Bibliographie.
E.J. Potgieter, Proza en Poëzie. Met zijn leven door Albert Verwey, Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zoon.
Op het te pas brengen van Fransche woorden verzot, zou Potgieter het gebruik van den term, waarmee Fransche zinnelijkheid zich-niet-opdringende vrouwelijke lichaamsweelde als de bekoring eener fausse maigre prijst, ter kenschetsing zijner hedendaagsche populariteit mij vast niet euvel hebben geduid. Nadat Brusse, ‘onder de menschen’ speurend, onlangs in het hol beland is, waar men den zielenhandel drijft, die den fatsoenlijken burgermansnaam van een schrijver, zonder dat hij daar iets van weet, in een advertentie van ‘goedkoope boeken’ kan brengen, is er nieuwe reden om aan te nemen, dat over een schrijver ‘in kwaad gerucht’ geen wolve-wee behoeft geroepen. Potgieter leeft. Hij wordt gelezen. Zelfs indien we aannemen, dat van verkochte boeken er 50 percent ongelezen op de boekenrekken blijven, zijn er van Potgieter's proza vijf, van de poëzie drie edities wel opengesneden, want een exemplaar der tiende van het eerste, der zesde van de tweede ligt vóór mij.
Waarlijk een feestuitgaaf is dat, met het kostelijk-karakteristieke portret, door Dupont gegraveerd; en met, in één kartonnen houder, als vijfde boek dat prachtige Leven, waarmee Verwey zich voor goed heeft geplaatst als de ‘jongere’, die Potgieter het naast staat.
J.d.M.