De Gids. Jaargang 75(1911)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] O, niet die oogen zóó...... O, niet die oogen zóó en niet dien lach Zoo droef-bemoedigend stil naar mij heen; Als 'k aan je hart niet àltijd rusten mag, Zal ik wel verder leven, gansch alleen. Ach, ééns heb ik gezeten aan den weg, - Een schamel knaapje dat veel honger leed - Gebogen kwam je toen denzelfden weg En in jë oogen was eenzelfde leed. Je groette stil en peinzend bleef je staan - Toen moest ik weenen wijl zoo gòed je was, Ik nam je hand en met den knaap begaan Heb je gezegd dat alles Lièfde was. O! Zon en bloemen, hemel, blauw en goud, O! Kinderlijk verheugen aan jou hand, O! Jong geluk van 't bloeiend lente-woud, O! Schoone vreugde van het lachend land. Ik had je lief, ach, anders weet ik niet, Mijn hart ging open en ik gaf je àl, Een staam'lend woord..... een zacht gefluisterd lied, Waarin ik zong wat nimmer sterven zal. [pagina 149] [p. 149] Je was zoo goed, je hoorde stil me aan En lachte stil, of ik je vreugde deed, Was in jë oogen niet een enk'le traan, Wijl ik je troost gaf in jë eenzaam leed? Heb ik te veel gedacht? heb ik, verblind Door eigen vreugde niet jou leed gekend? Heb ik gelijk een tè verlangend kind Alleen mijn lièfde in jou lach herkend? - Je hand is koud, ik zie je oogen niet, Slechts doode bloemen zien mij zwijgend aan. Ik weet dat alles wèg is.... doch wel niet Zal ik ooit weten hoe het is gegaan. Ik heb je lief, ook nu zoo droef en koud Mijn arme hart verbloedt in trage pijn. Je goedheid geeft herinnering van goud, Je goedheid is als droom van zonneschijn. Mijn handen reiken naar een ver verschiet Mijn oogen wachten of iets komen zal; Hoog over mij hoor ik een wonder lied, Als zingt er zacht een eeuw'ge waterval. Als 'k aan je hart niet altijd rusten mag, Dan zal ik verder leven, gansch alleen, Ach.... niet die oogen zóó en niet dien lach Zoo droef-bemoedigend stil naar mij heen. Nico Oosterbeek. Vorige Volgende