Aanteekeningen en opmerkingen.
De Nieuwe Gids en de Génestet.
- In mijn stukje over de Génestet in het Juli-nummer schreef ik: ‘De mannen van '80 hebben den naam van den jonggestorven dichter, voor zoover ik kan nagaan, niet genoemd.’ Het blijkt mij thans, dat Kloos in De Nieuwe Gids van 1886 (Februari en April), in stukken, welke later overgenomen werden in het eerste deel van zijn Veertien jaar Literatuur-geschiedenis, De Génestet's naam tweemaal genoemd heeft, beide keeren ter loops. In een kritiek over Bohl's ‘Canzonen’ staat: ‘De dictie van De Génestet en Da Costa, om slechts twee namen te noemen, is bijna even ver van de eenvoudige en directe, artistieke en eenig-juiste wijze van uitdrukking verwijderd, als die van Pope en Dryden het in de Augustijnsche periode der Engelsche letteren waren.’ In de inleiding eener bespreking van Pol de Mont's ‘Fladderende Vlinders’ staat in een noot nog dit: ‘Bij de Génestet is daarentegen de klankexpressie weder zeer zwak, enkele strofen, b.v. in “Komen en gaan” uitgezonderd’.
J.N.v.H.