andere natiën - in door de Maatschappij opgerichte keten. Doen zelf hunne inkoopen en voeden zich uitsluitend met italiaansche producten. En heelemaal op zijn italiaansch - alleen iets beter. Vleesch blijft echter, evenals voorheen, een zeldzaamheid, al is de arbeid zooveel zwaarder dan thuis. Brood, koffie, wat sardines of kaas, groenten, aardappelen en natuurlijk: macaroni - ziedaar de spijslijst. Gevolg hiervan is dat de uitgaven laag blijven. Waar engelsche en amerikaansche werklieden 40 à 45 gulden per maand verteren, en de minder op, den tand zijnde Hongaren en Slaven ongeveer 27 gulden, is het gemiddelde der italiaansche uitgaven maar 22 gulden. Héél zuinigen weten zelfs met 10 gulden 's maands rond te komen.Ga naar voetnoot1) En dat in een land, waar als eenheid van geldmaat de rijksdaalder dient! De gevolgen blijven niet uit: goede en slechte. Daar het dagloon gemiddeld drie en een halve gulden bedraagt, legt zoodoende de Italiaan per dag ruim een rijksdaalder over. 't Zijn sterke beenen die de weelde dragen. En de uitkomst bewijst dat de Siciliaan inderdaad zeer sterke beenen heeft. Want de man die thuis nooit geld zag, wordt niet brooddronken. Misschien zelfs is er geen sympathieker figuur dáár in het land over zee, dan die onwetende, ongeletterde bijgeloovige, van wien de Amerikanen zóó zeer gruwen, dat bij hem vergeleken, de neger blank schijnt, en waarover het doodvonnis wordt geveld door dat éene veelbeteekenende woord: undesirable. Want alle ontberingen getroost zich de Siciliaan met één doel voor oogen: weer thuis te komen bij vrouw en kinderen of verloofde. Inderdaad, hier krijgt het befaamde auri sacra fames een hoogere beteekenis. Het is een heilige goudhonger, welke den Siciliaan drijft. En de martelaarskroon wordt hem dikwerf niet onthouden. Want is het loon hoog, ook de arbeid is zwaar, veel zwaarder dan in eigen land. En door de slechte behuizing, het onvoldoende voedsel ontwikkelen zich ziektekiemen. Velen komen als hopelooze teringlijders thuis... zoo zij al terugkomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar een goudstroom stort zich uit over Sicilië. Hoe groot, kan vrij nauwkeurig bepaald worden, wegens de eigenaardige gewoonten der emigranten. Het eerste jaar potten zij op; in het tweede - als zij zoodoende een aardig sommetje bijeenhebben - wordt het bedrag naar huis gezonden, hetzij per brief, postwissel of wissel. Eindelijk, als het derde jaar ten einde spoedt en de thuiskomst in zicht is, wordt het overgespaarde weder bij zich gehouden en zoo medegebracht. Zie hier voor Sicilië de cijfers over 1907:
Natuurlijk zijn niet alle getallen wiskundig juist; doch zoo men bijv. vrij nauwkeurig weet welk bedrag verzonden wordt per gewoon aangeteekenden brief, is dit een gevolg van het analphabetisme. Meestal opent de geadresseerde den brief in tegenwoordigheid van den postbeambte en vraagt dezen gemoedelijk na te zien of het gezondene klopt met de opgave van den schrijver.
Begrijpelijkerwijze ziet de Amerikaan met zekere ergernis zooveel geld het land uitvloeien, en voegt hij deze grief bij de lange zondenlijst. Zeker is de Italiaan in 't algemeen en de Siciliaan in 't bijzonder, geen heilige. Maar de pot verwijt den ketel dat hij zwart is. Want met wie komt allereerst, zoo niet uitsluitend, de emigrant in aanraking? Met politie en herbergiers. En ieder Nederlander weet voldoende van de door Tammany ingezegende verbintenis tusschen policeman en saloonkeeper om te begrijpen, dat de Siciliaan, die in 't land der vrijheid nog rottere toestanden aantreft dan te zijnent, geen reden vindt zijne ondeugden af te leggen. Geen wonder derhalve dat ook dáár de vendetta en de mafia even lustig bloeien als in Sicilië zelf, en zelfs in meerdere mate omdat natuurlijk, wie thuis door de autoriteiten met een slecht oog wordt aangezien, 't eerste waagt om de zee over te steken. De proef op de som is dat de criminaliteit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Sicilië daalt en stijgt met de mindere of meerdere terugvloeiing der uitgetrokken bevolking. Maar dat de hardwerkende, sobere, sparende emigrant naar Amerika gaat om er een schrikbewind in te voeren, niemand die deze bewering met ernst kan volhouden; en een uitvoerig onderzoek, zoowel door Amerikanen als door Italianen verricht, bewijst dan ook ten volle dat er geen enkele reden is om deze zuidelijken achter te stellen bij andere landverhuizers.Ga naar voetnoot1) En het amerikaansche goud moge wegvloeien, wat de italiaansche arbeid wrochtte blijft en draagt rente. Trouwens, beter dan te klagen, is het de handen uit de mouw te steken en het euvel te stuiten. Dat doet o.a.: die niet hoog genoeg te prijzen instelling: de Amerikaansche Christelijke jongelingen-vereeniging, een instituut waarin een zeldzaam frissche, echt christelijk-opgewekte geest heerscht. Die vereeniging overwegende dat de emigrant zonder taal-en landkennis aangekomen in Amerika, weerloos valt in de handen van wie er hun werk van maken zulke hulpeloozen uit te buiten, neemt het eenige middel te baat dat werkelijk helpen kan. Zij wil de landverhuizerswereld wijs maken vóór de aankomst, op de reis zelve. Daartoe stuurt zij jonge mannen en vrouwen van goeden wille naar de landen van herkomst. Nadat deze zich de taal en gewoonten hebben eigen gemaakt van 't volk, dat landverhuizers uitzendt, begeven zij zich naar de plaatsen van inscheping, zoeken daar het vertrouwen der emigranten te winnen, en gaan met hen en in dezelfde klasse aan boord, om dan, tijdens de zeereis, hen te beleeren welke gevaren hen wachten, en hoe ze handelen moeten, eenmaal aangekomen in 't vreemde land. Praktisch christendom, dat niet zielen, maar harten wint! Doch zelfs zonder bijzondere middelen verbetert de toestand geleidelijk. Hoe zeer zich de Italiaan, en vooral de Siciliaan moge afscheiden, toch dringt onwillekeurig de amerikaansche beschaving tot hem door. In Sicilië zelf vindt men daarvan onwraakbare getuigen. Want al kent gij geen woord van de landstaal, doorkruis onbekommerd het eiland, zoo gij engelsch kunt spreken. Overal kan men u dan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorthelpen, en indien de aangesprokene u niet mocht verstaan, dan roept hij zijn dichtbij op 't land werkenden broer of neef, die in Amerika was. Dikwijls wordt gij zelfs van uit de verte met een engelschen groet gepraaid. Want de Siciliaan is trotsch op zijne verkregen kennis en ziet natuurlijk ieder vreemdeling aan voor Engelschman of Amerikaan. Laat ik tot juist begrip hier opmerken dat inderdaad tot voor korten tijd alleen dezulken Sicilië bereisden. Sedert heeft zich de toestand gewijzigd, en gaat de Germaan ter bedevaart naar het eiland waarover eenmaal de Hohenstaufen regeerden. Bijgevolg trekt zich de Angelsakser terug. Want evenmin als op commercieel gebied, gaan de twee natiën goed samen in de landen der kunst. Baedeker teekent zelfs in zijne latere reisgidsen nauwkeurig aan waar de eene en waar de andere zijn intrek neemt; ja er zijn zelfs hotels waar men meer of min beleefd den Duitscher weigert. En de Nederlander? O, waarde landgenooten, doet toch geen moeite om den germaanschen stempel weg te doezelen, waarmede moeder natuur u onherroepelijk gekenmerkt heeft! Gij kunt daarginder geen hoteldrempel overschrijden, of nog vóor gij den mond opendet, heeft de portier u geclasseerd en in 't duitsch aangesproken. Geen krantenjongen zal u op straat den New York Herald aanprijzen, maar stopt u dadelijk de Münchener of de Berliner onder den neus. En de naar vrachtjes hunkerende huurkoetsier biedt u niet een ‘carriage’ aan, maar een ‘Wagen’. Alleen de over den kop duikelende straatjongen bedelt nog om een ‘penny’. Blijkbaar heeft onze duitsche broeder het nog niet zoover gebracht in royaliteit als onze engelsche en amerikaansche neven! Maar er is dan toch verschil! roept gij verschrikt, als voeldet gij reeds den Pickelhaube op 't hoofd. Zeer zeker; maar denkt gij dan soms dat de Siciliaan en de Milanees dichter tot elkander staan in taal en geaardheid dan wij den Brandenburger, of de Marseillaan den Normandier? Overigens is er allerminst reden om ons op Sicilië of verder in de Mezzogiorno over de duitsche verwantschap te schamen. Niet slechts de beste hotels, de eerste boekwinkels, de fijnste banketbakkerijen - en noodwendig gevolg: de meest vertrouwbare apotheken worden door Duitschers bestierd, maar ook vele groote handelshuizen dragen duitsche namen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De handel volgt niet langer de vlag, maar den zwartgerokten en witgedasten kellner. Doch zulks niet enkel met profijt: óók met eere! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Waarom echter blijft de Siciliaan niet in Amerika, als hij er zoo veel geld verdient, evenals de overige Europeanen doen, en zelfs zijn eigen stamverwanten uit het Noorden? Gij zoudt die vraag niet stellen indien gij Sicilië met eigen oogen hadt gezien! Doch onze voornaamste bron blijft nog steeds Goethe's reisverhaal. En evenals de meesten, die Italië en Sicilië bezoeken, is hij aan 't verkeerde eind begonnen; heeft als 't ware tegen het heil in gereisd. Voor hem en zijne tijdgenooten was dat minder erg, dan voor hedendaagsche touristen. Want de achttiende-eeuwsche opvoeding was eene andere, en onze vaderen stonden nader bij de Oudheid en de Renaissance dan wij. Voor ons, die meer geletterd en minder beschaafd zijn - al is eene kentering ten goede te bespeuren - is daarentegen op kunstgebied alles nieuw, en de eerste zéér sterke indrukken blijven overheerschen. Doch juist daarom mogen wij niet met het noorden van Italië beginnen. Want welk een ontnuchtering, welk een val, als na Milaan, Venetië, Bologna en Florence, na dien triomftocht door het gebied der edelste renaissance, Rome wordt bereikt! Hoe gekunsteld en overladen schijnen dan de paleizen en kerken der stad, waarop het pausdom onuitwischbaar zijn stempel heeft gezet! Voor de virtuositeit, het geniale dier latere scheppingen hebben wij dan nog geen oog: te zeer leerling, te weinig zelfstandig om het schoone te zien dóór het overdrevene heen. En tevens bederft ons dat Rome de daar tronende Grieksche en Romeinsche kunst. Wij kunnen maar niet in de vereischte stemming komen. Zoo waardeert nà Wagnermuziek het oor niet Mozart of Gluck: de volle klank van het koper verdoofde tijdelijk het gevoel voor de fijnere harmonie van snarenspel en houten blaasinstrumenten; wat heftig is, schijnt tam; wat vol is, mager. En als men dan eenigen tijd hulpeloos in Rome heeft rondgezworven, wordt met schrik bemerkt dat de vacantie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten einde spoedt. Gauw Napels en Pompeii doorgehold, en men keert terug naar eigen land, overtuigd dat het verstandiger is de dooden te laten rusten. Maar men moet met Napels aanvangen! Daar stoort niets de studie der oudheid.Ga naar voetnoot1) Langen tijd worde doorgebracht in het museum, dat beter dan eenig ander ter wereld inleidt in het romeinsche leven, en waar men kan leeren beelden zien. Beelden toch zijn voor ons, noordelijken, moeielijk te begrijpen. Wij zien er te weinige, en door afbeeldingen kan men ze niet leeren waardeeren - evenmin, de vergelijking moge vulgair zijn - als door eene beschrijving het bouquet van fijnen wijn. Beelden eischen ruimte, eischen omgeving, en bovenal eischen zijlicht! En het zuidelijk licht kunt gij hierheen evenmin overbrengen als het zuidelijk glansen van hemel en zee. Hebt gij dan in Napels, in Pompeii en te Paestum lang genoeg rondgewaard om de levenden te kunnen vergeten, dan is nóg niet noordwaarts te gaan, maar eerst naar Sicilië te stevenen. Want dáár eerst vindt gij terug de Natuur der oudheid, de grieksch-romeinsche bouwwerken in hun eigen, onveranderd kader. Doch gij moet niet, zooals Goethe, 't eerst te Palermo aan land gaan! Dat zou alles bederven. Goethe, dáár de Odyssee lezende, stelde zich een pensum, en niet meer dan het vooraf vastgestelde aantal regels werd doorworsteld. Zoo iets teekent. Maar in Palermo bruist dan ook te zeer het moderne leven en houdt ons vast. Het is een zuidelijk Napels! Doch ligt Napels te midden van uitgestrekte groentetuinen, wel verrassend door vruchtbaarheid, maar toch banaal; Palermo daarentegen glanst als een parel in een gouden schelp, gevuld met bloemen en vruchten: conca d'oro, zooals die halfcirkelvormige vlakte, omringd door hooge bergen, niet zonder reden heet. Alles dringt er tot genieten van het heden. Zelfs in het museum wordt het oog meer getrokken door de bloemenranken, welke zich slingeren om de kolommen der cortile, dan door de binnenshuis geborgen schatten. En te zeer wordt de geest verontrust door die ons zoo vreemde en toch zoo aantrekkelijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
architectuur der Arabieren en der byzantysche Noormannen, dan dat men in die stille gemoedstemming kan geraken waarin doode dingen alleen worden gewaardeerd. Neen, wie naar Sicilië gaat, moet te Messina aanlanden. Daar is alles, sedert de stad werd vernietigd, enkel natuur. En in weinige uren voert, langs de kust, door citroen- en oranjebosschen (Goethe zag die óók niet, want de groote aanplantingen dagteekenen van den jongsten tijd), de trein naar de eenzaamheid, naar Taormina, of juister gezegd naar het kleine plaatsje aan den voet van den tweehonderd meter hoogen berg, waarop dat stadje ligt: naar Giardini. Dán zal uw indruk anders zijn dan die van Goethe, die enkel aanteekende in zijn dagboek: ‘Gott sei Dank, dass alles was wir heute gesehen, schon genugsam beschrieben ist!’ Zoo juicht alleen iemand, die zelfs van 't schoonste genoeg heeft; en hij bleef dan ook den volgenden dag kalm onder de boomen liggen te Giardini, terwijl zijn trouwe vriend en huisschilder het zonnige bergpad moest opzwoegen om voor hem uit te teekenen het grieksch-romeinsche theater. Ik wed, dat zoo er prentbriefkaarten waren te krijgen geweest, Goethe dadelijk zoude zijn doorgereisd! Maar, zooals ik reeds opmerkte: Goethe begon Sicilië van den verkeerden kant, trok van Palermo dwars door 't eiland. En dat te paard, onder zengende zon! Meer dan volop kon hij dus den Etna van alle kanten genieten (al is juist van uit het Taorminaansch theater de aanblik zóó overweldigend) en hij was alreede te Girgenti en te Selinunte over zoovele grieksche steenstompen gestruikeld, dat het wel te begrijpen is, zoo hij, onder den indruk van ‘hoe warm het was en hoe ver!’, liever rustig beneden bleef, in de schaduw van de rots. Vergeet daarbij niet dat Goethe als dichter een eigen leven leefde! En blijkens zijne aanteekeningen, bracht hij dien tweeden dag door met te peinzen over zijn voornemen tot het dramatiseeren der geschiedenis van Nausikaa, waarvan enkel een paar tooneelen van het eerste bedrijf geschreven werden. Maar wie Sicilië andersom bereist, te Messina aan land stapt, dan dadelijk doorspoort naar Giardini, terwijl de hooge bergrand steeds den Etna onzichtbaar houdt, over hem zal een geheel ander gevoel komen, wanneer hij eindelijk, boven op de bergvlakte, na het roezige afstappen in 't hotel, alleen wordt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelaten in de zwijgende, halfcirkelvormige ruimte, en dáár hem de Etna wordt geopenbaard. Geen achterdoek van den besten griekschen of romeinschen schilder kan ooit geëvenaard hebben het tafreel dat de Tijd - die grootste der kunstenaars - nu zichtbaar heeft gemaakt door omver te werpen het middendeel van den hoogen muur, welke voormaals het tooneel afsloot aan de achterzijde. En niet uren, maar dagen en weken kan men er doorbrengen, uitgestrekt op het hellende bloemtapijt, dat eveneens die onvergelijkelijke artiest heeft uitgespreid over de eertijds in halven cirkelvorm opstijgende zitplaatsen. Dáár, en dáár alleen herleven Aeschylos, Sophocles en Euripides, terwijl van lieverlede witte gestalten de ruimte vullen en deelnemen aan de handelingen, eens door hen gedicht. En als men dan, moede van het turen op het witte blad met de zwarte letters, de oogen opslaat!.... Overweldigend - voor 't eerst gezien, als versteenend - werkt de aanblik van den Etna, welken de Sicilianen noemen Mongibello: Berg-berg - den latijnschen en den arabischen soortnaam samenkoppelend in een bedremmeld stamelen, dat beter dan elk vergrootend toevoegsel den indruk weergeeft van dit ontzettend natuurverschijnsel. Terwijl de andere - in vergelijking zooveel lagere - bergen van noord-oostelijk Sicilië zijn als plotseling verstarde golven van een verbolgen oceaan: alle glooiingen onderverdeeld, opnieuw geplooid in tallooze groene en grijze of gele of roode heffingen en dalingen, door overmaat van afwisseling vermoeiend om te aanschouwen in die felle zuider zonneschittering, rijst de Etna stil omhoog, heel alleen, uit de door geen heuvelen onderbroken, matelooze Phlegeïsche vlakte. Twee zéér eenvoudige lijnen: de een uit 't zuiden opstijgend uit zee, zéér flauw, de ander uit 't noorden iets steiler zich verheffend, vormen samenkomend de felwitte, driehoekige kruin. Boven dat hel wit, door geen enkele schaduw onderbroken, - want op dezen afstand gezien, heeft de Etna een volkomen effen oppervlakte - welft zich even onmetelijk en stil het strak-blauwe uitspansel. In winter en voorjaar, als de wolken schatting brengen aan den eenzamen bergreus, is die witte driehoek een paar duizend meter hoog. - Doch de helling daarbeneden, met hare tallooze stadjes (want dit deel van Sicilië | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
is uiterst dicht bevolkt) prijkt in allerlei schakeering van paars, al naarmate de stand der zon, en duikt eindelijk in een groene vlakte, groen in tweeërlei schakeering: diep groen, de citroenbosschen; fel groen, het jonge uit den grond spruitend koren - een fluweelen tapijt gelijk. En op hare beurt wordt die groene voeting in statige ruime bogen omzoomd door een grijsbruine strook: de smalle, steenige strandvlakte, welke van de nu eens turkoisblauwe, dan weer smaragdgroene zee gescheiden wordt door een witten schuimrand. Breeder of smaller is die rand, naarmate richting en sterkte van wind; soms koninklijk breed als de hermelijnen zoom van een kroningsmantel, wanneer de gevreesde ‘grecco’, of ‘sirocco di levante’ de golven ophetst tegen de steile klippen; straks slechts een smal boordsel, als de regenbrengende, van de zee afgekeerde westewind aanstrijkt over de bergen. Zoo doet zich de Etna, gezien ver weg, van uit het theater te Taormina, voor als een éénheid. Doch die eenheid wordt tot een verrassende veelheid, voor wie een tocht maakt met den Circum-Etnea spoorweg: een ijzeren gordel op ongeveer duizend meter boven de zeevlakte, om 't lijf van den reus geslagen. Een onvergetelijke tocht! Van uit Giardini - het spoorwegstation van Taormina - met den gewonen trein tot aan Giarre, aan den voet van den berg, steeds door volbeladen citroenbosschen, met vruchten - zooals zij daar nog onbezoedeld aan de boomen hangen - zóó fonkelend geel, dat er waarlijk geen groote verbeeldingskracht noodig was om ze eertijds gouden vruchten te denken. En het is alsof er ook goud aflekt van de boomen op de hooge klavergrassen, welke den boschgrond dicht bedekken, zóó vol staat deze met gele bloemen van allerlei grootte en gedaante: sommige komvormig als onze boterbloemen, andere hoog opschietend als kelken op fijnen steel. Waar de citroenbosschen afgewisseld worden door weideland, is al dat goud vervangen door een strooisel van witte en roode bloemen. Nu eens zijn de velden als besneeuwd, elders fonkelen zij in vuurgloed. En de bermen der wegen zijn als borduursels van fijne witte of roode kant. Op de bouwlanden - het is half Maart - bloeien reeds de erwten en boonen licht-paars. Elders op en langs het braakland blinkt de witte hei, de gele brem, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rozige meidoorn. En den mandarijn kan men herkennen aan zijne tallooze heel kleine fijne witte knopjes, zoo geheel verschillend van den bloesem der oranjeboomen. Te Giarre wordt overgestapt in den lokaaltrein. Ellendige wagens, ergelijk voor wie wenscht uit te zien, en zoo vuil, dat men nooit zou gelooven, dat zóóveel hollandsch kapitaal in dien Circum-Etneaspoorweg is gestoken... en verdwenen. Bij het langzaam stijgen, komt men, uit het gebied der citroenen, 't eerst in het rijk van de druif. Nu nog kleine kromme, taklooze stompjes; naast elk een kegelvormig aardhoopje - alsof er legers van mieren hun tenten hadden opgeslagen. Alles is in rouw: dofzwart de aarde, dof-zwart de uit lavabrokken opgestapelde terrassen. Hier en daar een groote dofzwarte kunstig opgebouwde steenhoop, alsof 't een reuzenaltaar ware voor vuuraanbidders. Het zijn de eertijds verspreid liggende lavabrokken, welke men van den akker heeft geruimd. Iets verder, iets hooger - want de lijn stijgt voortdurend, zij 't ook langzaam - het gebied van den hazelnoot. Deze is in perken geplant - perken van hoog, slank hakhout: mooi gaaf, glanzend, onbemost hout. Om die boomkransen is de grond zorgvuldig losgemaakt. Eindelijk bereikt de trein de echte lavavelden. De onvermoeide Siciliaan heeft de brokken, welke nog niet verweerden, zooveel mogelijk benut tot het maken van steenen omheiningen. Waar de hoeveelheid te groot was, zijn wederom die eigenaardige altaar-vormige steenhoopen opgetast. Tusschen de steenen is overal de wijnstok geplant; want steeds hooger klimt de druif den berg op. In 1830 lag de uiterste grens op 1000 meter boven den zeespiegel, vóór 't einde der 19e eeuw was reeds de 1200 meter bereikt; nu wordt die op 1300 meter hoogte aangetroffen. Evenzoo acclimatiseert men er den citroenboom. Vroeger groeide die niet boven de 250 meter, thans reeds op 500 meter; en ontbrak niet het water - de citroen eischt rijkelijke bevloeiing gedurende een viertal maanden - dan zou men dien tegenwoordig op nog grootere hoogte vinden.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot zoover is den vreemdeling - die te Napels zijnde, natuurlijk den Vesuvius bezocht - niets onbekends voorgekomen. Slechts is hier alles op véél grooter schaal. Maar bij Randazzo - het door normandische architectuur zoo bijzonder aantrekkelijk stadje - begint het wonderland. Onmiddellijk na deze plaats (steeds miraculeus gespaard!) beginnen de eigenlijke lavawoestijnen. Het zouden troosteloos zwarte onmetelijkheden zijn, indien niet de Natuur in elke daling van de brokkelige steenmassa liefelijk een tuiltje hoog opschietende groote gouden bloemen had geplant. Als een Versaillaansch tuinman is de natuur te werk gegaan: zoo netjes staan de bloemen in ruitvorm; nergens een plantje waar zulks de symetrie zoude kunnen verbreken. Het reusachtige zwartgele bloemperk glooit van af de hoogte, waarop de trein zich beweegt, in lange lijnen ver weg heen, tot in het diepe groene dal van de Alcantara. Wat verder spoort de trein door lava van blijkbaar andere materie. Eeuwenoud, onverweerd, onbegroeid als op den eersten dag, en van den meest grilligen vorm. Het zijn versteende modderstroomen, de oppervlakte vreemdgekronkeld. Huizenhoog tegen elkaar optornende brokken, gelijk bij ijsgang de schollen op onze rivieren; onbegaanbare steenvloeden, waaruit plotseling Bronte opduikt, evenals bij wintervloed op Waal of Maas, een dorpje achter den hoogen bandijk. Dan plotseling al dat troostelooze zwart omneveld door het bloesemwit van amandelboomen: een te grooter verrassing omdat te Taormina, waar de amandel in Februari bloeit, die boomen reeds het witte gewaad voor het groene verwisseld hebben. Doch hier op 800 meter hoogte is alles achterlijk. Zoo wordt dus een dubbel wintervoorjaar genoten! En nu moge appelbloei op hel groen grasveld verrukkelijk zijn, het is boerenmooi vergeleken bij die kleurenharmonie welke de fijne witte en roze nevel spreidt over den doorschemerenden - in soberen toon gehouden - ondergrond. Na al dat witte gewolk, weer lavavelden met gouden tuiltjes. Doch hier is het uitgeworpen steenmengsel van anderen aard dan straks: in plaats van op zwarte kale velden, zijn hier de gele bloemen op een golvend grijs tapijt van korstmossen geplant. En het bloemenperk heeft ook | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
een anderen achtergrond. Aan de overzijde van de zuidwaarts stroomende Simeto (wij zijn de waterscheiding overgetrokken) rijst uit de groene dalvlakte een bergketen omhoog, die blijkbaar ook van vulcanischen aard is. De fel door de middagzon beschenen, naakte hellingen schitteren in alle schakeeringen van paars en bruin, hier en daar slechts onderbroken door het groen van grasbegroeide vlakken. En verderweg, boven dien bergrand uitstekend, weer andere hoogere bergketenen, in die wazig warme atmosfeer, al naar mate den afstand, steeds bleeker en bleeker blauwgrijs getint. Landschap van ongeloofelijken kleurenrijkdom, dat straks overgaat in het stemmig grauw groen van Corot, als de trein weder afdaalt tot de zone der olijfboomen. Uit de zware, zwarte, als door vuur verschrompelde en gekronkelde boomstompen schieten fijne, jonge takjes, welke het wazige grijsgroen dragen. Hier staan de olijfboomen in kleine grasperkjes, welker jong groen fel- afsteekt tegen het zwart der lavabrokken, die op dat gras bijeen zijn vergaderd tot donkere bloembedden. En op die zwarte bedden staan groote cactussen - nu nog zonder de roode vleezige vruchten, welke een hoofdvoedsel uitmaken van den Siciliaan. Maar ook zonder deze, vormen die planten door hunne stokstijve platte bladen een scherpe tegenstelling met het luchtige wuivende olijvengroen. En steeds dalend, - naarmate Catania nadert, - de oranjebosschen met hunne gloeiende vruchtballen! Waarlijk, de geheele kleurengamma wordt doorloopen bij dien Circum-Etnea tocht. En dit alles is slechts wintertooi, hoe moeten dan voorjaar en zomer wezen!
Wat kan in Amerika een Siciliaan vinden, dat hem dit vaderland doet vergeten! Meer nog dan van den Zwitser, is zijn Heimweh gerechtvaardigd, en niemand heeft dat gevoel krachtiger uitgedrukt dan Homeros, toen hij bij Odysseus' bezoek aan het Rijk der schimmen, aldus den gestorven Achilles liet grommen: ‘graag ruil ik mijn koningschap in het Rijk der dooden, voor op aarde, in het volle daglicht, het lot van een daglooner, in dienst van den armsten boer!’ Gij kent dien contadino en zijn armelijke hulp: de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
bracciante, en weet hoe hard en hoe onbenijdbaar - voor een levende - dat bestaan is. Maar alles wil Achilles, de trotsche, voor niemand zich buigende krijgsheld lijden, elke vernedering is hem goed, mits hij maar weer moge genieten in zonneschijn die heerlijke aarde. 't Is waar, Sicilië was zoo veel rijker dan nu, in den tijd waarin Homeros zong! Want ik heb u enkel rondgeleid langs de kust en op de hellingen van dien, niet enkel geografisch, maar ook orologisch alleenstaanden Etna. Van zijn hoogen kalen top storten de regens niet af in alles verwoestende modderstroomen: de zeer poreuze hellingen zuigen het water op, en ondergronds langzaam afdalend, vormt het water lageraf bronnen en bekkens, waaruit de landbouwer in tijden van groote hitte de droogte kan bestrijden. Al is dan ook niet meer, zooals oudtijds, de Etna tot aan de sneeuwlijn bedekt met bosschen - ten deele verwoest door de gloeiende lavastroomen, ten deele door menschenhanden gesloopt - terecht is die berg het waarteeken van Sicilië, want hij heeft niet opgehouden een weldaad te zijn voor het land, en nergens woont een zoo dichte bevolking als aan zijnen voet. Maar geheel anders en schrikkelijk zijn de gevolgen der ontbossching in het binnenland van Sicilië. Sporende dwars door het eiland, van het paradijs om Catania op den zuidoostelijken oever, naar het paradijs om Palermo op de noordelijke kust, is de lange dagreis als een rit door de troosteloosheid der hel. Geen boom, geen beek, geen huis, geen mensch. In den zomer mogen de hellingen van het dal, waarin de trein langzaam voortkruipt, bedekt zijn met een goudgeel graantapijt, nu, in den winter, zijn die door regenstroomen doorploegde dorre velden erger dan Dante's verschrikking; een rijk der zwijgende eenzaamheid. Achteloos hoort gij de stationsnamen afroepen, zonder op te zien: er zijn toch, zoo ver het oog reikt, geen bouwwerken te bekennen! Want de stadjes liggen ver weg; wel hoog, maar geheel verborgen achter die kale, den horizon afsluitende heuvels. Slechts éénmaal, halverwege, wordt de reiziger getroffen. Als een arendsnest, de troostelooze vlakte beheerschend, ligt Castrogiovanni op een steile, kale rots, als een verbanningsoord voor eeuwig-verdoemden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nergens is het verschil tusschen eertijds en thans zóó scherp geteekend. Hier, op deze achthonderd meter hooge steilte stond eenmaal het altaar van Demeter-Kora, de meest gevierde godheid der oer-bevolking. Zoo ver het oog schouwen kon, golfden bosschen. En murmelende beekjes, afgewisseld door meertjes, maakten het heele landschap tot één tuin, zóó vol geurende bloemen, dat de jachthonden den reuk verloren en 't spoor bijster werden van het wild. Honderdvoudig gaf de gouden aar het graan weder, door den landman aan de aarde toevertrouwd. En nu brengt de boom- en waterlooze vlakte om het oude Enna nauwelijks genoeg koren op om de tot een hoopje geslonken bevolking te voeden! Waarlijk, in zulke, eenmaal door de natuur te zeer gezegende landen vraagt men zich verbijsterd af: is de mensch geschapen naar het beeld Gods, of is hij een geesel der Schepping?...
Doch de morgen breekt reeds aan in die duisternis; 't is wel nog slechts een lage, smalle, nauwelijks lichtende streep, maar toch verkondigend de nadering van een hellichtenden dag. Daarvan wil ik verhalen in het volgend opstel, waarin tevens gewezen zal worden op een verschijnsel, dat zoo al in Sicilië, dank zij het amerikaansche goud en de amerikaansche discipline, zich krachtiger openbaart dan elders, toch ook op het vasteland van Italië bezig is de maatschappij geheel van aanzien te doen veranderen. Nergens ter wereld is de landelijke bevolking zoo roerig als in dat koningrijk. Doch ook alleen zóó kan er verbetering komen. Want vangen revoluties aan in de kringen der stedenbevolking, zegenbrengende, duurzame hervormingen moeten wortelen in het land.
R.P.J. Tutein Nolthenius. |
|