zelf te worden hersteld, al even weinig gespaard als de Praetextatus in het Stedelijk Museum te Amsterdam. In het museum te Dordrecht deelen vele schilderijen dit lot.
Wat hiervan de oorzaak zij, hoe het barsten der schilderijen voorkomen zal kunnen worden, is het belangrijke vraagstuk dat niet alleen de museumbeheerders, maar alle vrienden onzer groote kunst bezighoudt.
Schilderijen hebben een eigen leven. Zij zijn als allen en alles in de eerste plaats onderhevig aan de sterke afwisselingen van de temperatuur, dat wil zeggen, aan inkrimping en uitzetting. Te droge warmte, centrale verwarming zonder doeltreffende ventilatie, hoe pernitieus voor kamerplanten, hoe vernielend voor de meubels! En nu moeten die, toch reeds zoo gevoelige, nog door geen lagen vernis beschermde moderne schilderijen in onze musea tegen dit alles kunnen: tegen droge hitte, tegen tocht, tegen het circuleeren van menschen, die altijddoor meer luchtbeweging met zich brengen, onbeschermd, zonder glas, zonder gordijnen als zij daar hangen!
Zeker, de oorzaak kan ook in het schilderij zelf liggen: in de slechte plamuur van het doek bij voorbeeld, ofschoon dan de barsten doorgaans in de richting van de draden van het doek loopen; of aan de verf desnoods, zooals in het gobelinkleurige interieur, Meisje aan de piano, van Jacob Maris in de collectie Drucker waarschijnlijk het geval is, want dit stukje was reeds in denzelfden toestand toen het bij mevrouw Maris hing. Het schijnt meer een samentrekken of inkrimpen der verf te wezen; zooals de barsten in de groote Schelpenvisscher ontstaan zijn omdat over een ander schilderij heen is geschilderd; of ook door het schilderen van donker over licht, zooals een tak van een boom over de lichte lucht. En zeer zeker door slecht toegepast vernis waaronder, naar wij meenen, de Veerpont van Jacob Maris, vroeger als leenbruik-Van Eeghen in het Stedelijk Museum te Amsterdam, sterk geleden heeft.
Doch hoezeer de omgeving invloed kan oefenen blijkt wel hieruit, dat de Vlinders van Matthijs Maris, na al de mutaties die het ondergaan heeft intact is gebleven en op de tentoonstelling van oude en moderne Hollandsche meesters in 1903 in de Guild Hall gehouden nog gaaf was, maar nu ten laatste gebarsten is.