hebbende organisatie is geworden, moet aan ieder burger durven zeggen: zóó en zóóveel vraag ik van u: maak uw budget op en reken na of gij het mij geven kunt, dan of uw vertegenwoordigers het mij moeten weigeren. Thans wordt, wat het Rijk vraagt, door niemand beseft, eer het te laat is.
Zulk een Rijkswaardige financieele politiek kan alleen worden gevoerd door een werkelijk uit het Rijk haar kracht puttende, aan het Rijk zich verantwoordelijk voelende regeering.
Het Duitsche Rijk bezit zulk eene regeering niet. De voorstellen die den Rijksdag worden aangeboden zijn niet afkomstig van een verantwoordelijk Rijksministerie, maar van een bondsraad die samengesteld is uit afgevaardigden van de particuliere landsregeeringen, en die beheerscht wordt door Pruisen.
Pruisen is de incarnatie van een beginsel dat zich overleefd heeft. Het groote Duitsche volk, in 1848 onbekwaam gebleken zich op eigen gezag als moderne natie te constitueeren, heeft zich de Pruisische dictatuur moeten laten welgevallen. Het behoeft die thans niet meer. De opvoeder heeft zijn taak volbracht en zich daarmede overbodig gemaakt. De leerling is hem boven het hoofd gegroeid. De autoritaire Pruisische staat toont zich een onbekwaam Rijksregeerder. Hij kàn het werk niet meer af. Hij is nog slechts een stuntelige antiquiteit, die vallen zal wanneer het kleinste steentje wordt losgebroken.
Het Pruisische regime heeft zich vereenzelvigd met de heerschappij eener militaire en bureaucratische kaste, die een groot verleden heeft maar een kleine toekomst. Ten gevolge van een monsterlijk onrechtvaardige kiesrechtregeling is de partij van het historische Pruisen nog meester in den Pruisischen landdag, maar het maatschappelijk overwicht behoort reeds aan anderen. Het is een anomalie, dat een groot industrieel rijk beheerscht wordt door zijn achterlijkste en armste gewesten. De Pruisische regeering zelve begint het te voelen. Dat zij voor haar ambtenaren millioenen en steeds meer millioenen noodig heeft, is een gevolg van de kunstmatige opdrijving der prijzen van alle eerste levensbehoeften, die zij, ter wille van de agrariërs beoosten de Elbe, door haar eigen tolpolitiek heeft uitgelokt en voortgaat te bevorderen. Het zinnetje in de troonrede van 20 October, hoe onschuldig het er uitziet, is het begin eener omwending van zaken. Zoodra het Pruisische