| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Briand. - De Lords. - België.
21 November.
In Frankrijk zelf werd de publieke aandacht in de afgeloopen maand nagenoeg geheel in beslag genomen door ‘la veuve tragique’. Wij, die de debatten alleen hebben kunnen lezen, vinden die overmatige belangstelling licht eenigszins zonderling en de kunsten der tragédienne rijkelijk versleten. Die in de zaal waren verzekeren echter dat men haar moest hooren en zien. En dan moet, gelijk zoo dikwijls te Parijs, een groot deel van het relletje verklaard worden niet zoozeer uit wat bij de openbare behandeling werd gezegd, als wel uit wat, naar men aanneemt, daarbij werd verzwegen, en waarop een op schandaal verlekkerd publiek met te meer hartelust kan voortborduren, naarmate de onderstellingen minder ernstig zijn beproefd. De eindindruk is dat de gezworenen kwalijk anders konden handelen dan zij gedaan hebben, en dat, mev rouw Steinheil moge een fripouille zijn, hare schuld aan den moord op haar man en moeder nog steeds onbewezen is. Een jammerlijk figuur maakte de advocaat-generaal, en over het geheel was de behandeling niet geschikt om den eerbied voor de Fransche justitie te verhoogen. Aan phraseologie geen gebrek, maar treffend was de tegenstelling tusschen den imposanten opzet der aanklacht, en haar niet te bedekken radeloosheid aan het einde. Het maakt sterk den indruk alsof de justitie en wie haar mag hebben geinspireerd eerst bang is geweest mevrouw
| |
| |
Steinheil aan te vatten, en dat zij vervolgens, nadat het booze gerucht tegen de vrouw die zooveel relatiën in hooge ambtelijke kringen had onderhouden niet verstommen wilde, en de vijanden der Republiek van schuldige nalatigheid begonnen te spreken, even bang is geworden voor den schijn van haar te sparen. Dit is zeker dat toen de beklaagde in den loop van haar verhoor zich er op beroemde in haar mededeelingen de strengste discretie te hebbeu bewaard ten aanzien van ‘zekere zaken’, de president niet geantwoord heeft 'tzij met een verzoek om nadere verklaring, 'tzij met de verzekering dat de justitie op hare discretie geen prijs stelde. De verdediger die zijn volkje kende was minder schroomvallig, en weefde uit de betrekking tot den ook door hem niet met name genoemden, maar bij niemand onbekenden ‘grooten patriot’, zelfs gouddraad om hare slapen. Aan trucjes tot inpalming der gezworenen-gemoederen lieten noch de verdediging, noch de beschuldiging het ontbreken. Zij zijn waarlijk niet geschapen, ons te doen bejammeren dat wij het instituut der gezworenen-rechtspraak missen. Ook de toon waarop een zekere pers op de uitspraak over schuld of onschuld invloed meent te mogen uitoefenen, is ten onzent goddank onbekend.
Onderwijl behoeven wij het Fransche publiek niet te volgen, dat, de deur van het parlement voorbij, slechts de rechtszaal bestormde. Wat in het parlement voorviel was, naar het ons wil voorkomen, juist van ongemeene merkwaardigheid.
Briand had, in een rede te Périgueux, de Republiek aangeprezen als het gouvernement niet voor een partij, maar als het gouvernement voor allen. Ieder die in de toekomst geloofde en voor de toekomst werken wilde, zou hem een welkome bondgenoot zijn. Zijne politiek zou er een zijn van verzoening, niet van vervolging; zou kracht zoeken in de nationale idee en niet in het ‘esprit de clocher’; zou niet blijven omroeren in de ‘mares croupissantes’ der kleine districts- en groepsbelangen, maar zich willen laten dragen op een breeden en snellen stroom.
De radicalen en radicaal-socialisten, die het grootste deel vormen der meerderheid waarmede de niet uit hun kringen voortgekomen premier moet regeeren, waren onthutst. Het vraagstuk van het kiesrecht is in Frankrijk aan de orde, maar het zijn vooral de rechtsche en de uiterste linkerpartijen, die eene hervorming van
| |
| |
het kiesstelstel voorstaan, met aan de regeeringsmeerderheid vijandige bedoelingen. Die regeeringsmeerderheid bestaat bovenal uit zoogenaamde ‘arrondissementiers’, lieden die zich voor goed meenen te hebben genesteld in één bepaald kiesdistrict, maar veelal weinig kansen zouden hebben, wanneer het heel Frankrijk tegelijk, of een eenigermate belangrijk stuk van heel Frankrijk tegelijk, zou zijn dat hen kiezen moest. De regeeringsmeerderheid heeft eene zeer sterke locale organisatie, die evenwel om te kunnen blijven heerschen zich in bedenkelijke mate tot de dienares moet maken van locale belangen. Zij heeft drie of vier nuances (democratische republikeinen, radicalen, radicaal-socialisten, onafhankelijke socialisten) die de districten onder elkaar verdeeld hebben naarmate één der vier in elk der districten het sterkst vertegenwoordigd is, en trekken gezamenlijk tegen de tegenstanders van rechts en van links (de royalisten, nationalisten, oud-republikeinen en geünifiëerde socialisten van Jaurès) op. Zij vreezen dat de invoering van den scrutin de liste, vooral wanneer die, naar het voorstel der kiesrechthervormers, gepaard gaat met een stelsel van evenredige vertegenwoordiging, hen in ongunstige conditie zal brengen. Het verdeelen der zetels onder elkander zal oneindig moeilijker gaan; elke groep die op een eigen vertegenwoordiging prijs stelt, zal in concurrentie moeten treden met alle andere, en de gevestigde dorpsrelatiën zullen aanmerkelijk in gewicht verliezen. Briand, zelf voorstander der evenredige vertegenwoordiging, heeft dan ook vóór zijn optreden aan de radicale en radicaal-socialistische groepen de belofte moeten afleggen, dat de eerstvolgende verkiezingen in allen gevalle nog volgens den scrutin d'arrondissement zullen plaats hebben, omdat anders de tijd hun ontbreekt zich op de nieuwe wijze van verkiezing behoorlijk in te
richten. De oppositiepartijen, die uit den aard der zaak minder op den steun van locale belangen drijven, zien tegen de verandering van verkiezingstactiek minder op, en hebben er belang bij de hervorming zoo spoedig mogelijk door te drijven, eer de anderen hunne organisatie kunnen hebben herzien Was nu de rede te Périgueux een teeken, dat de premier tot hen overkwam en de geheime belofte aan zijne meerderheid verbrak? ‘Des mares croupissantes’ had hij de kleine districten genoemd; zij waren dan zeker ‘des grenouilles’?
Spoedig na Briand's terugkeer te Parijs werd het ruchtbaar dat
| |
| |
hij het bezoek eener deputatie uit zijne meerderheid had ontvangen en dat men in roerende eenstemmigheid uiteen was gegaan. Onderwijl begonnen in de Kamer de beraadslagingen over het rapport der commissie in zake kiesrechthervorming (woord voerder Charles Benoist). De voorstanders der evenredige vertegenwoordiging hadden alle eer van het debat; de tegenstanders pleitten nog slechts uitstel; de regeering zweeg. Eindelijk evenwel kwam Briand tusschenbeide met eene rede die de evenredige vertegenwoordiging hulde bracht in theorie, maar haar onmogelijk noemde voor de praktijk der verkiezingen van 1910. Over eene hervorming van zoodanige strekking moest eerst het volk uitspraak kunnen doen. Eene poos later de stemming: de scrutin de liste met aanzienlijke meerderheid aangenomen, het beginsel der evenredige vertegenwoordiging eveneens, maar met veel geringer meerderheid; het geheel van artikel 1, dat de evenredige vertegenwoordiging invoerde, ‘volgens de hiernavolgende bepalingen’, met eene meerderheid van 60 stemmen verworpen, na eene nieuwe tusschenkomst van Briand. Blijkbaar heeft hij voor den scrutin de liste en de evenredige vertegenwoordiging willen doen wat hem eenigszins mogelijk was zonder met zijne meerderheid te breken.
De Fransche Kamer heeft dan, met 379 tegen 142 stemmen, zich voor invoering van den scrutin de liste verklaard, en, met 281 tegen 235, voor het beginsel der evenredige vertegenwoordiging. Een aanzienlijk gedeelte der meerderheid heeft dus het arrondissementen-systeem, dat hen naar het Palais Bourbon afgevaardigd heeft, verzaakt. Jaurès had den radicalen voorspeld, dat, als zij tegenstemden, er in de arrondissementen zelve ‘des radicaux de rechange’ zouden opstaan, die met de toenemende populariteit van het denkbeeld der hervorming van het kiesstelsel hun voordeel zouden weten te doen tot verdringing der oude garde. Deze behoudt thans de kans zich op een platform, dat behoedzame invoering der evenredige vertegenwoordiging inhoudt, te doen herkiezen en onderwijl zich zoo goed mogelijk op den nieuwen toestand in te richten. Om eene hervorming van deze beteekenis waarlijk te doen beklijven, heeft Briand juist ingezien, is het nog de eenige weg, de meerderheid er voor te winnen, en niet, haar bij verrassing aan de meerderheid op te leggen. Welke vastheid zou eene regeeringmeerderheid opleveren, die tegelijk op Jaurès en op de
| |
| |
royalisten zou moeten rekenen? Men zou tot het régime der ministeriën voor drie of vier maanden zijn teruggekeerd.
Ondertusschen zijn er genoeg onder de radicalen, die Briand niet vergeven, dat hij hen in hun rustig bezit stoort en hen nieuwe wegen op wil drijven. Zij zochten eene gelegenheid hem nog vóór de verkiezingen ten val te brengen, en meenden deze gevonden te hebben in de onstemming der belanghebbenden over de voorstellen van Briand's ministerie tot dekking van het reusachtig tekort op het budget van 200 millioen francs. De minister van financiën, Cochery, heeft van zijn voorganger Caillaux een verwarden boedel overgenomen en heeft den door dezen lang geheim gehouden werkelijken nood der schatkist eerlijk ten toon gesteld. Hij vroeg ter dekking belastingen op artikelen van weelde, op middelen van reclame, op wijn en alkohol. Groote ontsteltenis bij invloedrijke kiezers; - verkiezingen en brandewijn hebben maar al te veel met elkander te maken, ook in Frankrijk! Was het niet voorzichtiger geweest de zaken loopende te houden tot na de verkiezingen en dàn met de rekening te komen? Mocht de toch reeds niet op rozen wandelende meerderheid het odium van nieuwe belastingen te hebben opgelegd, op dit oogenblik wel op zich nemen? De hoofden werden bijeengestoken en het heette, dat Briand den 19den November zou worden geëxecuteerd, maar er is niets van gebeurd. ‘Gij moet den moed hebben uw kiezers te vertellen dat uw bewind geld gekost heeft,’ voegde hij de meerderheid toe; ‘gij kunt ook dien moed hebben, omdat er voor het geld iets is uitgericht’; volgden komplimenten aan den hervormingsijver der radicale partij: den tweejarigen dienst, de ouderdoms-pensioenen, de zorg voor een goede landsverdediging als besten waarborg voor den vrede. Dan een waarschuwing: bedenk wel dat mijn rede te Périgaeux, u moge zij dan min of meer ongelegen zijn gekomen, in het land zelf een grooten en goeden indruk heeft gemaakt, en dat het land van u stellig niet verwacht dat gij zult
terugvallen in de politiek van scheurmakerij en avontuurlijke combinatiën, op een oogenblik dat er een gouvernement te steunen is dat de Republiek een groote zedelijke overwinning kan doen behalen. Durft gij uw kiezers vertellen dat gij heimelijkheid in het stuk der financiën liever hadt gehad dan eerlijkheid? En ten slotte, met een wending van groote handigheid, een waarschuwing tegen den
| |
| |
vijand die op den loer ligt, om van nieuwe scheuring onder de republikeìnsche meerderheid te profiteeren: ‘Is u de beteekenis ontgaan van de verdubbelde heftigheid waarmede in den laatsten tijd ons republikeinsch palladium, de neutrale school, wordt aangevallen?’ (En tot rechts:) ‘Maar wij zullen ze tegen uw slagen beschermen. Gij die praat van bescherming der zeden van het kind, wij zullen die stelling tegen u keeren;... uw scholen zullen wij binnendringen. De kinderen van het volk, tot welke maatschappelijke categorie zij ook behooren, allen zullen wij ze verdedigen. En of het noodig is voorzorgen te nemen in hun belang, zult gij mogen erkennen, als wij bij het te wachten schooldebat zekere stichtelijke documenten onder uw oogen zullen hebben gebracht, die ons den plicht opleggen, waarborgen te stellen.’ Applaus van links; rumoer van rechts; het gevaar voor een afkeurend votum tegen alle voorgestelde belastingen en bloc is geweken; zij zullen stuk voor stuk in behandeling worden genomen en door de meerderheid naar hare verdiensten worden beoordeeld zonder dat harerzijds van de stemming verder een politieke quaestie zal worden gemaakt.
Briand is, zelfs voor de Fransche Kamer, buitengewoon welsprekend en buitengewoon handig, maar hij heeft toch nog iets beters dan handigheid ook: hij heeft durf. Of hij echter met zijn peroratie den weg der ‘verzoening’ niet verliet en willens en wetens de anti-clericale hartstochten zijner meerderheid prikkelde om zich uit de engte te helpen? Hij doelde op de uitlatingen van eenige bisschoppen tegen de openbare school, en eindigde met de belofte dat hij zou weten te handelen evenals bij de Scheidingswet, dat is te zeggen zoodat hij de bezadigde meening van het Fransche volk op zijn hand hield. Eene rede, die hij onlangs tot een vergadering van openbare onderwijzers te Parijs hield, klonk zuiverder dan zijn jongste kamerspeech. ‘Gij moet bedenken’, zeide hij toen, ‘dat de regeering wel iets doen kan om onbillijke aanvallen van u af te weren, maar dat de beste verdediging der openbare school moet komen uit die schoot zelve: zij moet overwinnen door de resultaten van haar werk. Zij moet steeds in het oog houden haar doel van de school te worden van de Fransche jeugd, en niet die van de jeugd eener partij. Er bestaat er geene, die zich mag identificeeren met het Fransche vaderland.’
| |
| |
In Engeland is de beslissing op til. Aan voorspellingen in tegengestelden zin geen gebrek. De uitkomst teekent zich nog niet af.
Lord Lansdowne, verzekert men, heeft voor zijne motie driehonderd peers bijeen. Wat de regeering zal doen schijnt nog onzeker, is althans nog niet publiek gemaakt. Verkiezingen laten houden onder een zoo pakkende leus, dat zij die der protectie, welke Balfour zal aanheffen, kan overstemmen? Die leus kan geen andere zijn dan: tegen het Hoogerhuis; maar op welke wijze men in bijzonderheden de macht van het Hoogerhuis denkt te kunnen besnoeien, is niet duidelijk gemaakt. Het middel dat men hier en daar hoort aanprijzen, van een creatie van liberale peers in ongehoorden getale, schijnt erger dan de kwaal; het is niet te denken, dat iemand van Asquith' helder inzicht zich daarmede zal willen vergenoegen. Het zou voor het oogenblik de begrooting er door kunnen helpen, maar de Hoogerhuis-quaestie, die ontegenzeggelijk bestaat en op het oogenblik de gewichtigste van de binnenlandsche staatkunde van Engeland is, geen stap tot de oplossing hebben gebracht.
De motie-Lansdowne, die stellig schijnt te zullen worden aangenomen, is een tweesnijdend zwaard. Gelukt het Asquith bij eene ontbinding de meerderheid in het Lagerhuis te behouden, dan zullen de Lords hun verzet tegen de begrooting moeten opgeven, en kunnen, naar menschelijke verwachting gesproken, hetzelfde spel in een menschenleeftijd stellig niet weer probeeren, zonder inderdaad eene beweging tegen hun eigen voorrechten te ontketenen die thans, de liberalen mogen zeggen wat zij willen, toch nog niet recht op gang schijnt te willen komen. De onderscheiding dat de Lords wel wetten mogen verwerpen maar geen begrooting, is ook wat spitsvondig. Het gaat goed zoolang de begrooting eene begrooting blijft zonder meer, maar niet, wanneer, zooals thans in opzienbarende mate, aan de begrooting een legislatief karakter wordt gegeven.
Voor België was de afgeloopen maand van buitengewone beteekenis. De lang reeds dreigende scheuring tusschen Woeste en de ‘jeune droite’ is voltrokken, en met de stemmen van socialisten, liberalen en jong-katholieken de persoonlijke dienstplicht ingevoerd.
Men kan het Belgische volk met de eindelijke zegepraal dezer
| |
| |
idee van elementaire sociale rechtvaardigheid gelukwenschen. Er is een nationaal belang gediend van heel wat hooger orde dan het belang van welke partij ook. Er was ten slotte, zelfs onder de katholieken, geen minister van oorlog meer te vinden die de verantwoordelijkheid voor een andere keus aandorst. Bedriegen niet alle voorteekenen, dan zal de fractie-Woeste van haar onverzoenlijke houding uiterst weinig genoegen beleven. Het intellect der katholieke staatspartij keert zich van den ouden leider af, en er komt beweging zelfs onder de volgzame Vlaamsche boeren.
C. |
|