dat het Vaticaan - o zoo gaarne! - zich tot voorkoming van het schandaal te weer gesteld zou hebben, als het Spaansche kabinet het maar had willen gedoogen! Men kan het pauselijk persbureau, orgaan eener macht die eene traditie ook van staatsmanswijsheid heeft op te houden, waarlijk niet gelukwenschen met dit zijn jongste product...
In Nederland scheen de weerklank gering. Geen uiting buiten den kring der sociaal-democraten. Was het linkschheid of onverschilligheid? Vrees, zich aan te stellen? Nauwgezetheid, die geen uitspraak wil doen op gegevens die men niet zelf op een goudschaal heeft afgewogen? Van allebei waarschijnlijk wat, van het respectabele motief, en van het verwerpelijke. Het woord van lieden, die door niemand verdacht kunnen worden pastoors in het water te willen werpen, en nog nooit ‘à bas la calotte’ hebben geschreeuwd, ware anders juist veel waard geweest.
Had men, met tegen rechtsverkrachting te protesteeren, zich partij gesteld voor alles wat Ferrer mag hebben geleerd of geschreven? Wij hadden dat niet vóór ons, maar konden vermoeden dat er heel wat ons onsympathieke priestervreterij onder school. Doch dit was de quaestie niet. De quaestie was, of eene regeering het publieke geweten derwijze mag beleedigen als in het proces-Ferrer is geschied. Door waarschuwing mede te zorgen dat de overheid niet schuldig worde aan dergelijk vergrijp, ware eene taak geweest die voor elke in edele waarheid conservatieve natuur eene buitengemeene aantrekking moest hebben gehad.
Het mag dan zijn, dat de vormen, voor de militaire rechtspraak in Spanje geldende, alle in acht genomen zijn, wie was oorzaak, dat dit niet voor een krijgsraad geschapen proces aan den burgerlijken rechter kon worden onttrokken? De regeering zelf, die den staat van beleg handhaafde om Ferrer te kunnen treffen. En wat zegt het in acht nemen van processueele vormen, waar de aanklacht zelve zóó ellendig zwak gefundeerd was als in dit geval? De wereld heeft van verbazing de handen ineengeslagen toen Maura te zijner verdediging de aanklachtsrede publiceeren liet. Zij erkent dat men geen bewijzen heeft, maar afgaat op praatjes, niet eens van de (niet voor den rechter gestelde) getuigen, maar van lieden achter de getuigen, in den tweeden, in den derden graad...
De soldaten, die het vonnis ten uitvoer moesten leggen, waren