| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Balkan-crisis.
25 October.
Van de verlegenheid, waarin de Turksche omwenteling de mogendheden had gebracht, die zich de weelde eener Balkanpolitiek veroorloven, heeft Oostenrijk zich het eerst hersteld.
Eer bij de invoering der Turksche constitutie de moeilijkheid zich kon voordoen, of ook in Bosnië en Herzegowina verkiezingen moesten worden uitgeschreven, heeft Oostenrijk eigenmachtig deze krachtens het tractaat van Berlijn door zijn troepen bezette provinciën onder de souvereiniteit van zijn Keizer gebracht.
In den feitelijken toestand waarin de beide provinciën verkeerden verandert daardoor niets. Sinds 1878 en het daarop gevolgd aanvankelijk verzet der bevolking tegen de Oostenrijksche occupatie, heeft in die streken geen ander gezag dan het Oostenrijksche gegolden. Oostenrijk, dat geen koloniën had buiten Europa, heeft in Bosnië een aanzienlijk kapitaal gestoken, er de orde gehandhaafd, er een groote vermeerdering van welvaart gebracht. Die het gewest vóór en na 1878 bezocht hebben, verklaren het eenstemming voor bijna onherkenbaar. Dat het land ooit ofte immer weder aan de Turken zou worden ingeruimd, lag reeds geheel buiten het terrein der practische uitvoerbaarheden. De kaarten plachten het gebied Oostenrijksch te kleuren jaren lang vóór de annexatie eindelijk werd uitgesproken.
| |
| |
Intusschen waren, sedert het land van arm welvarend was geworden, de moeilijkheden voor Oostenrijk niet opgeheven, enkel van aard veranderd. Het regeeren over eene geordende maatschappij moge minder gebruik van militaire patrouilles vereischen dan het bedwingen van rooverbenden, het vordert meer en andere staatsmanswijsheid. Op den duur zou het land niet wel te regeeren zijn zonder deelneming der bevolking aan het bestuur.
Het Weener kabinet heeft in den zomer van dit jaar twee waarschuwingen gehad, dat deze hervorming niet te lang meer moest worden uitgesteld. Wij noemen de Groot-Servische agitatie, en den weerklank der gebeurtenissen te Konstantinopel onder de Bosniaken.
De bevolking van het land is naar den stam verdeeld in Serviërs en Kroaten, naar de geloofsbelijdenis in Roomsch-Katholieken, Grieksch-Katholieken en Mohammedanen. Deze laatsten maken 37% van het geheel uit; de Grieksch-Katholieken (allen van Servische nationaliteit) 43%, de Roomsch-Katholieken (allen Kroaten) 20%. Voornamelijk met deze Roomsche Kroaten, wier verwantschap met een zoo groot getal nabij gezeten Oostenrijksche onderdanen hen daartoe aanwees, heeft Oostenrijk tot dusver in Bosnië en Herzegowina geregeerd. De merkbare voorkeur, aan de Kroaten gegeven, ontstemde zoowel de Grieksche Serviërs als de Mohammedanen, en maakte hen vatbaar voor inblazingen van buiten af. In Augustus werd een groot komplot ontdekt, gesmeed te Belgrado, dat ten doel had de volken van Servischen stam in een Groot-Servischen staat te vereenigen. Hoe gering nu ook de machtsmiddelen van het koninkrijk Servië in vergelijking tot die der Donaumonarchie zijn, scheen het toch goede politiek, aan de Serviërs in Bosnië de staatkundige rechten niet langer te onthouden, waarvan hun stamgenooten in het koninkrijk sinds lang in het bezit zijn.
Bijzonder dringend werd de zaak, nu ook Turkije een constitutioneel land werd, en daarmede het gevaar opkwam, dat de Mohammedanen in Bosnië en Herzegowina onder het bereik zouden komen eener Jong-Turksche propaganda, die niet nalaten zou het beeld van Turksche nationale vrijheden op te hangen naast dat van Oostenrijksche militaire dictatuur. De Jong-Turksche beweging zou bij den hybridischen staatsrechtelijken toestand der beide
| |
| |
provinciën gemakkelijk eene aanleiding vinden zich in de Bosnische zaken te mengen; - of golden niet de provinciën in theorie nog steeds als deelen der Turksche monarchie, in 1878 aan anderen ten bestuur, maar niet in eigendom gegeven?
Er viel aan de zaak eene oplossing te geven in grooten stijl: Oostenrijks rechtstitel zelf in Bosnië en Herzegowina te veranderen eer Turkije geconstitueerd zou zijn. Daarvoor zou het verdrag van Berlijn moeten worden aangetast door de mogendheid zelf die bij dat verdrag het meest had geprofiteerd. Desniettemin heeft baron Aehrenthal de oplossing aangedurfd. Hij heeft de zaak voorbereid met eene sluwheid en uitgevoerd met eene beslistheid die hem met één slag tot den meest besproken diplomaat van Europa hebben gemaakt.
Zijn daad, kon hij vooruitzien, zou vier van de vijf groote mogendheden, die met Oostenrijk den areopagus van Europa vormen, in niet geringe beweging brengen: Rusland, Engeland, Duitschland en Italië. Rusland, zich toch reeds door het verdrag van Berlijn benadeeld achtend, zou nimmer in eene wijziging van dat verdrag ten voordeele van Oostenrijk berusten zonder door eigen voordeelen te worden schadeloos gesteld; Engeland, als constitutioneele modelstaat de mogendheid die sedert de overwinning der Jong-Turken te Konstantinopel het meest in aanzien is, zou schande roepen over een maatregel die de autoriteit der Jong-Turksche regeering zou kunnen ondermijnen nog voor die zich geheel gevestigd had; Duitschland, begeerig te Konstantinopel het gezag te herwinnen dat het eertijds genoot als erkend vriend van den autocraat, zou tusschen zijn Turcophilie en het belang der handhaving van een eng verbond met Oostenrijk in de knel komen; Italië, dat hunkert naar débouchés op de oostkust der Adriatische Zee, zou zich verzetten tegen eenzijdige bevoordeeling der positie van zijn concurrent; Frankrijk, op den Balkan zelf minder onmiddellijk geïnteresseerd, zou echter zeker ter wille van Oostenrijk de vriendschap met Engeland en Rusland niet verzaken. Al dezen tegenstand openlijk het hoofd te bieden was volstrekt onmogelijk; Aehrenthal heeft dus beproefd, Italië en Rusland in het complot te lokken. Hij bracht, zeer kort vóór zijn coup, bij Tittoni en Iswolski de inlijving van Bosnië en Herzegowina ter sprake als een op den duur onvermijdelijken maatregel, die met compensatiën voor Italië en Rusland
| |
| |
gepaard zou dienen te gaan: voor Italië zou deze kunnen bestaan in de opheffing van het Oostenrijksche politietoezicht in de Montenegrijnsche haven van Antivari en in contrôle op den spoorwegaanleg tusschen Donau en Adriatische kust; voor Rusland in de opening der Dardanellen voor de Russische oorlogsmarine.
Twee mogendheden werden buiten alles gelaten: Duitschland en Engeland. Hun verregaande vervreemding van elkander was Aehrenthal borg, dat zij zich na zijn waagstuk onmogelijk tegen hem zouden kunnen vereenigen. Duitschland is zoozeer geïsoleerd in Europa, dat het de verbinding met Oostenrijk-Hongarije volstrekt behoeft; de Duitsche vriendschap kon dus op een zeer zware proef worden gesteld. En wat Engeland betreft, doordat Oostenrijk geen overzeesche bezittingen en weinig overzeesche belangen heeft, kan het Engelands ongenoegen beter dan eenig ander trotseeren. In hoeverre ook te elfder ure aan Frankrijk een lokaas is voorgehouden in toezegging van vriendschappelijker bejegening van Fransche aanspraken in Marokko, is niet geheel opgehelderd; de poging moet zijn gedaan, maar de weerslag schijnt niet van dien aard te zijn geweest dat het tot tastbare voorstellen van Oostenrijksche zijde is gekomen.
Hoe juist Aehrenthal gezien heeft, dat hij geen Engelsch-Duitsche verstandhouding tot verijdeling van zijn coup had te duchten, heeft de uitkomst onmiddellijk geleerd. Het wantrouwen tegen Duitschland is in Engeland zoo groot, dat men in de gansche gebeurtenis, die Duitschland schrikbarend ongelegen kwam, te Londen aanvankelijk niets dan een Duitsche manoeuvre heeft gezien, om de Jong-Turken voor hun Engelsche sympathieën te straffen en te Konstantinopel de politieke reactie te doen zegevieren. Aehrenthal stookte dit vuurtje nog aan door te verklaren, dat zijn regeering zich in de engste verstandhouding met die van Berlijn bevond, en te Konstantinopel werden in de eerste dagen na de inlijving Duitschers en Oostenrijkers over één kam geschoren en met denzelfden boycot bedreigd. Duitschland heeft toen niet geschroomd bij een zeer energieke verklaring van zijn gezant te Konstantinopel, baron von Marschall, de medeverantwoordelijkheid voor de daad van zijn bondgenoot ten stelligste af te wijzen, en zijn vervolgens aangenomen houding bewijst voldoende, dat het
| |
| |
evenzeer als de anderen door Oostenrijk voor een fait accompli gesteld is, ten opzichte waarvan het zich de - zij het bij de noodzakelijke aanhouding van het Oostenrijksche bondgenootschap zeer beperkte - vrijheid van handelen uitdrukkelijk voorbehoudt.
Meer voor de hand liggend dan een Engelsch-Duitsche, zou een Engelsch-Russisch-Fransche breideling van Oostenrijk zijn geweest: uitvloeisel der politiek van Reval. De triple-entente, in betrekking tot haar aangekondigd object, Macedonië, tot nader order buiten effect gesteld naar aanleiding der omwenteling in Turkije, kon dan nu weer actief worden en haar dreigend gewicht doen gevoelen in de regeling eener andere Balkanzaak. Maar het meesterstukje van Aehrenthal is, ook dit grootste gevaar van alle te hebben bezworen door de keus van het compensatie-object dat hij Iswolski voorhield. De Dardanellenquaestie toch, en geen proefsteen zoo onmiddellijk als deze, moest het in de natuur der zaak liggend antagonisme tusschen Engelsche en Russische Balkanbelangen aan het licht doen komen. Dit had voor een Russisch minister van buitenlandsche zaken zoo evident moeten zijn, dat men zich afvraagt of de heer Iswolski bij zinnen kan zijn geweest, toen hij met zulk een vooruitzicht als zijn Weener collega hem opende, zich ook maar een oogenblik liet paaien.
Het doel van Aehrenthal werd geheel bereikt. De coup kon geschieden zonder dat met mogelijkheid in de eerste beslissende weken eene Europeesche combinatie kon worden gevormd die met eenige kans op gevolg aan Oostenrijk zijn succes kon betwisten. Het was een volmaakt imbroglio, waaruit Europa tot op den huidigen dag nog geen uitweg heeft gevonden.
Behalve de werking op Europa, moest ook die op de Balkanvolken worden berekend.
De onderneming verijdelde met den slag het groot-Servische komplot; Servië en Montenegro zouden dus onvermijnelijk optreden in de rol van vijanden. Daartegenover kon men zich verzekeren van de medewerking van Bulgarije, dat evenzeer als Oostenrijk eene rekening met de Porte had te vereffenen.
Vorst Ferdinand heeft ingezien dat eene kans als deze in geen menschenleeftijd terug zou komen; hij heeft dus toegetast met geen minder energie dan Aehrenthal zelf.
| |
| |
Ook ten opzichte van Bulgarije paste het verdrag van Berlijn in geenen deele meer op de huidige omstandigheden. Bulgarije's vassaliteit was sinds jaren een leugen: zonder den Sultan te vragen, heeft het land oorlog kunnen voeren tegen Servië, zonder den Sultan te vragen, heeft het zijn diplomatie ingericht en zich doen vertegenwoordigen ter Haagsche wereldconferentie. Ook de onderscheiding tusschen Bulgarije, vazalstaat, en Oost-Rumelië, provincie van het Turksche rijk onder bestuur van den vorst van Bulgarije, was sinds jaren een onwezenlijkheid geworden; de afhankelijkheid der provincie vond haar uitdrukking nog slechts in de betaling van een tribuut, en in de omstandigheid dat het gedeelte van den Orientspoorweg, dat door Oost-Rumelië loopt, niet onder Bulgaarsch beheer stond. Voor het overige werd de provincie volkomen als onderdeel van een zelfstandigen staat Bulgarije bestuurd.
Evenmin als Oostenrijk in Bosnië, kon vorst Ferdinand in Oost-Rumelië, of zelfs in eigenlijk Bulgarije het succes der nationaal-Turksche beweging gelaten afwachten. Eene verhouding, weinig gevaarlijk zoolang in Konstantinopel de kuur van den ‘Zieken Man’ verlengd werd, kon nu aanleiding geven tot conflicten die men beter deed af te snijden. Bulgarije heeft zich ten koste van groote offers, van het volk door de regeering gevergd, geheel geoutilleerd als een moderne, weerbare natie; het wil zijn souvereiniteit, die het metterdaad in staat is uit te oefenen, ook internationaal erkend zien. Er deed zich nu een onverwachte gelegenheid voor, de afkondiging dier souvereiniteit te doen plaats hebben onder omstandigheden, die een der twee naastbijgelegen groote mogendheden van te voren tot goedprating van deze schending van het verdrag van Berlijn verbonden. Terwijl te Budapest het noodige door vorst Ferdinand met de Oostenrijksch-Hongaarsche regeering werd overlegd, maakte de regeering te Sofia van de gelegenheid eener werkstaking van het personeel van den Oostrumelischen spoorweg gebruik, om die uit strategisch als economisch oogpunt even gewichtige lijn door Bulgaarsche militairen te doen bedienen, die haar niet teruggaven toen de werkstaking was geëindigd. Weinige dagen later, tegelijk met de afzending van Frans Jozef's brieven aan de Europeesche staatshoofden, waarin van de inlijving
| |
| |
van Bosnië en Herzegowina mededeeling werd gedaan, had de uitroeping van vorst Ferdinand tot Tsaar der Bulgaren plaats.
Aanvankelijk heette het, dat de nieuwe Tsaar in dreigenden vorm tot Turkije den eisch had gericht van onverwijlde erkenning. Men zag hierin een poging, om Turkije tot den oorlog te dwingen op een oogenblik dat Bulgarije gereed was en Turkije niet. ‘Tsaar der Bulgaren’; de titel zelf scheen een aanspraak in te houden op gezag ook over de Bulgaren die elders in het Turksche rijk gevestigd zijn, in Macedonië.
Het Turksche leger is veel talrijker dan het Bulgaarsche, maar moet voor het grootste deel uit afgelegen gewesten ontboden worden, zoodat een drie, vier weken lang het numerieke overwicht aan de zijde der uitstekend toegeruste Bulgaren zou zijn geweest, die aan de poort staan van Konstantinopel zelf.
Dit gevaar was oorzaak, dat aanvankelijk Europa aan het bedrijf van Ferdinand meer aandacht schonk dan aan dat van Aehrenthal; de ceremonie van Tirnovo werd trouwens een dag eerder bekend dan de inlijving van Bosnië en Herzegowina.
Maar het gerucht van een Bulgaarsch ultimatum bleek ijdel. Ongetwijfeld is Bulgarije besloten geweest tot onmiddellijke opening van vijandelijkheden, indien Turkije den indruk maken zou op een beslissing door wapengeweld aan te sturen; - en het was zeer mogelijk dat dit inderdaad geschieden zou. Hoe licht kon niet, naar aanleiding der vernederingen, die de Jong-Turksche regeering het land niet had weten te besparen, de reactie te Konstantinopel de overhand krijgen en aan de in de laatste maanden in staatkundige beroeringen onder de Turken opgewekte energie eene richting zoeken te geven tegen den buitenlandschen vijand. Met spanning las men de berichten van den weerslag van het gebeurde te Konstantinopel; zou het Jong-Turksche regime stand kunnen houden onder zoo zware beproeving? Tot veler verwondering ja, althans tot dusver. Het schijnt sterk te getuigen voor den ernst der Jong-Turksche beweging en voor de bekwaamheid en vaderlandsliefde van haar leiders, dat deze nauwelijks verwachte uitkomst mogelijk is gebleken.
Het was inderdaad heel wat gemakkelijker, bij de elken dag inloopende jobstijdingen het hoofd te verliezen en de krijgstrom
| |
| |
te roeren, dan zich op de ruimte te houden en het voorshands te laten bij een simpel protest, uitgebracht aan de onderteekenaars van het tractaat van Berlijn. Zulk een handelwijs was alleen mogelijk bij vertrouwen in de levens- en weerstandskracht van wat er nog van Turkije, ook in Europa, was overgebleven. En ja, dat vertrouwen was er en is niet beschaamd. Scheen het een oogenblik of de dag des verderfs voor geheel Europeesch Turkije nu dan eindelijk was aangebroken, de Jong-Turken wisten beter en durfden een afwachtende houding aan te nemen. De daad van Oostenrijk en Bulgarije had in de Turksche wereld geen erger gevolg, dan dat ook Kreta, dat mede nog slechts in naam tot Turkije behoorde, den laatsten band doorsneed en zijn aansluiting bij Griekenland uitsprak. Toen heette het dat Samos zou volgen, maar er gebeurde niets van, en zelfs Macedonië met zijn talrijke en gedeeltelijk gewapende Bulgaarsche elementen bleef rustig.
Van het oogenblik af, dat Turkije toonde hem niet te willen uitdagen, nam Tsaar Ferdinand een andere houding aan. Hij heeft te denken aan Europa, en is te verstandig om de lijst van stoutigheden, die hij zich door de groote mogendheden moet laten vergeven, langer te maken dan dringend noodig is. En het begon er immers al spoedig naar uit te zien, dat Europa de schending van het Berlijnsche tractaat wel zou legaliseeren, indien de beide belhamels zich verder rustig hielden en toelieten dat ook anderen eenige voordeelen namen ten koste van den beklaagden en bevoogden Turk. Door te veel op eens te willen, zou Bulgarije het behoud van het pas verkregene slechts problematiek maken. Dus hield het zich op alles gereed, ook en met name op de mogelijkheid van een vreedzame oplossing.
Turkije dan had geprotesteerd bij de onderteekenaars van het verdrag van Berlijn, en dezen gaven natuurlijkerwijs aanstonds te kennen, dat het geen hunner toekwam de bepalingen van dat verdrag eigenmachtig buiten werking te stellen, en dat dus de Bosnische en Bulgaarsche vraagstukken inderdaad voor hunne rechtbank behoorden. Maar hiermede hield ook de eenstemmigheid op. De mogendheden die, zooals Engeland, met oud-Turksch gebied reeds verzadigd zijn, of, als Frankrijk en Duitschland, enkel invloed van economischen aard te Konstantinopel begeeren, doch het niet op eenig deel
| |
| |
van Turkije's grondgebied of souvereiniteitsrechten voorzien hebben, zijn natuurlijk geneigd zich de taak niet moeilijker te maken dan noodig is, en willen dus het programma eener Europeesche conferentie over den Balkan tot de Bosnische en Bulgaarsche aangelegenheden beperken. Hierbij vinden echter Rusland en Italië hare rekening niet, die zelf een moot van de visch verlangen. Nu kwam deze tegenstelling van belangen niet aanstonds in volle scherpte aan het licht, omdat de gewichtigste besprekingen eerst plaats hadden te Parijs, waar men er meer dan elders op uit moest zijn de kloof tusschen beide groepen te overbruggen. Toen de bom barstte was de Russische minister van buitenlandsche zaken, die zooeven van Aehrenthal en van Tittoni kwam, op weg naar de Fransche hoofdstad, en onmiddellijk kreeg nu de ontmoeting met Pichon het karakter van een eerste Balkanbespreking tusschen twee der voornaamste onderteekenaars van het Berlijnsche verdrag. Iswolski was door Aehrenthal verrast; in de voorstelling waarmede hij door den Oostenrijker gemeenzaam was gemaakt, zouden de aanhechting van Bosnië en de vergoeding voor Rusland twee zijden van één zaak zijn, die nog niet zoo spoedig tot uitvoering zou kunnen worden gebracht. Nu Oostenrijk toegegrepen had zonder op Rusland te wachten, was Iswolski's reputatie er eerst recht mede gemoeid dat hij niet met leege handen huiswaarts keerde. Frankrijk, dat in de triple-entente van den zomer van 1908 een zoo uitermate gewichtige rol speelt, die de internationale beteekenis van het land hooger doet stijgen dan die nog ooit na 1870 heeft gestaan, is er vanzelf op uit die positie te handhaven en wilde dus den Rus even weinig ontmoedigen als den Engelschman reden van ontevredenheid geven. Zoo ging het een heel eind met Rusland mede dat zich het eerst aanmeldde, doch maakte het voorbehoud van volledige onderwerping der afspraken aan de goedkeuring van Engeland. Zoolang dit zich niet uitgesproken had
tegenover Iswolski zelven, kon het dus schijnen of eene quadruple-entente tusschen Rusland, Italië, Frankrijk en Engeland op het punt stond gesloten te worden. Welk een voldoening voor Frankrijk zou het zijn geweest, het verdrag van Berlijn, gedenkteeken van Duitschland's voorzitterschap in den Europeeschen raad, te doen herzien buiten Duitschland om! Maar het geheele plan is in duigen gevallen; het onderstelde een
| |
| |
niet bestaande vereenigbaarheid van Russische en Engelsche oogmerken in de Turksche wateren.
Dat de conferentie nog zoo spoedig niet bijeen zou komen, werd duidelijk zoodra Iswolski zich te Londen bevond. Ook Engeland hecht aan de handhaving der triple-entente en heeft Iswolski met eerbewijzen overladen en hem niets platweg afgeslagen; het is echter zijn hoofdeisch ontweken door de Dardanellenkwestie uit het te Parijs geredigeerde program te lichten en aan onderhandelingen, tusschen Rusland en Turkije direct te voeren, over te laten. De Turken weten wat dit beduidt; zij weten ook wat de Engelsche vloot zeggen wil, die tot bij Lemnos is opgestoomd onder mededeeling dat zij niet verder komen zal, tenzij ‘de omstandigheden’ dit noodig mochten maken.
Dat Duitschland door de vier mogendheden nog voor een feit zou kunnen worden gesteld, is reeds ten eenenmale uitgesloten. Het heeft integendeel tijd en gelegenheid gevonden zich uit de alles behalve benijdenswaardige positie, die het begin October innam, vrij te maken, althans een goed eind vrij. Het heeft zijn reputatie te Konstantinopel allerbelangrijkst kunnen verbeteren, zonder Oostenrijk te ontmoedigen, en ziehier hoe. De mogendheden, door Turkije ingeroepen en die begonnen waren te antwoorden in den toon van diepe zedelijke verontwaardiging, schenen al spoedig hoofdzakelijk bezig met de vraag te overwegen, niet welke vergoeding men Turkije zou kunnen bezorgen, maar wat Turkije nog zou kunnen afstaan om ook anderen dan Oostenrijk en Bulgarije tevreden te stellen. Duitschland had geen aandeel aan dit bedrijf; stond er van verwijderd voor aller oogen, en liet niet na te Konstantinopel te laten weten, dat het niet te vinden was dan voor eene conferentie die zich tot de regeling der Bosnische en Bulgaarsche aangelegenheden bepaalde. Feitelijk wenscht Engeland hetzelfde, maar Engeland heeft verbindingen die het belemmeren in de al te openlijke uiting van zijn gevoelen. Het kon onmogelijk, als Duitschland deed, den raad geven te beproeven de conferentie vóór te zijn en de zaak bij particuliere onderhandeling met Oostenrijk en Bulgarije af te doen. De Turken hebben het inderdaad beproefd, maar naar het schijnt zal de bevrediging toch niet op deze weinig omslachtige wijze tot stand kunnen komen. Oostenrijk noch Bulgarije
| |
| |
hebben de hooge financiëele vergoeding, waarop Turkije aanspraak maakt, willen toestaan; zij willen eenige offers brengen, maar niet, zooals Turkije nog blijft eischen, een deel der Turksche staatsschuld overnemen, noch (in het geval van Bulgarije) het Oostrumelische tribuut gekapitaliseerd in de Turksche schatkist storten. Intusschen heeft het intermezzo der directe onderhandeling de mogendheden der triple-entente doen zien dat het voor hun eigen aanzien gevaarlijk wordt, Duitschland langer buiten de besprekingen te houden. Iswolski is, met het nog geheim gehouden resultaat der Londensche overleggingen, zooeven te Berlijn aangekomen.
Dat de beide feiten van 5 October door eenige conferentie ter wereld weer ongedaan zouden kunnen worden gemaakt, gelooft niemand. Oostenrijk en Bulgarije hebben succes gehad door de slimheid en durf van hun leiders, zeker, maar toch allereerst doordat de zaken zelf die zij ondernamen zoo volkomen op de omstandigheden in de bewuste gewezen provinciën van het Turksche rijk pasten. Aan Turkije is niets ontnomen dan wat het feitelijk reeds sinds jaren niet meer bezat. Het was ook minder de vraag of Bosnië al of niet Oostenrijksch, Oostrumelië al of niet deel van een koninkrijk Bulgarije zouden kunnen blijven, die met onrust in Europa werd gesteld, maar of de daden van 5 October al of niet het begin zouden zijn der totale ruïne van Europeesch Turkije. Die vraag mag wel reeds ontkennend worden beantwoord.
Een nadeel van elke regeling, die Bosnië en Herzegowina voor goed aan Oostenrijk hecht, is deze, dat zij de Serven, welke spoorwegverbinding men hun ook als compensatie toedenke, in verbittering en onrust laat. Een ander gevolg zal zijn de verscherping van den nationaliteitenstrijd in de Donaumonarchie zelve, hetzij men deze nieuwe Slaven bij het Oostenrijksche dan wel bij het Hongaarsche deel daarvan onderbrengt. Of zal het gebeurde mede aanleiding worden tot de vorming van een zelfstandig Zuid-Slavisch rijksdeel? Maar dan zullen de Tsjechen eerst recht niet meer te regeeren zijn!
De Balkan-crisis heeft de aandacht van andere gewichtige dingen
| |
| |
afgeleid, gelijk bij het publiek zoo in onze kroniek. Er is de nadering der presidentsverkiezing in Amerika; er is de troonrede in Pruisen met zijn belofte van kiesrechthervorming; er is de publicatie, door de Vorwärts, van Sydow's eerlang officieel te wachten Rijksbelastingplannen, waarvan dat tot invoering eener belasting op gas en electriciteit al een storm begint te doen opgaan....; maar de lezer ga vrij tot 1 December.
C. |
|