| |
| |
| |
‘Christian science’.
Het verschijnsel, door bovenstaande benaming aangeduid, reeds bijna een halve eeuw oud, kwam in Amerika gedurende het laatste kwartaal der vorige eeuw tot buitengewone ontwikkeling. Sinds heeft het ook naar elders zich een weg gebaand, en met name is het in het begin dezer eeuw ook in ons land opgetreden. Deze laatste omstandigheid maakt het wenschelijk, dat er het volle licht over op ga, en de Gids is blijkens den titel het aangewezen tijdschrift om het te helpen ontsteken. Ook in Amerika heeft een maandschrift zich daartoe geroepen gevoeld. Het McClure Magazine heeft een staf van onderzoekers aan het werk gezet, die na een paar jaren arbeids door de pen van Georgine Milmine in een reeks artikelen de slotsommen van dat onderzoek hebben medegedeeld. Men zegt, dat te eenigen tijde die artikelen in boekvorm verschijnen zullen. Zoolang dit niet geschied is, of zelfs zoolang deze uitgave niet in 't origineel of in vertaling ter aller beschikking gekomen is, doe ik wellicht mijn landgenooten geen ondienst door van den inhoud dier artikelen de hoofdzaken ter hunner kennis te brengen.
De geschiedenis der ‘Christian science’ valt grootendeels samen met die van de merkwaardige vrouw, aan welker vindingrijkheid en volharding de beweging, zoo niet het ontstaan, dan toch het voortbestaan en de buitengewone krachtsontwikkeling dankt. Wat ik te vertellen heb is dus voor een deel van biographischen aard. Maar een pennevrucht dier vrouw heeft voor hare aanhangers de beteekenis gekregen van Heilige schrift. Dat letterkundig voortbrengsel zal dus tevens de bron moeten zijn, waaruit ik ten behoeve van mijn
| |
| |
lezers put. Ook is er geen reden, waarom ik niet den indruk zou weergeven, dien het te beschrijven verschijnsel op mij gemaakt heeft. Het is waar: ‘Das gerechte Gericht einer Sache kann nur in ihrer Geschichte liegen’. In zoover moge het te ontwerpen historisch beeld voor zich zelf spreken. Maar een slotbeschouwing perst het toch den ontwerper zijns ondanks af. De lezer weet dan nu, wat hij te wachten heeft. De schrijver zou zijn verontschuldigingen willen aanbieden voor het onbescheiden groot aantal bladzijden, dat hij in beslag neemt, ware het niet, dat hij weerhouden werd door het bewustzijn van bij den omvang van het materiaal op de grootst mogelijke beknoptheid zich te hebben toegelegd. Hij spreekt hier dus nog slechts den wensch uit, dat zijn studie wie er mee kennis maakt zooveel aangename oogenblikken moge bereiden als zij hem uren heeft verschaft.
| |
I.
Mary Baker werd geboren den 16den Juli 1821, te Bow aan de Merrimac in New Hampshire, als dochter van Mark Baker, een eenvoudig, stoer, kerkelijk landman, met iets overweldigends in oogen en stem. Deze laatste bijzonderheid wordt hier vermeld met het oog op de biologiseerende ‘grey eyes’ en de onweerstaanbare ‘Baker voice’, waaraan de dochter later een deel van hare carrière dankte.
Mary was de jongste van zes goed voor het leven toegeruste kinderen. Zij zelve scheen minder bevoorrecht. Haar gestel droeg de kiemen eener ziekte, die door toevallen, overgevoeligheid en ontstemmingen voor haar zelf en voor hare verwanten haar bestaan bezwaarlijk zou maken. In het eenzame verstrooide dorp had zij daarenboven weinig contact met hoogere cultuur. Dit laatste bezwaar werd geringer, toen zij op vijftienjarigen leeftijd naar Tilton verhuisde. Herinneringen van tijdgenooten spreken van eigenaardige bekoorlijkheden. Ik zal ze niet opsommen, maar vermeld alleen, dat zij zich van het bezit daarvan levendig bewust was, niet vrij bleef van eenige gemaniereerdheid, en b.v. liefst de kerk inkwam, als allen reeds gezeten waren en haar met de oogen konden volgen. Thuis min of meer verwend
| |
| |
en bedorven begon zij onwillekeurig den tyran te spelen, waarbij haar vader alléén onder heftige tooneelen haar weerstand bood. Toevallen, ‘spells’, ‘fits’, ‘tantrums’ - al naarmate men ze gunstiger of minder gunstig beoordeelde; een medicus sprak van ‘hysteria mingled with bad temper’ -, waren haar machtige maar gevaarlijke bondgenooten. Weldra bleek zij zelfs een bruikbaar object te zijn voor een magnetiseur.
Aan de vruchten van wetenschappelijke vorming was een en ander weinig bevorderlijk, zoodat zij ook op school het slechts tot een matige hoogte bracht. Mary zelf, als zij op later leeftijd en van het dan veroverd standpunt op dat kleurloos verleden terug ziet, ten dage als zij ‘Retrospections and introspections’ schrijft, weet het te bekleeden met zinrijke tafereelen. Zoo heet het, dat een broer haar Grieksch, Latijn en Hebreeuwsch leerde, en overigens natuurphilosophie, logica en zedekunde haar lievelingsstudiën waren. Zelfs zou zij een academischen graad hebben gehaald. Als kind hoorde zij gelijk Samuel een stem, waarop zij op raad harer moeder, trouwens vruchteloos, zou geantwoord hebben: ‘Spreek Heer, uw dienaar hoort’. Een verschil van gevoelen over de eeuwige verdoemenis met hare leermeesters, waarbij zij tot tranen toe de omstanders roerde, verlegt zij kunstmatig naar haar twaafde jaar, ter wille van zekere roemrijke parallel.
Intusschen geraakte zij in deze periode van ontwikkeling onder invloeden, die lang in haar leven hebben nagewerkt. Charles Poyer kwam in Nieuw-Engeland met zijn dierlijk magnetisme furore maken, en ook in hare omgeving. Hij sprak van een groote waarheid, een godsopenbaring, een wetenschap, alles in eminenten zin, en van macht van den geest over de stof, termen, die uit Mary's woordenboek sinds niet verloren zijn gegaan. Voorts vertoonden zich homoeopathen, magnetiseurs, spiritisten, en vonden er een ontvankelijken bodem. Ook was de herinnering aan Ann Lee, de vrouwelijke Messias, het vrouwelijk beginsel Gods, in 't laatst der achttiende eeuw uit Engeland naar Amerika overgekomen, in haar buurt nog niet verbleekt, en gingen de ‘Shakers’ voort te spreken van God als Vader en Moeder, van wonderbare vermogens om ziekten te genezen en zonden te verzoenen, van een ‘Church of Christ’ als ‘Motherchurch’, en gaven zij allerlei leeringen ten beste, waarvan de overeenkomst met
| |
| |
wat Mary later verkondigde niet te miskennen is. Zoo nam zij allerlei indrukken in zich op, waarvoor zij bij haar gestel en haar ontwikkeling bijzonder ontvankelijk bleek, en die een stempel zetten op haar persoonlijkheid niet alleen, maar ook haar toerustten voor een carrière, waartoe zij zich toenmaals zeker nog verre van geroepen zal hebben gevoeld.
Een belangrijke ommekeer in haar leven kwam er in 1843, toen zij op tweeëntwintigjarigen leeftijd huwde met George Washington Glover, een metselaar, vriend van haar broeder. Niet zoozeer door dit huwelijk evenwel, als wel door zijn korten duur. Na een halfjaar samenleven keerde zij uit Zuid-Carolina, werwaarts het jeugdig echtpaar vertrokken was, als weduwe arm en berooid in de ouderlijke woning terug. Zij werd er moeder, maar bleek slechts weinig natuurlijke moederliefde te bezitten; gelijk een ooi, dat het eigen lam verstoot, plagt haar vader te zeggen. Haar eigen moeder zag zij door een stiefmoeder vervangen. Een poging om door onderwijs iets te verdienen mislukte. Sinds leefde zij als een hulpelooze beurtelings bij haar ouders en bij een getrouwde zuster. Haar zenuwlijden verergerde. Tegen alle gedruisch moesten maatregelen genomen worden. Als slaapwandelares baarde zij onrust. Haar vader wiegde haar in zijn armen. Het kwam zelfs zoover, dat men een wieg fabriceerde, en dat ‘swinging Mrs. Glover’ voor jongens van de straat een middel werd om eenige penningen te verdienen. Clairvoyance trad op en aan spiritistische séances werd deelgenomen. Enkele dichtaders begonnen te vloeien. Onder alles ontwikkelde of handhaafde zich zelfgevoel genoeg om Mary de haar verleende bescherming te doen beschouwen als haar rechtmatig aandeel en zich zelve als de weldoenster veeleer dan als de beweldadigde. Totdat het met haar zuster tot een breuke kwam, die voortduurde tot over het graf.
Na tien jaren van weduwschap onder zulke omstandigheden sloot Mary een nieuw huwelijk met den dentist Daniel Patterson, wat aanleiding gaf tot verhuizing naar Franklin en verder veel zwervens. Het werd een armoedig bestaan. De oude zenuwverschijnselen keerden weer. Een paar jaren gevangenschap tijdens den burgeroorlog kwam de ellende vergrooten. Na eenigen tijd van vernieuwd samenleven was echtscheiding op grond van kwaadwillige verlating het einde.
| |
| |
Het huis van een zuster werd weer de toevlucht. Mary's eigen zoon intusschen had meest ver van zijn moeder verblijf gehouden, deels zonder, deels met haar toedoen, en werd ook door den stiefvader niet mede aanvaard. Hij vond zijn eigen weg, die eerst in later jaren met dien zijner moeder zou kruisen.
Mary Baker was onder al deze ervaringen veertig jaren geworden. Veel zonlicht had haar niet beschenen, en geen enkele omstandigheid, noch in haar inwendig, noch in haar uitwendig leven, gaf aanleiding tot het vermoeden, dat zij op eenigerlei wijze voor groote dingen bestemd was. In deze periode verscheen evenwel aan haren horizont zekere docter Quimby. Hij was door den bovenvermelden Poyer voor het mesmerisme gewonnen, dat hij geruimen tijd in grooten ernst en met veel succes aanwendde in zijn practijk, totdat hij tot de ontdekking kwam, dat de eigenlijke geneeskracht niet in zijne behandeling, maar in het binnenste der patienten schuilde. Sinds ontwikkelde hij een eigenaardige theorie van een dubbel wezen in den mensch, een godskind en een stoffelijk omhulsel, het eerste volkomen en gelukkig, het tweede ten prooi aan velerlei tijdelijke afdwalingen, die door de overheersching van het beter ik konden worden te niet gedaan. Hij noemde die de ‘Science of health’, of ‘Christian science’, propageerde haar mondeling en in geschrift, en wijzigde dienovereenkomstig zijne practijk, wederom met het grootste succes. Mary Baker was toen lijdende aan een ruggegraatsaandoening en verwachtte, na vruchteloos verblijf in een sanatorium, van zijne behandeling heil. Toen zij met groote moeite gekomen was tot bevrediging van haar verlangen naar een ontmoeting, volgde niet alleen herstel, maar tevens zoo groote vereering van den heelmeester, dat zij gretig al zijn leeringen indronk en een apostel werd voor zijn zaak. Zij was onuitputtelijk in zijn lof. In prosa en in poëzie ijverde zij voor hem in de bladen. Van ‘angel visits’ sprak zij, behandeling uit de verte, even machtig als van nabij. Eens zag zij zijn schim in haar vertrek, en aan hem op een afstand ontleende krachten liet zij als middelen tot genezing op anderen werken. Zelfs kwam het verlangen in haar op, een blijvend werkzaam aandeel te hebben in zijn genezingen. Een nieuw
vooruitzicht opende zich voor haar. Zij sprak
| |
| |
van ‘a good, honorable and brave career’. Hoedanig overigens hare psychische gesteldheid was in deze periode - wij zijn in de jaren 1861-66, - kan blijken uit het feit, dat zij mondeling en schriftelijk verkeer onderhield met een gestorven broeder, dien zij aanmerkte als den beschermgeest van een vriendin. Eens leunde zij achterover, bevend en met gesloten oogen, en liet met een mannelijke grafstem een waarschuwing aan die vriendin hooren, om haar, Mary Baker, niet al te zeer te vertrouwen. Een ander maal werd een brief gevonden, waarin de beschermgeest voorloopig van de vriendin afscheid nam. Hebben wij hier te doen met een worsteling tusschen de eigenaardige slimheid der hysterica en haar betere natuur? In dat geval blijkt de laatste te zijn ondergegaan en de eerste het pleit te hebben gewonnen.
In het begin van 1866 stierf Dr. Quimby. Zijn dood ontlokte zijn vereerster een klaagzang: ‘Can we forget the power that gave us life?’ vroeg zij, ‘Shall we forget the wisdom of its way?’ Dubbel voelde zij zijn gemis, toen zij een paar weken later door een val bedlegerig werd. ‘Onder een storm van eau-de-cologne-geur, chloroform, ether, camfer enz.’ was zij bijgebracht, om zich te bevinden in denzelfden droevigen staat als vóór haar ontmoeting met Dr. Quimby. Zij trachtte toen zekeren heer Dresser over te halen om diens taak weer op te vatten, doch werd ten slotte, gelijk na eenige maanden andermaal wegens borstaandoening, behandeld door den homoeopaath Dr. Cushing, die van deze behandeling een uitvoerige beschrijving gaf. Deze bijzonderheden zijn der vermelding waard, omdat wij ze later zullen moeten bezien in het licht der ontwikkelingsgeschiedenis van Mary Baker.
Het huwelijksleven met Mr. Patterson intusschen was, zooals gezegd, na diens ontslag uit de gevangenis weer hervat. Doch om slechts kort te duren. In 1867 volgde echtscheiding, op grond van kwaadwillige verlating naar het schijnt, volgens Mary zelve van ontrouw. Naar het heet liet zij zich door haar man de trappen op- en afdragen, maar bewoog zij zich vrijelijk als hij afwezig was. Ook zou hij vrijwat te verduren gehad hebben van haar ondragelijk temperament. Een en ander verklaart voldoende de ‘divorce’. Aan zich zelve overgelaten begon de onbestorven weduwe, door de omstandigheden gedwongen, weer een zwervend leven, trekkend van
| |
| |
plaats tot plaats of van huis tot huis. In haar autobiographie heeft zij deze periode bedekt onder eenige fraaie volzinnen. ‘I then withdrew from society about three years’, heet het, ‘om mijn zending te overwegen, de Schriften te onderzoeken, de “science of mind” te ontdekken, die de dingen Gods zou aanvatten en te aanschouwen geven aan het schepsel, en te openbaren het groot geneeskrachtig beginsel: de goddelijkheid’. De werkelijkheid evenwel was minder fraai. Een gansche reeks namen ware te noemen van familiën, waarbij zij achtereenvolgens verblijf hield, meest alle spiritistisch gezind. Overal voerde zij copieën van Quimby's manuscripten met zich, die zij bewerkte en waaruit zij wijsheid putte en uitdeelde. De vreugde was veelal van korten duur. Nu eens werd zij als wanbetaler ontslagen, dan weer, en bij herhaling, wegens aanmatiging weggezonden, een enkele maal zelfs met geweld buiten de deur gezet. Tot tweemalen toe dreigde zij een breuk teweeg te brengen tusschen man en vrouw. Zelfs is het gebeurd dat men, na vruchteloos getracht te hebben zich van haar te ontdoen, ten laatste haar vertrek ledig vond, met onmiskenbare sporen van een mislukte brandstichting.
Een oogenblik scheen het of zich een carrière voor haar opende. Het was, toen zij te Taunton Hiram Crafts, den spiritistischen schoenmaker, in hare netten ving. Het heette, dat zij van Dr. Quimby iets beters dan spiritisme geleerd had en dit slechts aan één persoon mocht overleveren. Crafts zou die bevoorrechte zijn. Reeds stond in het openbaar aangeplakt: ‘I can cure you and have never failed to cure consumption, catarrh, scrofula, dyspepsia and rheumatism, with many other forms of disease and weakness, in which I am especially succesful’. Doch toen de echtgenoot ten slotte gesteld werd voor de keus van zijn vrouw of zijn gast, koos hij de eerste, en met de veelbelovende practijk was het uit. Persoonsbeschrijvingen uit dien tijd doen de zwervelinge kennen als vol gevoel van eigenwaarde en steeds domineerende. Zij sloot zich veelal op in eigen vertrek, liet zich afzonderlijk bedienen, ontving statig gasten, en legde gewicht in woord en daad. ‘Haar plunje was sjofel en kaal; zij blankette nog haar wangen; de bruine tint van haar haar was erg kunstmatig; horloge en ketting en eenige kleinoodiën waren,
| |
| |
behalve de manuscripten, haar eenige schatten. Zij naderde reeds de vijftig. Vereerders konden later niet zonder deernis terug denken aan de arme vervolgde vrouw ‘verdreven van deur tot deur, met een schat in haar boezem, zonder iemand te vinden, die bereid was hem te ontvangen.’
Eindelijk, in 1870, begint er eenig licht te dagen. Wat met Crafts mislukt was zou gelukken met Richard Kennedy. Lynn werd het tooneel hunner werkzaamheid. De arbeid werd verdeeld naar elks talenten. De eene zou de theorie ontvouwen, de ander haar in practijk brengen, en wel in de bovenverdieping van een schoolgebouw. Beiden hadden succes en werkten daardoor elkander in de hand. De wachtkamer van den jongen dokter liep vol patienten en de weduwe kon haar leerlingen in een cursus vereenigen. Een dozijn lessen, over drie weken verdeeld, tegen een leergeld van 300 dollars. Mocht iemand hierin een schromelijke onevenredigheid speuren, de onderwijzeres zal hem leeren de zaak uit een hooger oogpunt te bezien. ‘Toen God mij ingaf,’ zegt zij, ‘een prijs te bepalen voor mijn onderricht in “Christian science mind-healing”, kon ik niet denken aan gelijkwaardigheid van geld en de mededeeling van het goddelijk vermogen dat genezing aanbrengt, maar ik werd er toe geleid driehonderd dollars te noemen als den prijs voor elken leerling in een enkelen cursus van lessen in mijn college, een schrikkelijke som voor onderwijs gedurende slechts drie weken. Dit bedrag verontrustte mij. Ik deinsde er voor terug het te vragen, maar werd tenslotte door een bevreemdende Voorzienigheid er toe geleid deze bezoldiging aan te nemen. Sinds heeft God mij langs verschillende wegen de wijsheid van deze beslissing doen inzien, en ik noodig belangelooze menschen uit aan mijn getrouwe studenten te vragen, of zij driehonderd dollars aanmerken als ook maar eenigermate in waarde gelijk te staan met mijn onderwijs gedurende twaalf halve dagen, of zelfs maar met half zooveel lessen’. Meer nuchteren beschouwers kan het niet bevreemden, dat dit leergeld, in verband met den aard der leerstof, en vooral ook met dien van onderwijzeres en leerlingen beide, in enkele gevallen tot conflicten, en zelfs tot processen, aanleiding gaf. Op het punt van obstetrie en beenbreuken
bleek het onderwijs niet voldoende. Beloften om aan de theorie getrouw te blijven
| |
| |
in de practijk schenen soms terzijde gesteld. God als ‘beginsel’ en God als ‘persoon’ lieten zich kwalijk vereenzelvigen, wat leidde tot verschil van gevoelen. In zulke gevallen kwam de rechter er bij te pas. Of ook, er verschenen aanklachten in de bladen. Maar de school kon reeds een stootje velen. Zoozeer rees het zelfvertrouwen van de stichteres, dat zij zich zelve in haar verbeelding reeds zag aangemerkt als grondlegster en bronwel van een machtigen godsdienst. ‘Richard’, riep zij uit, ‘als gij tijd van leven hebt, zult gij de kerkklokken op mijn geboortedag hooren luiden!’
Genoemde Richard intusschen onderging het lot van velen vóór hem en na hem. De onderlinge sympathie verkoelde. Een beschuldiging van valsch spelen na een behaalde overwinning met de kaarten deed den beker overloopen. Na een samenwerking van twee jaren gingen de bondgenooten uiteen. Het grootst aantal dollars was toen aan de zijde van de weduwe. Met een kapitaaltje van 6000 van die waarden en een voldoend aantal getrouwe leerlingen behoefde zij de toekomst niet bijzonder te duchten. De invloed dien zij uitoefende op die getrouwen was zoo overweldigend, dat zij schier de geheele wereld aanmerkten als een gekkenhuis en hun eigen klein kringetje als een groep bevoorrechte hemellingen. Een hunner telde zijn levensjaren van de kennismaking met haar af. Tijd en geld hadden zij over voor hun geestelijke weldoenster, die door hen als door een staf dienaren werd omringd. Zoo konden moed en zelfvertrouwen groeien. ‘In de wetenschap dat God mij geroepen heeft’, verzekerde Mary, ‘zal ik onwrikbaar vasthouden aan mijn voornemen om mijn lijdende medeschepselen te beweldadigen, zelfs al moest het geschieden onder de meest kwaadwillige verdachtmaking en vervolging’. Waar zij als medium bij spiritistische séances dienst deed, waren het openbaringen van Jezus en de apostelen, die zij ten beste gaf. Aan haar handschrift werkte zij gestadig voort, ondanks de ontmoedigende ervaring, dat een mogelijke uitgever 600 dollars voorschot vroeg. Zij voltooide het in een dakkamertje van een perceel, dat voor 5650 dollars, behoudens een aanzienlijke hypotheek, haar eigendom geworden was. Wij zijn nu in het jaar 1875, een kroonjaar in de geschiedenis der ‘Christian science’. Beter gezegd misschien: het geboortejaar. Vooreerst om dien aankoop en die voltooiing, en, mogen wij er bij- | |
| |
voegen, om het verschijnen van den eersten druk. Het kamertje, waar een en ander tot stand kwam, zou later, als de hemel gekleurd en met
sterren bezaaid, voor duizenden het doel van eerbiedige bedevaarten worden. Maar dan ook wegens de sluiting van een contract, waarbij Mary Baker zich verbond voor zeker aantal dollars wekelijks een soort stichtelijke samenkomsten te leiden, de eerste organisatie van wat wij zouden kunnen noemen de ‘Christian-science’-kerk.
Toch zouden er nog donkere dagen moeten doorleefd worden, eer de zon waarlijk doorbrak.
Een lichtstraal zal het voor de worstelende geweest zijn, toen zekere heer Asa Gilbert Eddy van leerling echtgenoot werd, en haar den naam gaf, waaronder zij sinds bij de wereld bekend is. Het was in Januari van 1877. De man was wever van zijn ambacht en laatstelijk agent in zaaimachines. Mary getuigde van hem: ‘Ik ben er zeker van, dat ik mijn echtgenoot door onderwijs zal kunnen opvoeren tot hooger bruikbaarheid, tot reinheid, en tot een hoogere ontwikkeling van al zijn verborgen edele hoedanigheden naar hoofd en hart.’ Veel vreugde beleefde zij ook een tijd lang door de toewijding van Daniel Harrison Spofford, die sinds 1875 de plaats bekleedde, vroeger achtereenvolgens door Crafts en Kennedy ingenomen, een voorspoedig practizijn volgens hare methode en ijverig behartiger van al hare belangen. Als zoodanig werd hij waardig gekeurd in zilveren doos de gouden pen te ontvangen, waarmede Mary haar bladzijden geschreven had. Maar daarmede is ook, wat de blijde ervaringen van den tijd tot 1882 betreft, zoowat alles gezegd. Van toevallen lezen wij, waarin de lijderes soms uren bewusteloos was, en van zwaarmoedige buien, waarin zij haar vrienden verzaakte, zich vervolgd en verongelijkt waande en geneigd was te vluchten om nooit weer terug te keeren. Aan waanzin grensde ook haar vrees voor het mesmerisme. Sinds Kennedy haar afvallig en een concurrent geworden was, zon zij op maatregelen om hem onschadelijk te maken. Daartoe wijzigde zij haar systeem. Met name werden zekere manupulatiën, die zij van Quimby afgezien en aan hem overgeleverd had, verklaard te zijn uit den booze.
‘Malpractice’, luidde de qualificatie. ‘Beter de pokken te krijgen, dan zich op die wijze te laten behandelen’, heette
| |
| |
het. Kennedy werd in haar schatting de baarlijke Nero. ‘Waarom vermoordt niet iemand hem? waarom gaat hij niet dood?’ kreet zij. Al de satanische slimheid der hysterica kwam uit in het verdraaide beeld, dat zij ontwierp van zijn eens zoo hoog geroemde werkzaamheid: ‘De zieken hechtten zich aan hem zonder dat hij hun goed deed, en met verrassende snelheid maakte hij vrienden en volgelingen, doch hij behield ze slechts zóó lang, als zijn mesmeristische invloed niet uitkwam en men zijn waar karakter niet ontdekte. De gewoonte van zijn geestelijk vermogen te misbruiken wies in hem, totdat het een geheime hartstocht van hem werd een geestesgesteldheid te weeg te brengen, die vernietigend was voor gezondheid, geluk en zedelijkheid... Zijn geestelijke wanpractijk heeft hem gemaakt tot een zedelijk melaatsche, die geschuwd zou worden als de meest werkzame oorzaak van ziekte en zonde, ingeval de zieken begrepen, wat de oorzaak is van hun terugzinkingen en langgerekte behandeling, de echtgenoot wist, waaraan hij het verlies van zijn vrouw, de moeder, waaraan zij den dood van haar kind te danken had.’ Tot overmaat van ramp kwam het ook met den hoog gewaardeerden Spofford tot een breuk. Eerst onaangenaamheden over de financiëele regeling van het drukwerk. Daarna een formeel banvonnis. Ten slotte een aanklacht bij de rechtbank wegens tooverij, natuurlijk zonder succes. ‘Mental marauder’ werd zijn epitheton. Bij de rechtbank was Mrs. Eddy in deze periode een zoo goede bekende, dat zij als zoodanig een voorwerp werd van spotternij. Het eene geschil over geldzaken na het ander. Maar erger was het, dat zij haar man met een geestverwant op verdenking van een moordcomplot tegen genoemden Spofford zag gevangen nemen, en slechts in vrijheid stellen bij gebrek aan bewijs. Mary merkte al deze pijnlijke ervaringen aan als werking van het mesmerisme, dat voor haar de beteekenis kreeg van een daemonische macht in de
wereld, genuanceerd telkens naar gelang van de haar onsympathieke personen, waarvan het geacht werd tegen haar uit te gaan. Al haar getrouwen moesten haar helpen om het te bezweren. En zelfs de belangstelling van die getrouwen, de wetenschap dat zij steeds aan háár dachten, het besef dat zij voor hun geneeskundige praktijk aan háár de kracht ontleenden, kon haar zoo benauwen, dat
| |
| |
zij zich genoopt zag tijdelijk schuil te gaan. ‘Driven into the wilderness’, zooals zij het noemde. Alles getuigt van een voortdurend leven onder hoogen druk, van de meest ziekelijke overspanning. Daarbij kwam nog, als wij haar gelooven mogen, een deel hebben aan het lijden harer patienten, dat zij vergeleek met het plaatsvervangend lijden van den Christus. Later veroordeelde zij dit als een onvolkomenheid. Zij kwam het te boven door het genot dat zij smaakte van de genezing. ‘Deze zelfverzakende liefde’, verklaarde zij, ‘heeft ons nimmer verlaten, maar werd krachtiger elk jaar van ons aardsch leven’.
Onder deze omstandigheden was het niet onnatuurlijk, dat Mrs. Eddy begon te zinnen op verplaatsing van haar arbeidsveld. Reeds in 1878 waagde zij zich aan terreinverkenningen te Boston. Daar hield zij, keurig uitgedost, eerst in een Baptisten-kerk en later in een zaal, met een vijfentwintig à vijftig belangstellenden stichtelijke samenkomsten. Haar man deed dienst als impressario en maakte van de gelegenheid trouw gebruik om leerlingen te winnen voor haar school. Tevens begon het besef levendig te worden, dat van medisch onderwijs alléén voor haar toekomst geen succes genoeg te wachten was. Kerkformatie zou de leerschool moeten steunen. De organisatie van 1875 werd daarom in 1879 uitgebreid. De ‘Church of Christ’ werd gevestigd. Aanvankelijk onder groote geheimhouding, uit vrees voor de ‘mesmeristen’. De contractanten stapten op ongelijke tijden bij den notaris binnen ter teekening van het contract. Dit laatste werd gesloten ‘to carry on and transact the business necessary to the worship of God’. Zoowel te Lynn als te Boston werd een primitieve cultus ingericht, een cultus die in hoofdzaak het model gebleven is voor elken lateren, met uitzondering van wat wij zouden kunnen noemen de preek. Mrs. Eddy zelve voerde menigmalen het woord. Maar ook anderen op hare wijze. ‘Against mesmerism’ was niet zelden de strekking. Als verweermiddel daartegen liet de spreekster de voorste plaatsen in het locaal door geestverwanten bezetten, en ook verder verschillende maatregelen nemen ter beveiliging. Men verhaalt, dat zelfs de gouden bril dien zij droeg haar zwarigheden in den weg legde, aangezien tegenstanders wezen op de tegenstrijdigheid tusschen een stoffelijk hulpmiddel en
| |
| |
hare theorie, en geneigd bleken het ‘Geneesheer, genees u zelven’ op haar toe te passen. Beroemde zij er zich niet op, door een handbeweging uit een rijtuig een kreupele te hebben genezen, en tijdens langdurige afwezigheid uit haar huis de bloemen, in plaats van met water, te onderhouden door ze ‘mentally’ te behandelen? Alles tezamen genomen bezorgt ons geen bijzonder grootschen indruk van de eerste kerkelijke openbaringen der nieuwe religie. Een oogenblik werd er aan gedacht te Cincinnati het geluk te beproeven, en zelfs een wegbereider derwaarts gezonden, maar aangezien een waarborg tegen de gevaren van het mesmerisme ook daar niet te vinden was, en andere verkenners de kansen tamelijk gunstig bevonden te Boston, werd ten slotte daarheen opgebroken. Dit geschiedde in het najaar van 1882. Het was te noodzakelijker geworden, naarmate de staat van zaken te Lynn meer onhoudbaar bleek. Het aantal getrouwen was er gestadig ingekrompen. Nog pas had zich een achttal bij officiëele verklaring aan het bondgenootschap onttrokken. Eenige anderen, eertijds steunpilaren, waren gevolgd. De verhuizing nam onder de bestaande omstandigheden schier het karakter aan van een terugtocht, zoo niet van een vlucht. De indruk, dien de verdwijnenden achterlieten, was die van ‘een troepje lieden, die een nieuwe religie verkondigden en beweerden zich te verheffen boven zonde en lichaamskwalen door hun grootsche verwezenlijking van goddelijke liefde, doch onderling steeds aan 't kibbelen en krakeelen waren, en elkaar over en weer beschuldigden van bedrog, oneerbaarheid, tooverij, boos humeur, geldzucht, schijnheiligheid, en ten laatste van samenspanning tot moord’. Menschelijkerwijze gesproken zou men kunnen zeggen, dat het een verloren zaak gold. Maar de leidsvrouw, schoon reeds een zestigjarige, was een vrouw van meer dan gewone energie. Wat in de jeugd haar niet ten deel viel zou haar geworden op den ouden dag.
| |
II.
De eigenaardige leeringen der Christian-scientisten op godgeleerd en geneeskundig gebied komen tot ons in het boek, waarvan reeds sprake was, getiteld ‘Science and Health,
| |
| |
with key to the Scriptures’. Ik raadpleeg een exemplaar van 1905, een van de driehonderd vijfenzeventigste duizend. Wij vernemen daaruit, hoe ‘Christian Science’ onweersprekelijk openbaart, dat ‘Mind is all-in-all’, dat de eenige werkelijkheden zijn ‘the divine Mind and idea’. Deze waarheid heet tastbaar geworden, om zoo te zeggen, door de genezingen, die krachtens het nieuwe inzicht werden volbracht. Zij zijn de proef op de som. Gelijk Jezus' wonderen het onweersprekelijk bewijs waren van zíjn goddelijkheid, zoo de door de ‘Christian scientists’ volbrachte genezingswonderen van de onfeilbaarheid húnner leer. ‘Drie jaren na haar eerste ontdekking’, zegt Mrs. Eddy, ‘zocht ik de oplossing van het probleem der ‘Mind-healing’, vooral in de Schrift. Ik zonderde mij af van de maatschappij en wijdde aan het onderzoek al mijn tijd en mijn kracht. Het was een liefelijk zoeken, rustig, hoopvol, onbaatzuchtig, opwekkend. Het gold een vasten regel. Ik wist, dat God het beginsel is van alle harmonieuse ‘Mind-action’, en dat in den oud-christelijken tijd het geloof wonderen had gewrocht. Maar ik zocht wetenschap, en ik vond den weg tot ontwijfelbare slotsommen door openbaring, redeneering en bewijsvoering. Trapsgewijze kreeg ik deel aan de waarheid, en blijkbaar door goddelijk vermogen. Met Jesaja mocht ik zeggen: Een kind is ons geboren en zijn naam zal wezen ‘Wonderlijk’. ‘Na langdurig onderzoek van mijn ontdekking en het bewijs harer juistheid door ziekengenezingen’, gaat zij voort, ‘is het mij duidelijk geworden, dat ‘Mind’ heerschappij voert over het lichaam, niet ten deele, maar volkomen. Het metaphysisch systeem heb ik getoetst aan de overvloedigste praktijk. Sinds heeft het stelsel gestadig aan terrein gewonnen en het heeft zich als het juiste doen kennen door onweersprekelijk te zijn
‘the most effective curative agent in medical practice.’ Elders heet het, vollediger uitgedrukt, ‘in healing sickness and sin.’ Een tweeeenheid toch van heeling en heiliging is het kenmerkende van ‘Christian Science’.
Achter beiden zit, zou men kunnen zeggen, een consequent pantheïsme, in dezen zin, dat God, ‘Mind’ genoemd, wordt aangemerkt als de eenige werkelijkheid. Haar bestaan sluit de materie uit, sluit ook alle onvolmaaktheid uit, zoodat
| |
| |
voor den mensch, in wien die ‘Mind’ het een en het al is, het lichaam met al zijn bezwaren, en de zonde met al haar ellenden, als opgelost en mitsdien verdwenen zijn. Ziekte en zonde worden zoo inbeeldingen, waaraan zich de ‘mortal mind’ schuldig maakt, bewustzijnsverschijnselen, die plaats hebben te maken voor de goddelijke alomtegenwoordigheid. Men zou meenen hier herinnerd te worden aan de Indische leer van de schijnbaarheid aller dingen, van Maya de bedriegelijke. Of aan Berkeley, wiens ‘esse est percipi’ de werkelijkheid vereenzelvigt met de gewaarwordingen, en dan a fortiori aan Kant. Of ook aan Spinoza, bij wien in de Al-eenheid de tegenstellingen zich oplossen. Maar de wetenschappelijke ontwikkeling van Mrs. Eddy reikte niet zoover, dat wij vrijmoedigheid hebben om aan invloeden van die zijden te denken. Haar leer schijnt de vrucht te zijn van een eenvoudige gevolgtrekking uit een afgetrokken godsbegrip, zonder dat gemoedelijke mystiek of wijsgeerige bespiegeling er eenig aandeel aan hebben. In een hoofdstuk ‘Science, theology, medicine’ wordt als het ware een vergelijking gemaakt tusschen wat ‘Christian science’ leert en wat de theologische en de geneeskundige wetenschap verkondigen. Wij lezen daar o.a.:
‘De drie groote waarheden van den Geest: Almacht, Alomtegenwoordigheid, Alwetendheid - aangezien de Geest alle macht bezit, alle ruimte vult, alle wetenschap inhoudt -, deze waarheden zijn voor eeuwig in tegenspraak met het geloof, dat materie werkelijk kan zijn. Deze eeuwige waarheden ontdekken een vóórtijdelijk bestaan als de uitstralende werkelijkheid van Gods schepping, waarin al wat Hij gemaakt heeft door zijn Wijsheid góed verklaard is. Zoo geschiedde het, dat ik, als nooit te voren, inzag de onwerkelijkheid van wat wij “kwaad” noemen. Het evenwicht van Gods vermogen - “equipollence” - bracht nog een andere heerlijke stelling aan den dag, betreffende 's menschen volmaakbaarheid en de vestiging van het koninkrijk der hemelen op aarde.’
In vier groote stellingen voorts wordt de goddelijke metaphysica geformuleerd: 1o. God is alles in alles. 2o. God is goed; het goede is ‘Mind’. 3o. Daar God of Geest alles is, is materie niets. 4o. Leven, God, Almachtige goedheid, sluiten
| |
| |
uit - deny - dood, kwaad, zonde, ziekte. Ziekte, zonde, kwaad, dood sluiten uit Goedheid, Almachtig God, Leven.
Eindelijk nog de volgende omschrijving - translation - van een onsterfelijken en een sterfelijken ‘Mind’. Van den eersten drie openbaringsvormen: 1o. God, m.a.w. Goddelijk beginsel, Leven, Waarheid, Liefde, Ziel, Geest, ‘Mind’. 2o. De mensch, m.a.w. Gods universeel denkbeeld, individueel, volmaakt, eeuwig. 3o. Idee, m.a.w. een beeld in den ‘Mind’, onmiddellijk voorwerp van begrip. Van den tweeden, den ‘mortal Mind’, drie trappen: 1o. Verdorvenheid, van physieken aard, zich openbarende in verkeerde voorstellingen - ‘evil beliefs’ - hartstochten en begeerten, vrees, zondig willen, hoogmoed, afgunst, bedrog, haat, wraakzucht, zonde, ziekte, dood. 2o. Verdwijning van slecht geloof, van moreelen aard, zich openbarende in humaniteit, braafheid, toegenegenheid, medelijden, hoop, vertrouwen, zachtzinnigheid, matigheid. 3o. Begrip, van geestelijken aard, zich openbarende in wijsheid, reinheid, geestelijk begrijpen, geestelijk vermogen, liefde, gezondheid, heiligheid.
In dezen laatsten climax speurt men het intellectualistisch karakter van het geheel. ‘Mind’ is het Alleven, ‘Mind’ in den mensch moet ook ziekte en zonde overwinnen.
Op het hoofdstuk, waaruit deze aanhalingen genomen zijn, volgen nog eenige andere, die alle de leeringen van de Leidsvrouw der ‘Christian scientists’ in bijzonderheden nader doen kennen. Eén handelt over Physiologie, een ander over de Voetstappen der waarheid, een derde over de Schepping, een vierde over de Wetenschap van het bestaande. Er aan vooraf gingen een paar over het Spiritisme en het Dierlijk magnetisme. Gelijk namelijk Mrs. Eddy er prijs op stelt, dat men een levendig besef hebbe van het verschil tusschen hare leeringen en die der officiëele wetenschap of kerk, trekt zij aan de andere zijde scherpe grenzen tusschen haar eigen streven en dat van richtingen die men geneigd zou zijn met de hare op ééne lijn te stellen. Wij vernamen reeds, met hoe groote beslistheid, niet zelden ook geslepenheid, zij optrad tegen elken concurrent. Wat nu de genoemde hoofdstukken betreft, ik zou den lezer een slechten dienst bewijzen met er nader op in te gaan. Zij hebben met elkander gemeen, dat zij ordeloos gesteld zijn, zich in zekere duisterheid
| |
| |
vermeien, vaak in herhalingen vervallen, en naast veel zinrijke veel zinlooze volzinnen bevatten, een omschrijving, waarmede ik tevens het kenmerkende heb aangegeven van het geheele boek. Ik zwijg er dus over. Meer reden zou ik hebben om met den lezer vluchtig het veertiende hoofdstuk te doorloopen, dat als ‘Recapitulation’ is bedoeld. Het bevat een soort catechismus, in vragen en antwoorden. Doch ook hier houdt vrees voor te groote uitvoerigheid mij terug. Slechts een enkele proeve, die tevens tot aanvulling van het medegedeelde strekken moge.
‘Wat zijn geesten en zielen?’ luidt een vraag. En het antwoord: ‘Volgens menschen samenvoegingen van tegenstrijdigheden, als leven en dood, goed en kwaad; maar in waarheid doelen deze termen slechts op één “Mind” en kunnen zij niet in 't meervoud gebezigd worden.’
Op de vraag: ‘Bestaat er geen zonde?’ wordt ten antwoord gegeven: ‘De eenige werkelijkheid van zonde, ziekte of dood is het bedroevend feit, dat onwerkelijkheden het menschelijk geloof toeschijnen werkelijk te zijn, zoolang God haar vermomming niet heeft te niet gedaan. Christus is de ideëele waarheid, die ziekte en zonde komt genezen door “Christian science”, die alle macht toekent aan God.’ Straks weer heet het: ‘Is stoffelijkheid een begeleidend verschijnsel van geestelijkheid en een stoffelijk zintuig een onmisbare voorwaarde om den geest te verstaan of uit te drukken?’ Antwoord, kort en krachtig: ‘Slechts ingeval dwaling het middel is om waarheid te openbaren!’
Eenig nader denkbeeld van de geneeskundige practijk geeft het antwoord op de vraag: ‘Wilt gij uitleggen wat ziekte is en aanwijzen hoe zij kan genezen worden?’ Het luidt: ‘Ziekte is een zaak van geloof, dat door Gods “Mind” kan worden te niet gedaan... Als de illusie van ziekte of zonde u teistert, hecht u onwrikbaar aan God en zijn beeld. Gun slechts zijne gelijkenis te toeven in uwe gedachten. Laat noch vrees, noch twijfel uw helder inzicht en uw kalm geloof overschaduwen, opdat de erkenning van het Leven harmonieus - wat het Leven eeuwiglijk is - elke pijnlijke gewaarwording van, of geloof in, wat niet werkelijk Leven is te niet doe. Laat “Christian science” in plaats van lichamelijke gewaarwording uw recht verstand van het Be- | |
| |
staan schragen, en verstand zal dwaling vervangen door waarheid, onsterfelijkheid stellen in de plaats van sterfelijkheid, en tweedracht tot zwijgen brengen door overeenstemming.’
Op de vraag: ‘Gij spreekt van gelooven; wie of wat is het subject van gelooven?’ luidt het antwoord: ‘Gelooven is een werk van blinden; de “Christian science” weet.’ Dienovereenkomstig heet het na de vraag, of de ‘Christian scientists’ er eenige godsdienstige geloofsleer op na houden: ‘Neen, althans niet in den traditioneelen zin’; na welke ontkenning niettemin een zestal stellingen volgt, die op algemeene instemming zullen rekenen. Deze laatste doelen op bijbelgezag, drieëenheidsleer, zoogenaamde heilsfeiten, alles gewijzigd naar den eisch der theorie, ketterij met een zweem van rechtzinnigheid. Zij eindigen met de plechtige belofte van ‘te zullen streven, waken en bidden, opdat de “Mind”, die in Christus Jezus was, ook in ons zij; elkander te zullen liefhebben, en zachtzinnig, goedgunstig, rechtvaardig en rein te zullen zijn.’
Dit weinige moge strekken ter kenschetsing van wat met veel woorden en onder menigvuldige herhalingen door Mrs. Eddy in haar boek der wereld wordt duidelijk gemaakt. De mengeling van overvloedige korrelen graan onder het kaf verklaart ten deele het feit, dat het door zoo velen wordt aangemerkt als voedzaam brood.
| |
III.
En nu de practijk, als uitvloeisel van deze theorieën. Zij splitst zich uit den aard in twee deelen: heiliging en heeling, een cultus en een geneesmethode.
Wat de eerste betreft, Mrs. Eddys ‘Science and Health’ heeft ten deele een stichtelijk karakter. Reeds dadelijk de hoofdstukken waar het mee begint handelen respectievelijk over het gebed, boetedoening en eucharistie, en huwelijk. Alle hoofdstukken hebben een bijbeltekst tot motto, gelijk zij van teksten zijn doorspekt. De ‘key to the Scriptures,’ op den titel vermeld, geeft een geestelijke verklaring van Genesis - aanvankelijk vers voor vers, maar weldra met overspringing, totdat na Gen. 4:16 de schrijfster haar eigen
| |
| |
gedachtengang volgt - en verder van de Apocalyps, en wel van verzen, aanvankelijk op de rij af, uit Openb. 12 en 21 - alles besloten met een reproductie van Ps. 23. Daarna volgt nog een ‘glossarium’, dat in alphabetische rangschikking allerlei namen van bijbelsche personen of specifieke uitdrukkingen en kunsttermen, in zwang bij kerkelijke practijk, interpreteert. Alles, tezamen een zeshonderd bladzijden, is ingedeeld in verzen, van nummers voorzien, zooals wij het gewoon zijn in onze bijbels, blijkbaar ten dienste van het stichtelijk gebruik.
Dit boek, dat niet vertaald mag worden - het leent er zich ook kwalijk toe; het is of de schrijfster zich opzettelijk in dubbelzinnigheden hult -, dit boek doet dienst in godsdienstoefeningen, die buiten de traditioneele omgaan. Dit omgaan is een noodzakelijk kwaad. Op de vraag: ‘Moet “Christian science” niet komen door middel van de kerken?’ antwoordt Mrs. Eddy: ‘Zij is reeds gekomen naar Gods bestel, maar de kerken hebben haar niet aanvaard, gelijk ook van den Christus gezegd wordt: “Tot het zijne kwam hij en de zijnen hebben hem niet aangenomen”’. En straks: ‘Voor dit beginsel bestaat geen dynastie, geen kerkelijk monopolie. Zijn eenig gekroond hoofd is onsterfelijke souvereiniteit. Zijn eenige priester is de geestelijk geworden mensch. De bijbel verzekert, dat allen die gelooven koningen en priesters zijn voor God’. Deze aristocratie leidde tot een conventikelwezen, dat weldra een breede vlucht zou nemen. Wat in die samenkomsten gebeurt, kunnen wij vernemen van Bicknell Young, een van de voormannen der secte, of liever van zijn vertaler en aanvuller in een onlangs verschenen nummer van ‘Kerk en Secte’. Wij lezen daar: ‘De dienst bestaat uit stil gebed, gevolgd door het Onze Vader en de geestelijke uitlegging daarvan uit ‘Science and Health’, en het voorlezen van gedeelten uit den Bijbel en het C.-S. tekstboek, die tezamen een preek vormen, over een of ander onderwerp, b.v. over God, Liefde, Waarheid, Leven, enz. Deze preeken worden door een daarvoor aangewezen commissie uitgezocht en voor elken zondag vastgesteld, zoodat de godsdienstoefeningen in alle Science-kerken gelijk zijn. Ze worden geleid door twee lezers, waarvan de een den Bijbel en de ander ‘Science and Health’ leest. De schrijver vergat nog melding te maken
| |
| |
van den zang. In een Hymneboek zijn ook dichtproeven van Mrs. Eddy zelve opgenomen. Van een preek is hier slechts sprake in oneigenlijken zin, wij zullen later vernemen waarom. Ook de sacramenten zijn vervluchtigd. Van den doop, oudtijds symbool en dientengevolge nu ook bij de Hervormden voorwaarde van opname in het kerkverband, zegt Mrs. Eddy: ‘Onze “doop” is een reiniging van alle dwaling. Onze kerk is gebouwd op het goddelijk principe: Liefde. Wij kunnen dán alleen tot deze kerk toetreden, wanneer wij uit den Geest wedergeboren zijn, wanneer wij het leven, dat Waarheid, en de Waarheid, die Leven is, bereiken door de vruchten van liefde voort te brengen - in 't uitwerpen van dwaling en het genezen van zieken’. Zoo heet het ook: ‘Ons Avondmaal is geestelijke gemeenschap met den éénen God. Ons brood - “dat uit den hemel nederdaalt” - is Waarheid. Onze drinkbeker is het Kruis. Onze wijn is inspiratie van Liefde, dat wat Onze Meester dronk en aan zijn volgelingen aanprees’. Deze laatste vervluchtiging belette nochtans niet, dat men, eerst viermalen 's jaars, daarna tweemalen, en eindelijk sinds 1899 éénmaal 's jaars, en wel op den tweeden zondag in Juni, in grootst mogelijk aantal samenkwam ter ‘communion-viering’. Maar dan natuurlijk zonder ‘material emblems’. Hun communie is ‘one of silent thought’.
De geneeskundige practijk wordt stelselmatig aangeleerd. Van eigenlijk geneeskundig onderwijs is natuurlijk geen sprake, ofschoon Mrs. Eddy zelf in haar verhalen met kwistige hand namen van ziekten en geneesmiddelen uitstrooit, ten bewijze dat zij geen vreemdelinge is in de wereld, waarover zij haar hooger licht wil doen opgaan. Volgens haar nieuwe theorie moet de zieke zijn ziekte negeeren en de geneesmeester moet hem daarbij behulpzaam zijn. Geen grooter misdrijf dan een diagnose op te maken en den naam eener ziekte te noemen; het werkt slechts de ziekte, die in den grond een waanvoorstelling is, in de hand. Kortheidshalve spreekt de ‘Christian Science’ van ‘beliefs’, als zij bedoelt wat wij ziekten noemen. ‘Wat zorgt gij voor uw lichaam?’ dit woord van Jezus is de lijfspreuk. ‘Duld niet langer de illusie dat gij ziek zijt, of dat eenige ziekte bezig is zich te ontwikkelen in het gestel’. Dat het lichaam of de materie ons iets te leeren zouden hebben, is een illusie, een der droomen van den
| |
| |
sterfelijken ‘Mind’. Bezien in het licht van Gods ‘Mind’, van de hoogste werkelijkheid, verdwijnt deze mogelijkheid in het niet. Graag beroepen zich de ‘Christian scientists’ op het bekende voorbeeld van iemand, die zou gestorven zijn, omdat men hem door het ruischen van een waterstraal in den waan gebracht had, dat hij bezig was dood te bloeden. Hier was de verbeelding de moordenares. Omgekeerd wenschen zij nu de verbeelding te maken tot heelmeesteres. De ziekenbezoekers hebben daarom de gedachten der patienten te concentreeren, den ‘mortal mind’ in hen, die zich van ziekte bewust is, het zwijgen op te leggen, en hen te vervullen van den ‘divine Mind’. De meest volmaakte ‘Christian scientist’ brengt het daarin het verst. Gelijk een tijger terugdeinst voor een doordringend menschenoog, zoo de dwaling van ziekte en zonde voor het licht der waarheid. ‘Als de “Christian scientist” zijn patient weet te bereiken door middel van goddelijke liefde, dan zal hij het werk der genezing voltooien in één enkel bezoek, en de ziekte zal verdwijnen in haar oorspronkelijk niets, gelijk de dauw voor de morgenzon’.
Mrs. Eddy verzuimt niet in bijzonderheden dit toe te lichten. Wij zouden aan hare hand een reeks ziektegevallen kunnen langsgaan: koortsen, verlammingen, neuralgie, tering, kanker, enzoovoort. Maar een paar van de meest sprekende beweringen mogen volstaan. ‘Zoo lang de tijd nog niet de kracht en de suprematie van den “Mind” heeft aan het licht gebracht’, dus lezen wij, ‘is het beter het herstel van gebroken beenen en van ontwrichtingen aan de handen van den chirurgijn toe te vertrouwen, terwijl gij zelf u beperkt tot herstel van den geest en tot voorkoming van ontsteking. “Christian science” is wel de handigste chirurgijn, maar de chirurgie is de tak harer heelkunde, die het laatst zal worden erkend’. Il est avec le ciel des accommodements! Zoo wordt in een bepaalden druk van ‘Science and Health’ bij wijze van gunst verlof gegeven, in zekere gevallen tot stilling van pijn morphine te gebruiken, en het is voorgekomen dat trouwe verplegers van de leermeesteres, na vruchteloos de eenig ware methode te hebben toegepast, ten haren behoeve de hulp gingen inroepen van een dentist. Niettemin beweert Mrs. Eddy in het bezit te zijn van behoorlijk gestaafde bewijzen van uitsluitend door geestelijke chirurgie verkregen genezingen
| |
| |
van ontwrichtingen en ruggegraatsverkrommingen, door haar zelf of door hare studenten. Voor geen kleintje vervaard! zouden wij hier willen uitroepen. Het bevreemdt ons dan ook niet, dat wij ten laatste lezen: ‘Over den droom van den dood moet hier of hiernamaals de ‘Mind’ meester worden. De gedachte zal na haar materiëele verklaring: ‘Ik ben dood’ ontwaken om dezen bazuinklank der waarheid te grijpen: ‘Er is geen dood!’ ‘Leven is werkelijkheid, dood is illusie!’
In de tachtig bladzijden, die over deze stof handelen, en die allen door indeeling in verzen zich als gewijde lectuur kenbaar maken, komt onder den afzonderlijken titel: ‘Mental treatment illustrated’ een groep voor, die uitloopt op een illustreerende allegorie op de wet van den goddelijken ‘Mind’ tegenover de onderstelde wetten van materie en hygiëne, waarin het pleidooi van ‘Christian science’ den zieke geneest. ‘Onderstel’, heet het, ‘dat een geestelijk geval in onderzoek is, evenals rechtszaken worden behandeld voor het hof. Een man is onder verdenking van over zijn lever te hebben geklaagd. De patient voelt zich ziek, tobt - “ruminates” -, en het onderzoek begint. Persoonlijk gevoel is de aanklager, de sterfelijke mensch is de verdediger. Valsch geloof is de zaakwaarnemer van Persoonlijk gevoel. De sterfelijke “Mind” vormt de jury. Materia medica, Anatomie, Physiologie en Hypnotisme pretendeeren te zijn de vrienden van den man. De gerechtszaal is vol belangstellende toeschouwers, en rechter Geneeskunde zit op het gestoelte’. Men zou in verzoeking komen het gansche proces na te vertellen, maar het vult twaalf bladzijden. Het slot is, dat het eindoordeel des Geestes luidt: Onschuldig! ‘Toen stond de gevangene op, herschapen, sterk, vrij. Toen hij de hand drukte van zijn raadsman “Christian science”, merkten wij op, dat alle bleekheid en zwakte waren verdwenen. Zijn houding was rechtstandig en ontzagwekkend, zijn uiterlijk stralend van gezondheid en blijdschap. Goddelijke liefde had de vrees uitgebannen. De sterfelijke mensch, niet langer ziek en gevangen, ging zijns weegs, wandelende op de bergen als een boodschapper van goede tijding.’
Dit tafereel is een fictie, maar de schrijfster verzuimt niet de werking er van te verhoogen door het overleggen van
| |
| |
een behoorlijk aantal attesten van werkelijk genezenen. Zij beweert er duizenden van tot hare beschikking te hebben en deelt daar een vijfenzeventig van mee. Zij vullen de laatste honderd bladzijden van haar boek. Deze werden niet in verzen ingedeeld en zijn dus blijkbaar niet bestemd voor stichtelijke lectuur. De reclame is nog slechts aan het woord. Natuurlijk tot heil van de menschheid. Maar terloops toch zeker ook tot welzijn van het boek en van de daarin aangeprezen zaak. Mrs. Eddy had, wat haar zelve betrof, aan de inleiding de noot toegevoegd: ‘De schrijfster neemt geen patienten aan en weigert medische consulten.’
| |
IV.
Keeren wij terug tot de levensgeschiedenis van de merkwaardige vrouw, die tevens de geschiedenis der ‘Christian science’ is.
Wij noemden de verhuizing van Lynn naar Boston een retraite, die tevens blijken zou een promotie te zijn. Aanvankelijk scheen het, alsof er weinig ten goede veranderd was. De woning, waarmede men zich tevreden stellen moest, gelegen aan de Columbus-avenue, was een van bescheiden afmetingen. Zij was nog niet lang geleden betrokken, of zij werd tot een sterfhuis. De derde echtgenoot van Mrs. Eddy bezweek aan een hartkwaal. Dit was in dubbelen zin een ramp. De diepte van het verlies als zoodanig is kwalijk te peilen. Maar ziekte en dood in het huis van haar, die zich beroemde over beiden meesteres te zijn, legde haren vereerders een moeilijk op te lossen probleem voor. Dat zij zekeren Dr. Noyes te hulp riep, eerst aan het ziekbed en later ter lijkschouwing, gelijk vroeger ten dage van haar val na Quimby's dood, was reeds bedenkelijk. Zij wist zich uit de moeilijkheid niet anders te redden, dan door de schuld van alles te geven aan het mesmerisme. Dit zou op dezelfde wijze werken als het arsenicum, en door overmaat van drukte zou haar de eerste aanval daarvan zijn ontgaan. Het geval gaf tot heel wat geschrijf en gewrijf aanleiding. In een relaas, dat Mrs. Eddy zelf van het gebeurde gaf, komen o.a. de volgende regelen voor: ‘Het eenige geneesmiddel, dat iets uitwerkt in den strijd tegen deze vreeselijke macht, als
| |
| |
zij huist in ontredderde geesten, is er tegen in te gaan volgens dezelfde methode, volgens welke men vergif bestrijdt. Omstandigheden maakten het mij onmogelijk het geval van mijn echtgenoot onder observatie te houden. Hij verklaarde zich zelven volkomen in staat om zich er door te slaan, en ik werd zóó geheel door mijn bezigheden in beslag genomen, dat ik hem vergunde het te probeeren, en toen mijn oogen open gingen voor het gevaar, was het te laat. Ik heb ergere gevallen genezen, maar toen was ik er in tijds bij. Ik denk niet, dat Dr. Carpenter aandeel heeft aan mijn mans dood, maar ik geloof, dat de beide uitgebannen leerlingen...’ en zoo weet zij de bekende voorwerpen van haren naijver, en terloops nog een derden concurrent, onder verdenking te brengen. En straks nog, doelende op een ontmoeting met een hunner: ‘Binnen een half uur nadat hij mij verlaten had was ik onderhevig aan denzelfden aanval dien mijn echtgenoot voelde; oogenblikkelijk pastte ik toen dezelfde behandeling op mij toe, die ik zou aanwenden in geval van arsenic-vergiftiging, en ik werd beter, evenals ik mijn echtgenoot tot beterschap had kunnen brengen, zoo ik op tijd de zaak ter hand genomen had.’ Zooveel zorg voor de reputatie van haar geneesmethode belette haar intusschen niet in een gedicht den afgestorvene in hooger sferen te laten begroeten door haar moeder, en getuigen van de schoone toekomst, die ook de op aarde achtergeblevene wachtte.
De verklaring van Eddy's dood was een prikkel te meer tot werkdadig verzet tegen het mesmerisme, dat werd aangemerkt als een soort geestelijke boosheid in de lucht. Het heette de oorzaak van alle belemmeringen en bezwaren. Lekkende gooten, bevroren waterleidingbuizen, influenzaepidemieën, alles was het werk van den éénen gemeenschappelijken vijand. Mrs. Eddy voelde er zich bijna door overwonnen. Tweemalen, zeide zij, had zij haar man ontworsteld aan de macht die hen overweldigde, maar de derde maal was haar kracht uitgeput. Zij voelde dat zij ter nauwernood meer haar hoofd boven water kon houden. Zij durfde nauwelijks uitgaan, en evenmin thuis blijven. Spoedig zou zij zeker haar echtgenoot moeten volgen. Dan zou het licht der waarheid uitgaan en de wereld weer hervatten ‘its dreary
| |
| |
vigil of centuries.’ De hysterische aanvallen vermenigvuldigden zich en werden heviger. Haar leerlingen wisselden elkander des nachts alle twintig minuten af om haar te bewaken. Zelfs vormden zij een club, ‘P(rivate). M(eeting)’, die twee malen daags den strijd tegen het mesmerisme aanbond. Die strijd werd rechtstreeks een onderdeel, uitgangspunt, van geheel de Christian scientistische geneesmethode.
Toch was deze verslagenheid meer schijn dan wezen. Mrs. Eddy placht te grooter veerkracht te ontwikkelen, naarmate zij meer in druk verkeerde. Na elken door toevallen gestoorden nacht vond de dag haar dubbel werkzaam. Zij wordt ons geteekend als ‘dag en nacht in den zadel’. Zij hield haar cursussen, ging met scherp oog het huisbestier en de huishoudelijke uitgaven na, voerde een uitgebreide correspondentie, betrad gedurig het spreekgestoelte, schreef replieken op alle aanvallen in de bladen, waaraan zij zelve of haar zaak bloot stond, en onderhield verder een levendige reclame. Niet minder voor haar leerlingen wist zij in bijzonderen zin iets te zijn, ofschoon wij lezen dat zij ‘absentminded’ werd, zoodra iets behandeld werd dat niet in het centrum van haar gedachten lag. Dank zij die werkkracht en deze centralisatie heeft zij inderdaad wonderen gewrocht. In vijf, zes jaren tijds, sedert haar aankomst te Boston, heeft zij haar zaak tot een onbegrijpelijke hoogte van bloei weten op te voeren. Amerikaansche toestanden mogen dat hebben in de hand gewerkt, persoonlijke drijfkracht was toch in de eerste plaats de causa efficiens.
Wat het geneeskundig onderwijs betreft, reeds te Lynn had haar school den naam van ‘Massachusetts metaphysical college’ aangenomen. Te Boston prijkte die weidsche titel sinds ook in zilveren letters aan haar huis. Nader omschreven heette het doel: onderwijs te geven in ‘pathologie, ontologie, therapeutiek, zedeleer, metaphysica’, een en ander in toepassing op de behandeling van ziekten. En dat alles in cursussen van drie weken, tegen den ouden prijs. Wie er zoo een ten einde gebracht had, werd ontslagen met den titel C.S.B., C.S.D., of D.S.D. Dat zoo iets mogelijk was, dankte men aan een wet van 1873, die in 't algemeen associaties voor doeleinden van opvoeding, hulpbetoon, eeredienst, of ter behartiging der belangen van historie, letter- | |
| |
kunde, wetenschap, geneeskunde, en dergelijken toeliet. Het ‘college’ was intusschen weinig meer dan een zoogenaamde onderwijs-inrichting van Mrs. Eddy, bijgestaan nu en dan door een enkelen assistent. Toch ging er een eigenaardige aantrekkingskracht van uit. De goede naam van Boston als centrum van cultuur en soliditeit verhoogde die. Zoo kon het geschieden, dat het aantal leerlingen per klasse van vijf tot vijfentwintig klom, en dat het totale bedrag gedurende de jaren 1881-89 de vierduizend haalde. Het aantal dollars was daaraan natuurlijk evenredig. De volleerden traden allerwege, 't zij als practizijns, 't zij als op hun beurt onderwijzers op. ‘Instituten’ en ‘academies’ rezen bij menigte uit den grond, natuurlijk alles op gelijke schaal. Allerlei steden in Californië, Nebraska, Colorado, Wisconsin, Ohio, Massachusetts, New-York, versierden er zich mee. In 1890 telde men er drieëndertig. Vanaf 1886 waren zij in een ‘National Christian scientists' Association’ vereenigd. Wie als gegradueerde het hoogste wou bereiken, bezocht na afloop te Boston nog den moeder-cursus. Practizijns telde men in datzelfde jaar 1890 twee
honderd en vijftig. De berichtgever die het cijfer noemt voegt er in parenthesi bij, dat het ten jare 1907 - een jaar vóór dat hij schreef - tot over de drieduizend geklommen was. Zij rekenden een dollar per bezoek, of vijf dollars per week voor dagelijksche behandeling. Minder te vragen achtten zij demoraliseerend voor de patienten en declineerend voor hun wetenschap. De behandeling zelve beantwoordde aan de gehuldigde beginselen. ‘Tumors, ulcus, tuberkels, inflammatie, pijn, ontwrichtingen, het zijn alle droombeelden, duistere inbeeldingen van sterfelijk denkvermogen, die zullen vlieden voor het licht.’ ‘Voor wie de wetenschap des levens verstaat groeien verloren menschelijke ledematen even spoedig weer aan als de schaar van een kreeft.’ ‘Ingeval een crisis intreedt, moet gij uwen patient minder met het oog op de ziekte behandelen, dan wel met het oog op het geestelijk gistingsproces.’ Natuurlijk waren alle welgeslaagde genezingen reclames te meer voor de geheele zaak.
Hoogst bevorderlijk voor die zaak was vooral ook de litterarische activiteit, die Mrs. Eddy ontwikkelde. Moeielijkheden met de pers noopten haar reeds in 1883 tot het in
| |
| |
't leven roepen van een eigen orgaan, aanvankelijk een maandblaadje, waarvoor haar vereerders de kosten droegen, terwijl zij zelve vrij uitging. Het werd haar lijfblad en een machtig voertuig voor hare ideeën. ‘Journal of Christian science’ was de titel. Het prospectus begon met de woorden: ‘De Grieken zagen verlangend op naar den Olympus, de Chaldaeën wachtten op de verschijning van een ster...’, en liet verder aan de lezers over de parallel door te trekken. Voor verbreiding naar de meest ver verwijderde oorden werd zorg gedragen. Desgelijks voor deugdelijke assistenten. Tot den inhoud behoorde een lijst van steeds toestroomende geschenken. Ter rechtvaardiging heette het: ‘Mijn leerlingen verzekeren mij, dat zij soms een geestelijke neiging voelen om mij géen geschenken te zenden, maar zich gesterkt en gezegend voelen, als zij die neiging te boven gekomen zijn. Om hunnentwil dus die aanmoediging’. Een kolom onder den titel ‘Vragen en antwoorden’ gaf aanleiding om een geestelijk verkeer te onderhouden met al de heilbegeerigen. Ook litterarische bijdragen in prosa en poëzie, later afzonderlijk uitgegeven onder den titel ‘Miscellaneous writings’, vonden er een plaats in. Daarin liet zij al de tonen van haar instrument weerklinken, nu eens donderende tegen de zondaars en dan weer lucht gevend aan een blij gestemd gemoed. Maar dan vooral het ‘Healing department’, gelegenheid tot reclame voor de practizijns en verslag van hun succes. ‘Langdurige leverkwaal genezen door een halfuur pratens’, ‘Aangezichtskanker in ééne week genezen’, ‘Twee behandelingen afdoende gebleken voor een hartlijder van dertig jaren’. In dien trant ging het. Zelfs een hond, die door een adder was gebeten, ontging den dood door het recht verstand - bij den eigenaar - van Gods belofte, dat men slangen zal opnemen of iets
doodelijks drinken zonder schade te ondervinden.
Tot de litterarische werkzaamheid, die vruchten droeg, behoorde ook het telkens herhaald en gewijzigd uitgeven van ‘Science and Health’. Sinds den eersten druk in 1875 verschenen er gedurig nieuwe, steeds in overeenstemming gebracht met de veranderingen in theorie en practijk, waartoe de schrijfster zich achtereenvolgens genoodzaakt zag. Voor den vijfden druk van 1886 was zij zoo gelukkig zich de
| |
| |
medewerking te verzekeren van een unitarisch predikant van begaafdheid en positie, zekeren Rev. Wiggins, die deels uit humoristischen zin, deels uit deernis met de hooge patiente, deels misschien ook om financiëele redenen, er een wakend oog over liet gaan en er iets van zijn stempel op zette. De schrijfster zelve intusschen waakte nog zorgzamer voor het behoud van karakter en originaliteit.
Het zou hier de plaats zijn om melding te maken van wat men noemt de Quimby-quaestie, ware het niet dat deze te ingewikkeld was en te veel ruimte zou vragen. De zaak is, dat Mrs Eddy in de hoogste mate naijverig was op al wat aan de goddelijkheid van haar zending en van haar leer afbreuk zou kunnen doen. Vandaar, dat alle herinneringen aan haren leermeester Quimby en aan diens manuscript als grondslag van het hare moest worden uitgewischt. Allerlei machinatiën waren daarvoor noodig. Allerlei drogredenen moesten daarvoor worden aangewend. Zij was er te vindingrijker in, naarmate zij door hare tegenstanders meer werd in het nauw gebracht. En als de stukken zwart op wit haar te machtig werden, dan was haar laatste redmiddel de onderstelling, dat zij als slachtoffer van het boosaardig mesmerisme gesproken of gehandeld had. Menig devoot lezer van de jongste redactiën van ‘Science and Health’ vermoedt niet, dat hij telkens in aanraking komt met volzinnen, die kunstmatig geformuleerd of ingelascht zijn om de sporen te bedekken van dien onverkwikkelijken strijd. De historia litteraria van Mrs. Eddy's bijbel is in zekeren zin de historie van haar ontwikkelingsproces en van haar leven.
Behalve ‘College’ en ‘Journal’ was kerkformatie een macht. Tijdens de vestiging te Boston was er nog slechts sprake van één enkele gemeente. Die armelijke kiem ontwikkelde zich voorspoedig tot een veel belovende plant. In 1890 telde men reeds twintig georganiseerde gemeenten en hield men in 19 plaatsen daarenboven stichtelijke samenkomsten. In 1897 wijdde men te Oronto in Wisconsin het eerste kerkgebouw in, ten bewijze dat ook de religieuze beweging crescendo ging. Men heeft beweerd, dat eenerzijds het verval der traditioneele kerkleeringen, andererzijds het materiëel karakter der Amerikaansche beschaving, den geestelijken honger deed ontstaan, die naar het aangeboden voedsel
| |
| |
zoo gretig deed grijpen. Men zou er aan willen toevoegen, dat in dit geval de vraag het aanbod moet hebben overtroffen. Op religieus gebied waren bij Mrs. Eddy de negaties overvloediger dan de posities. Wie God als een persoon liever dacht dan als een beginsel, viel bij haar in ongenade. Wie aan zijn kerk meer hechtte dan aan haar geestelijke sfeer, desgelijks. ‘Wij hebben geen behoefte aan geloofsstellingen en kerkformaties’, verklaarde zij aanvankelijk. ‘Door ze in 't leven te roepen begingen de leerlingen van Jezus een misstap. Hun meester verloor zijn tijd niet met riten en ceremoniën, of met het winnen van proselieten voor het een of ander geloof’. Toch werd de vrouw, die er zoo over dacht, door de omstandigheden gedwongen ook zekeren vorm van religie te stellen in dienst van de geneeskundige practijk, gelijk beide in dienst van de onuitgesproken, maar onbewust al haar doen en laten beheerschende behoefte aan geestelijk overwicht en persoonlijk succes.
Aan dit succes begon het haar hoe langer zoo minder te ontbreken. In 't laatst van 1887 veroorloofden de financiëele omstandigheden haar wat zij noemde een ‘material change of base’. Van de Columbus-avenue verhuisde zij naar de Commonwealth-avenue in een gebouw met twintig kamers, ter waarde van 40.000 dollars. Met ophef werd daarbij verzekerd, dat het ‘the most fashionable’ wijk der stad was. In de nabijheid woonde de gouverneur van Massachusetts. De meest vermogende en invloedrijke mannen van Boston heetten buren. Dat rondom blauw bloed stroomde werd met voorliefde opgemerkt. En mompelden buitenstaanders iets van de ‘vossen’ die ‘holen’ hebben, vereerders trokken vleiender parallellen. Zij bereidden een rechtstreeksche apotheose voor. De ‘immaculata conceptio’ werd op Mrs. Eddy als geestelijke moeder van ‘Science and Health’ toegepast. ‘Wat een roemrijke carrière voor een vronw!’ riep men uit. ‘Kan hier iets minder zijn dan “de tabelnakel Gods onder de menschen”, de verwezenlijking van het visioen van den eenzamen ziener op Patmos’ het ‘wonder in den hemel’, verlost van een kind dat over alle naties zal heerschen?’ Mrs Eddy reageerde op die hulde met de herinnering aan de vrouw in het Openbaringsboek, bekleed met de zon en onder haar voeten de maan en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Het
| |
| |
kind dier vrouw, verzekerde zij, was ‘Christian science’. Was zoo de stemming in de naaste omgeving, hoeveel te meer op verren afstand, waar de fama crescens eundo haar werk kon doen. Als president van de ‘Massachusetts metaphysical college’, uitgever van het ‘Christian science Journal’, president van de ‘International Christian-science association’ en pastor van de ‘First church of Christ’ was Mrs. Eddy door een goed deel van Amerika bekend geworden. In de schatting van velen omstraalde haar een aureool. Haar leerlingen en haar boek hadden wonderen gedaan. Zoo kon het dan geschieden, dat in 1888, tijdens een congres te Chicago, een drieduizend vereerders haar als spreekster geestdriftig huldigden. En dat niet alleen, maar b.v. een moeder, die haar niet naderen kon, hief haar kind omhoog om dat voor 't minst een heilzamen blik te gunnen. Anderen roerden dankbaar het kleed van hun weldoenster aan. Een oude vrouw strekte bevende handen uit, roepende om hulp, en haar bede werd verhoord. Verschillende genezingen traden oogenblikkelijk in. Stoere mannen konden hun tranen niet bedwingen bij al de uitingen van dankbaarheid. ‘Nederig en meest zwijgend nam Mrs. Eddy al de hulde van de menigte in ontvangst, totdat zij midden door het gedrang werd weggeleid naar het rijtuig,’ zegt de verslaggever, en hij laat er op volgen: ‘Is het wonder dat de gedachten der aanwezigen achttien honderd jaren terug gingen, naar den tijd toen het heelvermogen in den persoon van Jezus openbaar werd? Is de koele beoordeelaar, de bittere tegenstander, of de ongeloovige, bij machte uit al de eeuwen een tafereel als dit op te roepen? Wat was het pinksterwonder anders, dan eenzelfde uchtendgloren van Gods alheid en eenheid, en eenzelfde openbaring van zijn Almacht in genadegaven en genezingen en spreken in tongen? Laat de historie getuigen, van welken aard de zegeningen en het wondervermogen zijn,
die Mrs. Eddy gebracht heeft.’
| |
V.
Na op dit lichtbeeld gestaard te hebben doet het pijnlijk aan herinnerd te worden aan de schaduwen, die niettemin voortdurend vielen op den weg van de bevoorrechte. De
| |
| |
naweeën van de Quimby-quaestie deden zich gevoelen. Zekere Dr. Evans verkondigde leeringen, die met die van Mrs. Eddy niet geheel samenvielen. Zekere Mrs. Gerstefeld gaf op hare wijze de leer der ‘Christian science’ weer. Beiden trokken attentie en vonden weerklank. Er begon zich iets te vormen, dat men heeft aangeduid als de ‘New-Thought-school’. Mrs. Eddy duchtte gevaren en verweerde zich met pauselijke maatregelen. Zij verbood de geestelijke geneesmethode ergens anders uit te putten dan uit haar eigene boeken. Zij verbood, dat enkelingen het onderwerp in het openbaar zouden behandelen zonder tegenwoordigheid van de gansche congregatie. Een en ander verhinderde niet, bevorderde misschien juist, dat een schisma intrad. Zesendertig leden zegden na veel strijd en moeite hun lidmaatschap op.
Het verlies prlkkelde intusschen weer tot verhoogde krachtsinspanning. Mrs. Eddy had daartoe behoefte aan een blijvenden steun. Zij meende die te vinden in Ebenezer Johnson Foster, die weldra als filius adoptivus de plaats innam van haar eigen, min of meer van haar vervreemden zoon. Door hem te promoveeren tot doctor in de obstetrie voorzag zij tevens in een leemte, die door ongevallen in het kraambed maar al te zeer voelbaar was gemaakt. ‘Dr. Foster’, zoo luidde de reclame, ‘zal onderwijs geven in de anatomie en de heelkunde der obstetrie, en ik in haar metaphysica’; de vereeniging zijner bekendheid met ‘Christian science’ en zijner anatomische handigheid maakt hem tot een begeerlijk onderwijzer in dit departement van mijn college. Leerlingen zullen het vereenigd onderricht van Mrs. Eddy en Dr. Foster genieten voor 200 dollars.’
Scheen dit te wijzen op voldoende levenskracht in de achtenzestigjarige, toch welden uit de diepte van haar hysterisch temperament telkens daemonische machten op, die haar het leven bezwaarlijk maakten. De ontrouw van de eenen maakte haar wantrouwend jegens de anderen. Wrijvingen met haar steeds wisselend huishoudelijk personeel maakten haar beurtelings een engel en een duivelin. Zelfs haar getrouwe Calvin Frye, haar boekhouder, haar koetsier, haar factotum, moest het soms ontgelden. De overlevering spreekt van een vlok haar, die bij zekere ontmoeting was blijven kleven aan hare handen. Het mesmerisme was weer de altijd loerende
| |
| |
en werkzame macht. ‘Gij zit zoo vol mesmerisme, dat uwe oogen uitpuilen als een gekookte kabeljauw’, moest een harer getrouwen zich laten gezeggen. Had zij vroeger al eens brieven langs omwegen laten bestellen, omdat zij het postpersoneel van mesmerisme verdacht, nu scheen haar gansch Boston van mesmerisme vol. Het begon haar zóó te benauwen, dat zij - in 1889 - zon op de vlucht. Eerst kwam Cincinnati haar in de gedachten. Toen Barre in Vermont. Derwaarts trok zij, maar om oogenblikkelijk weer voor de joelende schooljeugd terug te deinzen. Daarop ging het naar Roslindale, in een voor grof geld uit de handen van den eigenaar gebroken huis. Maar de buren bleken er gemesmeriseerd te zijn. Eindelijk belandde de vluchtelinge te Concord, eerst in een eenvoudig verblijf, drie jaren later in de bekoorlijk gelegen villa Pleasant view, die de troon harer heerlijkheid bleef tot in het begin van 1908. Toen werd het haar ook daar weer te benauwd en verhuisde zij naar een voor 100.000 dollars aangekochte en voor gelijk bedrag verbouwde possessie te Newton, een voorstad van Boston. De extra-trein, die haar derwaarts vervoerde, werd ter voorkoming van ongelukken op eenigen afstand voorafgegaan en desgelijks gevolgd door een losse locomotief. In dat Newton zetelt, naar mijn weten, de nu achtentachtigjarige tot op den huidigen dag.
De zoogenaamde vlucht uit Boston beteekende geenszins hare zaak prijsgeven, noch afstand doen van het gezag. Het feit, dat zij nog pas haar woonvertrek aan de Commonwealthavenue ondoordringbaar had laten maken voor geluiden uit de buitenwereld, schijnt er op te wijzen, dat zij handelde onder den indruk van een oogenblikkelijke opwelling, en ten slotte zich daar wel bij bevond. In elk geval stuitte het in geen enkel opzicht de opwaartsche beweging van haar eigenaardig leven. Wel volgden er eenige schijnbare inkrimpingen. De redactie van ‘Christian science Journal’ werd neergelegd. Zooals wie haar opvolgde het uitdrukte: ‘Onze dierbare moeder in God trekt zich uit ons midden terug en gaat op naar den berg voor een hoogere gemeenschap’. Ook de lessen van den wetenschappelijken cursus werden gestaakt. Daarentegen ging het bijwerken en bezorgen van steeds nieuwe drukken van ‘Science and Health’ ongestoord zijn
| |
| |
gang. Maar vooral werd de kerkelijke organisatie te Boston ontbonden en door een nieuwe vervangen.
Hier staan wij voor een meesterstuk van tactiek. De gemeente had den grondslag gelegd voor kerkbouw door aankoop van een met hypotheek bezwaard terrein. Mrs. Eddy nam met behulp van stroomannen de hypotheek over en bracht het terrein in veiling, zoodat het haar persoonlijk eigendom werd, voor de helft van den oorspronkelijken prijs; niet met de bedoeling zich te verrijken, maar om zeker te zijn, dat het beheer door van haar afhankelijken zou worden gevoerd. De te bouwen kerk toch moest niet een plaatselijke instelling worden, maar de ‘Mother-church’ der ‘Christian science’ over de geheele wereld, met Mrs. Eddy als zichtbaar hoofd. Daartoe benoemde zij in 1892 een stel kerkvoogden, met de verplichting om op het terrein binnen vijf jaren een kerk te bouwen van minstens 50,000 dollars. Een contract bepaalde, dat daarin dienst gehouden zou worden overeenkomstig de leer en de practijk der ‘Christian science’, zooals zij gehuldigd werd in den 71sten of in eenigen volgenden druk van ‘Science and Health’ van Mrs. Eddy, en dat ingeval van afwijking het gebouw en de bodem zouden terugkeeren in het bezit van Mrs. Eddy of haar erfgenamen. Het bezwaar, dat het charter der organisatie van 1879 niet was te niet gedaan, en dus deze de rechthebbende scheen, werd overwonnen door het oprakelen van een oude wet, die ook aan kerkelijke autoriteiten vergunde buiten het kerkverband om schenkingen voor pieuse doeleinden te aanvaarden. ‘Door Gods liefde geleid’, heette het, had men het uitreddend artikel gevonden. Toen de zaak beklonken was juichte Mrs. Eddy: ‘Hij beveelt zijn engelen aangaande u, dat zij u hoeden op al uwe wegen.’ ‘Ons eigendomsrecht op Gods akkers hier zal veilig en soliede zijn, zoo slechts onze rechtstitels op de hemelsche verblijven duidelijk leesbaar zijn.’ Een oproep om geld had daarna spoedig het vereischte succes. Vijftig getrouwen zonden op
aanzoek elk 1000 dollars. Den 21sten Mei 1894 werd de eerste steen gelegd. Achttien maanden later stond er een kerk van grijs graniet, met elfhonderd zitplaatsen, en daaraan verbonden een ‘Motherroom’, de ‘room of our Pastor emeritus’, van zeldzame houtsoort, marmer en onyx, wit-met-goud gemeubileerd, het
| |
| |
laatste uit kinder-bijdragen van zoogenaamd ‘Busy-bees’. In de alkoof een slaapgelegenheid, waarin de Patrones een enkele maal rustte. Het smeedwerk is er van geslagen goud. Een geschilderd glas vertoont Mrs. Eddy in haar aloud bovenkamertje, verdiept in de Schriften en door het open dakvenstertje bestraald door de ster van Bethlehem. Een Atheensche lamp brandt er dag en nacht. Boven den ingang der kerk prijkt de naam van Mrs. Eddy en de titel van haar boek. Den 6den Jan. 1895 had de inwijding plaats door viermaal herhaalde kerkdiensten terwille van de duizenden bezoekers. De Patrones was slechts in den geest tegenwoordig. Wat zij te zeggen had las men den vergaderden voor.
Doch dit alles was slechts een begin van grooter dingen. De aanhangers der beweging vermenigvuldigden zich. In den zomer van 1902 kwamen zij ten getale van tienduizend ter communie. Toen beloofden zij ‘with startling grace’ zoo noodig twee millioen dollars bijeen te brengen, en in 1906 stonden er de ‘annexen’ met de ‘excelsior extension’, den geweldigen koepel, die tegenwoordig den bezoeker van Boston reeds van verre in de oogen blinkt. Het geheel geeft aan vijfduizend menschen zitplaats. Aan den wand leest men naast elkaar ‘Jesus Christ’ en ‘Mary Baker G. Eddy’. Ter gelegenheid van de inwijding hielden dertigduizend bezoekers zesmaal kerkdienst, bij beurten telkens den reuzentempel vullend, en vormden zij geduldig een rij van een uur lang, om bij dozijnen tegelijk, eerbiedig zwijgend en met gevouwen handen, een enkele minuut een blik te mogen slaan in ‘Mother-room’.
| |
VI.
De alvermogende Moeder ging intusschen steeds verder in de richting van centralisatie. Met de vermeerdering van het aantal predikers steeg ook het gevaar der individualiteiten, en daarmee dat van verontreiniging der zuivere leer. In 1895 werd daarom de prediking verboden en een voorlezerschap ingesteld. Een eerste en een tweede voorlezer zouden de gemeente stichten uit den Bijbel en uit ‘Science and Health’, zooals het aanvankelijk heette, weldra omgekeerd uit ‘Science and Health’ en den Bijbel. Die lezers op hun
| |
| |
beurt, toch reeds verplicht den titel van het boek, waaruit zij lezen, en den naam van den auteur voluit te noemen, en getoetst aan zekere eischen van recht verstand en intonatie, werden ter voorkoming van al te groote onmisbaarheid gebonden aan een tijdperk van drie jaren. Van commentaren zullen zij zich hebben te onthouden en een wenk van Mrs. Eddy is voldoende voor hun ontslag. Daar het onderwijs lucratiever was dan de genezing, maar deze laatste beter reclame maakte voor de zaak, werd den leeraren in 1904 verboden meer dan vijftig dollars per leerling te berekenen en er meer dan dertig aan te nemen in een jaar. Al deze bepalingen werden zonder morren aanvaard. Zelfs Mrs. Stetson te New-York, naar het heet na Mrs. Eddy de meest invloedrijke persoon in de corporatie, deed afstand van haar catheder en schreef: ‘Het zou een diabolisch ondernemen zijn mij te scheiden van u, mijn Leidsvrouw en Onderwijzeres!’ Van de ‘Mother-church’ waren de ‘Branch-churches’ volstrekt afhankelijk en voor haar golden allerwege dezelfde regels.
De organisatie van het groote lichaam is van gelijken centralisatiegeest doortrokken. Zij beantwoordt aan het ‘Church manual of the first Church of Christ, scientist, in Boston, Mass’, van 1895, sinds in meer dan veertig drukken verschenen. Bovenaan staat Mrs. Eddy. Dan volgt een ‘Board of directors’, allen haar creaturen. Behoudens haar goedkeuring kiezen zij jaarlijks een president. Hetzelfde geldt van secretaris en schatmeester en lezers. Op voordracht van Mrs. Eddy benoemen zij verder ‘unaniem’ een vijftig of honderd Eerste of Executieve leden. Ook zeker aantal van de hoogste autoriteit afhankelijke of door haar geïnspireerde comité's zijn werkzaam. Vooreerst een ‘Publication committee’, een soort van persbureau, dat te zorgen heeft voor verweer en voor reclame. Dan een ‘Publishing society’, dat de bladen pousseert: ‘Christian science Journal’, Christian science sentinel’, en ‘The Christian science Herold’. De leden zijn aan jaarlijksche keuring onderworpen en afhankelijk van de handteekening van Mrs. Eddy. Een ‘Board of lectureship’, onder dezelfde contrôle. Hij zendt rondreizende redenaars uit, die o.a. hebben te vermelden ‘the facts pertaining to the life of the Pastor emeritus’. Een ‘Board of missionairies’ bestaat uit zeven leden, en een ‘Board of education’ eindelijk uit drie.
| |
| |
Vraagt men ten slotte naar de rechten en plichten der leeken onder dit autocratisch of theocratisch bestuur, dan ontmoet men ook meest negatieve bepalingen. Zij mogen betreffende godsdienst en metaphysica geen andere boeken lezen dan die van Mrs. Eddy en den Bijbel. Zij mogen niet zonder verlof in het openbaar handelen over ‘Christian science’. Zij mogen geen ‘leiders’ zijn, noch heeten. Zij mogen van Mrs. Eddy niets aanhalen zonder haar naam te noemen. Zij mogen geen lid zijn van eenig genootschap, tenzij dan een maçonnieke loge. Zij mogen hun kinderen geen Santa Claus laten vieren. Bij het koopen van boeken moeten zij rekening houden met de rechtzinnigheid der boekhandelaren. Daartoe aangezocht moeten zij zich gedurende een jaar ten dienste stellen van Mrs. Eddy. Elke ongehoorzaamheid kan hun komen te staan op uitbanning. Buitendien hangt dat zwaard altijd boven hun hoofd, aangezien besmetting met mesmerisme hen licht leiden kan tot ‘mental malpractice’ en deze doodzonde onvergefelijk is. Te dezen aanzien verklaart Mrs. Eddy: ‘Ik heb een onbedriegelijk geestelijk zintuig voor wat de kwaadwillige “mental practitioner” in het schild voert; ik kan in den menschelijken geest gedachten, beweegredenen en voornemens onderscheiden, en noch verstandelijke argumentatie, noch psychisch vermogen kan dit geestelijk inzicht te niet doen.’
Van zoete rust, door de Pastor emeritus sinds haar retraite genoten, getuigt dit alles niet. Van uit haar verborgen oord bestuurde zij om zoo te zeggen geheel haar kerk, van Maine tot Californië. Daarenboven bleven haar persoonlijke conflicten evenmin als vroeger bespaard. Te Boston ontwikkelde zich na haar vertrek door toedoen van zekere Mrs. Woodbury een nuance van ‘Christian science’, die men gebrandmerkt heeft als de ‘Romantic school’. Mrs. Eddy's theorie van mogelijke ‘mental generation’ heette er bewaarheid door de bovennatuurlijke geboorte van een ‘Prince of peace’. Dit was Mrs. Eddy te plastisch en de moeder viel in ongenade. Deze verweerde zich door het schrijven van een ‘War in heaven’. Mrs. Eddy antwoordde met de schildering uit het Openbaringsboek van de vrouw, ‘dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus’, dronken ook ‘van den wijn harer hoererij’. Dit bezorgde haar een
| |
| |
dagvaarding vóór het gerecht. - Dr. Foster, de aangenomen zoon, ijverig behartiger van al hare belangen, getrouw bezorger van hare uitgaven, ontging voorts al evenmin het lot van alle vroegere uitverkorenen. ‘Bennie’, zei ze eens tot hem, ‘indien ik u mocht verzoeken van mij weg te gaan, verlaat mij niet.’ Het was, toen het in haar ziel begon te spoken tengevolge van aanklachten en verdenkingen. Het pleit werd ten nadeele van de goede verstandhouding beslecht. De arme werd uit de omgeving verwijderd, en toen hem later nog een audiëntie werd toegestaan, verliet de hooghartige pleegmoeder midden onder zijn rede het vertrek. - En George Glover, haar wettige zoon, verklaarde zijn moeder ontoerekenbaar en vroeg onder-curatele-stelling aan. Hij trok zijn verzoek in, nadat verantwoordelijke borgen gesteld waren voor een bedrag van vijfhonderdduizend dollars. Bij die gelegenheid kwam aan het licht, dat tusschen 1893 en 1907 het vermogen gegroeid was van honderdduizend dollars tot een millioen, terwijl het voor de belasting jaarlijks werd opgegeven en bezworen als bedragende negentienduizend.
Deze laatste bijzonderheid lokt uit tot de opsomming van eenige andere bemoeiïngen, waardoor de rust der tachtigjarige werd gestoord, kenmerkend tevens voor het eigenaardige van haar bestaan.
De exemplaren van ‘Science and Health’ werden gestadig vermenigvuldigd. In 1905 verscheen, zooals gezegd, de 375ste duizend. In 1907 sprak men van 500.000. Elke nieuwe redactie maakte de oude van onwaarde. De prijs per stuk was drie dollars, waarvan één, en onder Foster's administratie anderhalf, in den zak van de schrijfster belandde. De ‘Miscellaneous writings’ werden aangekondigd als onmisbaar tot recht verstand van ‘Science and Health’. Het geschenk van de ‘Busy-bees’ werd beantwoord met ‘Pulpit and press’, een werkje van een dollar, dat, schoon geen kinderlectuur, voor de ‘bees’ tegen den halven prijs verkrijgbaar zou zijn. De goedgunstigheid veronderstelde een aanwinst van zesentwintighonderd subscribenten. En zoo voort. ‘Retrospection and introspection’, ‘Christ and christmas’, het was alles even lucratief. Ik zal geen cijfers noemen. Zij geven recht tot de opmerking van den verslag- | |
| |
gever, dat het honorarium van Mrs. Eddy als schrijfster een hoogte bereikt heeft, ‘which puts all other American authors to financial shame’. Daarbij kwam voorts een levendige handel in souvenirs. Mrs. Eddy's ‘favorite flower’ werd op allerlei snuisterijen verkocht voor $ 2.50 à $ 3.25. Een ‘Mother-spoon’ kostte vijf dollars. Portretten van allerlei afmetingen hadden de sanctie van het origineel. Een dollar was het goedkoopste. De exploitatie van een en ander berustte bij een ‘Derby-company’.
En om nu van het materiëele tot het etherische over te gaan, in 1895 werden ter vergadering belanghebbenden per telegram uitgenoodigd den volgenden dag een bezoek te brengen aan Pleasant view. Honderdtachtig maakten van de uitnoodiging gebruik en werden minzaam ontvangen. Het was het begin van de ‘Concord-pilgrimages’. Een paar jaren later togen zij ten getale van vijfentwintighonderd op. In 1901 waren het er drieduizend, in drie extra-treinen aangevoerd. Zij werden door de heilige in vorstelijk gewaad van het balcon af toegesproken en gezegend. In 1904 had de ontvangst in de kerk plaats en vertoonde Mrs. Eddy zich slechts even per rijtuig aan de deur. Sinds zijn die tochten gestaakt, schoon bij voortduring vereerders reikhalzend uitzien naar een glimlach of een blik. Een der daarmee bevoorrechten schreef: ‘Ik zal niet trachten de Leidsvrouw te beschrijven, noch kan ik zeggen wat dit korte oogenblik voor mij was en is. Ik kan slechts zeggen, dat ik weende en de tranen te voorschijn komen zoo vaak ik er aan denk. Waarom ween ik? Ik denk dat het is, omdat ik er behoefte aan heb te zijn als zij, en dat het tranen van berouw zijn. Het wordt mij nu eerst duidelijk wat Maria Magdalena deed weenen, toen zij in de nabijheid van den Nazarener kwam.’ En Mrs. Eddy van hare zijde vroeg: ‘Wie zal de grootste zijn?’ Een antwoord. ‘Wie zal het aardrijk beërven?’ ‘Wie zal wonen op den Heiligen berg?’ Telkens een antwoord. ‘Wie zal geroepen worden naar Pleasant view?’ Antwoord: ‘Hij die werkt en wacht; die de goddelijke vrijmoedigheid heeft om te zeggen: ik weet in wien ik geloofd heb.’ En zoo voort. Aan zelfgevoel heeft het de verheerlijkte nooit ontbroken. Deskundigen spreken in dit verband, met het oog op haar vrees voor het mesmerisme, van ‘paranoia’ in den
| |
| |
dubbelen zin van vervolgingswaan en hoogheidswaan. Eens schreef zij aan haar zoon: ‘Mijn leven is zoo rein als dat van de engelen. God heeft mij verheven tot mijn werk, en als het niet rein was, zou het geen goede vruchten voortbrengen. De Bijbel zegt dat men den boom kent aan zijn vruchten.’ En verder: ‘Ik ben alléén in de wereld, meer alléén dan een eenzame ster, ofschoon het door werkzame karakters en kundige geleerden naar waarde geschat wordt, dat ik op dit oogenblik de leidsvrouw ben van en gehoorzaamd word door driehonderdduizend menschen. De meest aanzienlijke nieuwsbladen verzoeken mij te schrijven over de meest belangrijke onderwerpen. Heeren en dames, graven, prinsen, marquisen en marquisinnen uit den vreemde schrijven aan mij op de meest eerbiedige wijze. Hoke Smith verklaart, dat ik de meest illustre vrouw ben op het vasteland - dit zijn zijn eigen woorden -. Onze senatoren en congresleden bezoeken mij om mij te raadplegen. Doch wat beteekent dit alles? Ik word er niet het minst hoogmoedig door, noch ook een greintje gelukkiger. Ik werk voor een hooger doel.’
Zoo geniet de eenzame ster slechts van haar eigen licht. Totdat - zij ondergaat? verbleekt? Ongeloovigen zullen misschien verwachten te eenigen tijde, spoedig wellicht, in de nieuwsbladen te lezen dat Mrs. Eddy ‘overleden’ is. Niet alzoo hare getrouwen. Die spreken van een ‘final demonstration’. Zij onderstellen, dat de aangebedene hare krachten spaart voor het verrichten van een laatste wonder, dat de wereld overtuigen zal. Dan zal zij haar meesterschap over den dood bewijzen. Dan zal zij hare laatste triumphen vieren, niet in den vorm van enkel levensverlenging, maar in dien van een laatsten strijd, een worsteling, waaruit zij getransfigureerd zal te voorschijn komen. Hadden zich vóór hare geboorte niet al de levenskrachten der wereld vereenigd in hare moeder, en had deze niet in de hoogste extase verkeerd, in de wetenschap dat zij aan een wonderkind het aanzijn zou geven? Aan een opvolgster van Mrs. Eddy te denken, zou heiligschennis zijn. Gelijk een der haren het uitdrukte: ‘Mrs. Eddy is en zal altijd zijn de eenige leidsvrouw van de Christian-science-beweging. Onder de echte Christian-scientisten kan het niet twijfelachtig wezen,
| |
| |
dat zij zal voortgaan hen te leiden tot de openbaring van eeuwig leven door geloof in God en recht verstand van de wet des geestelijken levens in Christus Jezus, die ons vrij maakt van de wet van zonde en dood.’
Als de werkelijkheid maar niet blijft verre beneden dit lichtend beeld! Als maar niet na de opheffing van den magischen dwang de individualiteiten zich doen gelden en het eene schisma na het andere optreedt! En vooral, als maar niet de onzekerheid van het eigendomsrecht op zooveel wereldsche bezittingen oorzaak wordt, dat de beweging grootendeels in hoogst prozaische procedures verloopt!
En nu ik toch zoo plotseling uit de hoogere sferen in de lagere ben afgedaald, is de overgang tot eenige statistieke mededeelingen niet al te storend meer. Zij mogen mijn historisch overzicht voltooien.
Het jaarverslag van 1907 spreekt van 43.876 leden van de ‘Mother-church’ en 42.846 van de ‘Branch-churches’. Daar verscheidene dezer samenvallen schat men het geheele aantal op zestig- of vijftigduizend. ‘Branch-churches’ waren er 710, waarvan 58 in den vreemde, en wel 25 in Canada, 8 in Mexico, 14 in Groot-Brittannië, 2 in Ierland, 4 in Australië, 1 in Zuid-Afrika, 2 in Duitschland, 1 in Frankrijk en 1 in Nederland. Van de laatste weten wij dat 's-Gravenhage er mee bedeeld is. Voorts zijn er nog 295 genootschappen, waarvan 30 in den vreemde, die nog niet den kerkvorm hebben aangenomen. Geautoriseerde geneeskundigen telde men 3515, maar allen in de Vereenigde Staten. Van de 247 daarbuiten herbergt Groot-Brittannië 119, Canada 63, Australië 18, Duitschland 15, en - om niet alle verstrooiden op te sommen - Nederland 4. Wij vermoeden, dat weer 's Gravenhage er mee bevoorrecht is, en meenen wel eens vernomen te hebben, dat hunne werkzaamheid aan de aandacht onzer gestudeerde doctoren niet te eenenmale is ontsnapt. In 1907. Nu schrijven wij 1909. Niet onwaarschijnlijk dat dus de meeste cijfers reeds eenigermate moeten worden aangedikt. En dertig jaren geleden kon de te Boston zich vormende gemeente ter nauwernood geld genoeg bijeenbrengen voor het huren van een lokaal!
| |
| |
| |
VII.
Een enkel woord ter waardeering van het verschijnsel nog ten slotte.
Natuurlijk splitst zich ook dat weer in tweeën. Eerst kome de heiliging en dan de heeling aan de beurt.
Dat de vindingrijkheid der menschen groot is op religieus gebied, heeft de geschiedenis ons reeds lang geleerd. In zoover behoeft het ons niet te bevreemden, als er gedurig iets nieuws opduikt. Vooral niet in Amerika. Had niet ook Joseph Smith met zijn boek ‘Mormon’ aldaar het grootste succes? Met hem stel ik Mrs. Eddy min of meer op ééne lijn. Bedriegers zou ik ze niet gaarne noemen, zoo min als Mohammed. Wie zal ons zeggen, waar bij dergelijke profeten de grens ligt tusschen de mystificatie van anderen en die van zichzelf? Zij leggen ons zielkundige problemen voor, bij de oplossing waarvan de grootste omzichtigheid ons voegt. Evenmin behoeft het ons te verwonderen, dat er verreikende invloed van de zoodanigen uitgaat. Op geestelijk gebied immers heerscht zekere aanstekelijkheid. Hoe zou dan niet een bezielde en energieke persoonlijkheid als Mrs. Eddy haar ideeën en denkmethode overplanten in hartstochtelijke volgelingen, die op hunne beurt ze weer verder dragen in steeds ruimeren kring? Als epidemieën, 't zij van ziekte of van gezondheid, gaan bewegingen als de door haar gewekte gewoonlijk heurs weegs. En wat ons vaderland betreft, men zou het bevreemdend kunnen achten, bij de algemeenheid en de snelheid van het internationaal verkeer, dat zoo betrekkelijk laat de uitheemsche plant hier is opgeschoten. Dit mag toeval zijn. Maar nu de ‘Christian science’ er eenmaal is, zou het gansch niet onnatuurlijk zijn, zoo zij rondom zich greep. Zij bezit namelijk allerlei hoedanigheden, die haar geschikt maken om als surrogaat te dienen voor degenen, bij wie het aan een krachtige en weloverwogen godsdienstovertuiging ontbreekt, Een luchtig tintje van orthodoxie, een ietwat benevelende gedachtengang, sobere, weinig omvattende leeringen: enkele onweersprekelijke waarheden, aanprijzing van algemeen gewaardeerde deugden, en daarbij een doorloopende ader van mystiek, en een zelfvertrouwen als uit den Hooge; het mysterieuse
en het klare, het hemelsche
| |
| |
en het aardsche, op gezellige wijze vereenigd in conventikelen van uitverkorenen, hoe zouden niet hongerende en dorstende zielen er op afgaan om te zoeken wat van hunne gading is? Een godsdienstonderwijs en een godsdienstig gemeenschapsleven, die werkelijk doel treffen, door voedend en verlichtend allen in staat te stellen in kalme verzekerdheid den weg te bewandelen die samenvalt met de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid, zij bestaan grootendeels slechts in de idee. De groote menigte blijft buiten het bereik daarvan. Toch leeft ook in haar zekere behoefte aan geestelijke bevrediging. Vandaar dat grijpen naar surrogaten, als theosophie, spiritisme, reddingslegerbijeenkomsten, en wat dies meer zij. Als zulk een surrogaat komt nu ook ‘Christian science’ zich aanbieden, en alleszins natuurlijk is het, dat deze en gene, straks menige andere misschien, er zìjn of haar via salutis in vindt. Wie evenwel zich omstraald weet van een hooger licht, zal er voor terugdeinzen schuil te gaan in hare nevelen.
En eindelijk de genezingen. Ook hier geen reden tot bijzondere bevreemding, maar evenmin tot navolging.
Niet onvoorwaardelijk te veroordeelen dunkt mij het advies om de ziekte te negeeren, haar dood te zwijgen. Als verweermiddel tegen de kleinzeerigheden van - ik zeg nog niet eens ‘malades imaginaires’, maar - sommige lijders aan weinig ernstige kwalen kan die methode uitnemende diensten bewijzen. ‘Doe of ge niets merkt’, die raad verdient in vele gevallen aanbeveling. In zoover dus hulde aan Mrs. Eddy. Overigens komt hare behandeling der patienten grootendeels neer op wat men noemt de expectatieve. In de geneeskunde immers pleegt men te onderscheiden tusschen de aggressieve, de homoeopathische en de expectatieve methode. Nu leert evenwel, naar ik meen vernomen te hebben, de statistiek, dat bij elk dezer methoden het aantal genezingen zestig procent bedraagt. Niet dat steeds dezelfde individuën het percentage samenstellen - de een vindt allicht bij de eene methode meer baat, de ander bij gene - maar over het geheel genomen staan de resultaten gelijk. Op die zestig procent genezingen dus al vast kan ‘Christian science’ rekenen, voor reclame overvloedig genoeg. Maar zij leert niet alleen afwachten, zij werkt ook op den geest door de gedachten te leiden. Zij suggereert. En daardoor verhoogt zij allicht het
| |
| |
percentage harer genezingen aanmerkelijk. Bekend is het werk van Louis Figuier: ‘Histoire du merveilleux’. Het zijn vier vrij lijvige deeltjes. De stof is beperkt. ‘Dans les temps modernes’, staat op den titel. Over Fakirs en Derwischen geen woord. Daar het boek van 1861 dagteekent, zwijgt het ook over de verschijnselen der laatste halve eeuw. Mesmer en Cagliostro krijgen ruimschoots hun deel. Maar aan Sequah en Lourdes komt de schrijver niet toe. En zoo dan ook niet aan ‘Christian science’. Hadde hij er zich mede bezig gehouden, zijn reeks welgestaafde wonderbare genezingen zou er aanmerkelijk door zijn verlengd. Want een onmiskenbaar feit is het, dat door middel van de psyche ten goede zoowel als ten kwade op het lichaam kan worden gewerkt. Dat o.a. functioneele stoornissen, zelfs langdurige, langs dien weg kunnen worden opgeheven, is een bekend feit. Mocht iemand er aan twijfelen, hij leze het werk van Dubois, ‘Les psychonévroses et leur traitement moral’. Of ‘Religion and medicine’ van de heeren Worcester, Mc. Comb en Coriat, leiders eener ‘Class for the treatment of nervous disorders’ te Boston, een boek, waarvan in 1908 alleen acht drukken zijn verschenen. Of, om ook een vaderlander te noemen, Dr. H.K.E. de Jong, ‘Das antike Mysterienwesen, in religionsgeschichtlicher, ethnologischer und psychologischer Beleuchtung’, een uitgave van nog jonger datum. Wie in dergelijke litteratuur zich verdiept heeft, zal zich weinig meer verwonderen over de breede vlucht, die ook weer dit nieuwste verschijnsel op het gebied van de ‘histoire du merveilleux’ genomen heeft. Gelijk er hongerenden naar den geest te over zijn, die grijpen naar al wat als voedsel wordt aangeprezen, zoo zijn er ook heilbegeerigen naar het lichaam in menigte, die gretig afgaan op al wat op gezondheid hun eenig vooruitzicht schijnt te bieden. Van den grooten Cagliostro tot
het eenvoudigst Staphorster boertje, zij tellen allen hunne patienten in overgrooten getale, en hunne genezingen desgelijks. Doch ook hier is een schaduwzijde, die niet mag worden voorbijgezien. Behalve dat het niet van beginselvastheid getuigt, zoo men op allerlei gerucht afgaat om zijn heil te zoeken, noch ook van gevoel van eigenwaarde, wanneer men zoo gemakkelijk te bedwelmen is, dreigt hier ook nog een niet te miskennen gevaar. Voor die schijnbaar wonderdadige ge- | |
| |
nezingen komen slechts in aanmerking de functioneele stoornissen. Wie lijdende is aan eenig organisch gebrek zal er vruchteloos heil van verwachten niet alleen, maar daarenboven kans loopen de mogelijkheid van herstel te laten verloren gaan door zich te vervoegen aan het verkeerde adres. De geschiedenis van ‘Christian science’ weet te verhalen van sterfgevallen, waarmede de rechtbank zich bemoeid heeft, omdat de suggestieve behandeling slechts een andere naam voor verwaarloozing was. De officiëele medische wetenschap moge geen onfeilbare zijn, in onzen tijd van psychologische en psychiatrische studiën is zij, meer dan ooit te voren, bij machte functioneele en organische stoornissen van elkaar te onderkennen, en geneigd het element van waarheid tot zijn recht te laten komen, dat aan de wonderpractijk haar succes verschaft, en wel met vermijding van de gevaren, waaraan de lijdenden bij behandeling door in den grond onbevoegden zijn blootgesteld. Wie wijs is, zou ik meenen, houdt zich aan den door soliede wetenschap gewezen weg.
H.U. Meyboom. |
|