De Gids. Jaargang 72
(1908)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
Twee inedita van Potgieter.I.Op verzoek der redactie deel ik twee nog onuitgegeven stukken, in mijn bezit, mede. Het eerste - een schrijven door mij te laat gevonden om nog in de uitgave der Brieven te worden gedrukt - is zeker in de Gids niet misplaatst. Het is voor een goed deel gewijd aan één der schoonste en meest bekende gedichten door Potgieter in dit tijdschrift gepubliceerd: Ter Gedachtenisse, gevoegd bij het nummer van November 1863. In den zomer van 1867 werkte Potgieter aan de uitgave van het eerste deel zijner Poëzy, waarin ook dat gedicht werd opgenomen en mijn vader las een proef. In den thans door mij medegedeelden brief verdedigt Potgieter sommige uitdrukkingen of licht die nader toe, zoodat wat hij schrijft een gedeeltelijke commentaar is van den dichter op zijn eigen werk. De heer Fischer, in den brief genoemd, een van Potgieter's goede vrienden, was consul van Nederland te Genua; Potgieter was, met mijn vader, zijn gast geweest te Genua in Mei 1865.Ga naar voetnoot1) Het overige behoeft geen toelichting. | |
[pagina 501]
| |
Lieve Vrienden! | |
[pagina 502]
| |
en kunt Gij U een uurtje van 't zoet gezelschap van Lidewyde speenen, ontferm U over bl. 7, 9 en 10. | |
II.Het tweede ineditum - op een afzonderlijk blad gevoegd bij de Speelgoed-Phantasie van December 1866, bekend door het gezegde in mijns vaders studie over Potgieter in dl. XIII der Litter. Fantasien en Kritieken - is slechts een kleinigheid, maar eene die, als ik het wèl heb, op nieuw bewijst dat Potgieter, als Mevr. de Sévigné en Voltaire, de gaaf had geestig en bevallig te zijn, ook in kleinigheden. Mijn ouders hadden op Bloemendaal een hondje, een smousje, dat weldra op het dorp lastig bleek,Ga naar voetnoot2) zoodat zij niet rouwig waren toen de arme Smous, denkelijk door bemiddeling van Potgieter, een nieuw tehuis had gevonden te Amsterdam, bij een paar stemmige, strenggeloovige dames. Voor den ondergeteekende, toen | |
[pagina 503]
| |
tusschen de zes en zeven jaar, moet - hoewel hij het zich op dit oogenblik niet juist herinnert - het heengaan van zijn speelkameraad een groot verdriet zijn geweest; en Potgieter zal, met zijn onuitputtelijke bereidwilligheid, wel beloofd hebben, om mij te troosten, verslag te zenden van Smous' wedervaren in de hoofdstad. Tevens wekte de tegenstelling tusschen het ultra-‘moderne’ Sorghvliet en de orthodoxe omgeving, waarin het hondje te Amsterdam was geplaatst, zijn humor; hij gaf dus aan zijn bericht den volgenden vorm: | |
bulletin van Smous.Droevige gevolgen der opvoeding in een modern huishouden. De regtzinnigheid van verre ruikende, was hij in de sabbathstille woning eerst verdrietig, somber, duf - maar bemerkte alras dat in de keuken geen vroomheid te vreezen viel - de Friezin praat bij wijlen. Daar gaat het dus goed, maar in de salon, bij de dames, beeft hij als een juffertjes hondje, en is blijde als hij zijn hielen kan laten zien. Voor copij-conform: G. Busken Huet. Parijs. |
|