De Gids. Jaargang 73
(1909)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 538]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Ken u zelven.- ‘Elle occupe une telle place dans l'histoire de la pensée française depuis un demi-siècle!’ Zoo erkent Bourget van ‘la physionomie morale de M. Taine’, in de voorrede, waarmede hij den lezers van de Revue des Deux Mondes des meesters romanfragment aanbiedt.Ga naar voetnoot1) Het is bekend, hoeveel Taine voor den essayist Bourget heeft beteekend - immers den Bourget, die beteekenis heeft. Indien het onsympathieke, want halfslachtige en gewrongene van den lateren Bourget nog dikwijls des meesters invloed doet blijken, deze kan voor de rarigheid, de hevigtendentieuze narigheid zoomin aansprakelijk worden gesteld, als de paal, waar het touw aan is vastgemaakt, voor de mislukkende luchtsprongen van een bok. Door de voorrede schemert een griezelig streven om de onvoltooidheid van Taine's roman uit te spelen tegenover hen, die den heer Bourget verwijten, vaak waardeloos tendenzwerk te maken. Balzac wordt tegenover Flaubert gesteld, Adolphe en zelfs Mademoiselle de Maupin moeten dienst doen voor het betoog, dat een verteller niet ‘un miroir impassible’ is... alsof de schrijver der Education sentimentale dit geweest ware! Flaubert's brieven vertellen, hoeveel hij van zichzelven heeft gegeven in dezen roman: hoezeer hij in dit verhaal van den man, die de werkelijkheid nooit voor zijn leven wist te aanvaarden, zichzelven heeft uitgesproken, juist als Benjamin Constant dat gedaan heeft in Adolphe, Musset in de Confession d'un enfant du siècle en Stendhal in Julien Sorel. | |
[pagina 539]
| |
Het wezen zulker epische ‘ik’-kunst verschilt fundamenteel van dat der tendenz-kunst en zelfs zou men kunnen beweren, dat geen soort vertelwerk minder gevaar loopt met de fouten van tendenz-kunst behept te raken. Immers is geen verteller zekerder van de diepe juistheid en zuiverheid eener persoonscreatie dan hij, die, verhalende, Sokrates' ‘ken u zelven’ toepast. Taine heeft in het, fragment gebleven, Etienne Mayran niet anders gedaan, en al betoogt Bourget nu stellig: ‘moi qui ai tant discuté avec lui sur l'art du roman’, ik verzeker u, dat hij principieel dit zijn eigen werk veroordeelen moest; Taine's zoo schoon uitgesproken sympathie voor Stendhal blijft, dunkt me, een goede reden om Bourget's bewering niet te aanvaarden. Voor hen, die leeren willen, hoe men van eigen leven roman maakt, is de fijne en levendige persoons- en milieu's-studie der acht hoofdstukken van Etienne Mayran nuttige lectuur, want ja, dit is epiek, verkregen door neer te dalen diep in zichzelf.
J.d.M. |
|