Duitschland neemt nu, voor de achterafzetting tijdens Eduard-Delcassé, een zoete weerwraak. Het zal echter verstandig doen, daarin matiging te betrachten en eerlijk een spoedige afdoening te bevorderen. Eene andere houding zou zeer slecht beoordeeld worden, in Frankrijk en Engeland niet alleen, maar in de geheele wereld.
Frankrijk heeft zeer veel toegegeven. De juiste omvang zijner concessiën in den Congo is niet bekend, maar alles wijst er op dat het daar in belangrijke mate aan de Duitsche verlangens is tegemoet gekomen. De eisch van het behoud eener militaire route van Brazzaville naar het Tsjad-meer schijnt losgelaten, en Duitschland zal, over zekere uitgestrektheid, tot den Belgischen Congo mogen reiken en daarmede een zijner levendigste wenschen vervuld zien, terwijl Frankrijk een resultaat waarop het niet weinig trotsch was: de continuiteit zijner Afrikaansche bezittingen, voor altijd prijs geeft. Gaboen ligt voortaan van het ‘territoire militaire du Tchad’ door Duitsch gebied afgescheiden.
Een groote prijs tot afkoop der gevolgen van een groote fout: het ignoreeren van Duitschland toen men indertijd op Marokko afging. Maar Frankrijk wil dat de afkoop dan ook volkomen zal wezen, en het in Marokko zelf voortaan Duitschland nimmermeer op zijn weg zal ontmoeten.
Zooals de vorige maand al vermoed werd dat het geval zou zijn, blijkt hierin de groote moeilijkheid te liggen die eene afdoening tot dusver verhinderd heeft.
Duitschland neemt met eene algemeene toezegging van handhaving der ‘open-deur-politiek’ in Marokko geen genoegen; het wil bijzondere waarborgen dat het van deelneming aan spoorwegbouw en mijnontginning niet zal worden uitgesloten; het schijnt ook nog een poging te hebben gedaan, deze deelneming vooral verzekerd te krijgen in Zuid-Marokko, terwijl het Noorden dan ook in economisch opzicht geheel aan Frankrijk zou zijn over te laten. Zoowel het verleenen nu eener op bijzondere wijze verzekerde economische positie aan één der Europeesche mogendheden, als het toelaten van een onderscheid, hoe gering ook, tusschen Zuid- en Noord-Marokko, is Frankrijk door het bestaan der acte van Algesiras buitengemeen moeilijk gemaakt. Die acte zelf is wel bestemd bij het oud papier te worden opgeborgen, maar