| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Bülow te Rome. - Asquith. - Potocki. - Eduard te Kopenhagen.
De Rijksdag is op reces, en het conservatief-liberale bloc tot zoover in stand gebleven. Vruchten: de wet op het recht van vereeniging (met de beruchte taalparagraaf) en de beurswet. Blijven de liberalen bij het bloc, dan zal hun naaste werk moeten zijn het helpen stoppen van den gapenden kuil in de Rijksfinanciën door.... zware verbruiksbelastingen. Vroolijk vooruitzicht!
Met de forceps is de wet op het recht van vereeniging gehaald. De liberalen hebben voorgestemd om niet te worden uitgeschakeld, om de vorming eener nieuwe conservatief-clericale meerderheid te verhinderen. Hoe hun deze bekentenis van zwakheid bekomen zal, staat nog te bezien. Reeds zijn, op den partijdag der ‘Freisinnige Vereinigung’ te Frankfort aan den Main harde woorden over verloochening der liberale beginselen gevallen, vooral uit den mond van den bekenden Dr. Barth en van den hoogleeraar Gothein, en nadat de meerderheid hem ongelijk gegeven had, is Barth uit de partij gegaan. ‘Wij konden zoo'n sterke positie innemen,’ is er gezegd: ‘met conservatieven en nationaal-liberalen konden wij de regeering aan een meerderheid helpen voor haar nationale doeleinden; met centrum en sociaal-democratie reactionnaire wetten tegenhouden. Thans zal het centrum meer en meer democratisch worden, en aan het eind zullen de vrijzinnigen, tot hulpbende der conservatieven verlaagd, het kind van de rekening zijn.’
In Pruisen zal men nu verkiezingen voor den Landdag hebben.
| |
| |
Het liberalisme was in 1907 een agitatie begonnen voor invoering van het geheime en directe Rijkskiesrecht ook voor Pruisen, maar Bülow heeft in Januari 1908 dezen eisch platweg afgewezen en alleen een vage toezegging gedaan van een beperkte kiesrechthervorming te eeniger tijd. Men weet dat van de drie klassen van belastingbetalers, die elk een gelijk aantal kiezers aanwijzen, de laagste klasse 80, de middenste 15 en de eerste 5% van de gezamenlijke stemgerechtigden omvat. De conservatieven, die aan dit monstrueuse, uit den reactietijd van 1850 dateerende kiesrecht een overweldigende meerderheid in den Landdag danken, willen van geen hervorming weten, ook niet van een dringend noodige redistributie der zetels naar de sedert 1850 sterk gewijzigde bevolkingsdichtheid. Bülow zal nu waarschijnlijk, als de verkiezingen wat meer liberalen in den Landdag mochten brengen, een hervorming voorstellen, die de schreeuwendste misbruiken eenigszins verzacht, maar daarbij toch meer de conservatieven, die ongetwijfeld de sterkste partij zullen blijven, dan de liberalen naar de oogen hebben te zien.
De linksliberale fractiën trachten nu het parool uit te geven: geen stem op een tegenstander van het Rijkskiesrecht voor Pruisen; maar hierin krijgen zij de nationaal-liberalen niet mee. De gelijktijdige existentie der twee zoo hemelsbreed verschillende kiesstelsels leidt in onderscheiden Pruisische provinciën tot de zonderlingste compromissen. Zoo zijn de conservatieven in de provincie Sleeswijk-Holstein veel te zwak, om ergens een der hunnen in den Rijksdag verkozen te krijgen, maar sterk genoeg, om, tegen sociaaldemocraten en links-liberalen, de meerderheid aan de candidaten der nationaal-liberalen te verzekeren. Zij doen dit dan ook sedert jaren op voorwaarde, dat de nationaal-liberalen zich voor den Landdag met minder zetels vergenoegen, dan waarop hun getalsterkte hun recht zou geven, en voor de rest de conservatieve candidaten overnemen. Zoo is een energieke liberale concentratie bij de Landdagsverkiezingen onmogelijk zonder de positie der nationaal-liberalen in den Rijksdag in gevaar te brengen, De nationaalliberalen toonen zich dan ook in den strijd voor de kiesrechthervorming tamelijk lauw. Een tijdlang had het den schijn, alsof de vereenigingen van jong-liberalen, die zich met het verkiezingswerk ten behoeve der nationaal-liberale partij belasten, op de leiders der partij pressie zouden uitoefenen ten gunste van een
| |
| |
nauwer verbond met de links-liberalen, maar op den jongsten partijdag, te Kassel, is dit gevaar bezworen. De vooruitzichten voor een krachtige actie der vereenigde liberalen van alle gading bij de verkiezingen voor den Landdag staan dus slecht, en indien de links-liberalen er voor blijven terugdeinzen een oppositie- in plaats van een blocpartij te worden, zal Bülow zijn tot dusver gevoerde, in hoofdzaak reactionnaire, binnenlandsche staatkunde nog eenigen tijd kunnen voortzetten.
Intusschen maakt hij van het reces gebruik tot een voorjaarsreis. Bezoekt de Keizer zijn Achilleion, de Kanselier kan zich verlustigen in den aanblik der villa Malta, die hem vanaf 1 Januari 1909 zal toebehooren. ‘Neem ik mijn retraite’, vertelde hij aan een Italiaansch senator, ‘dan kom ik elken winter naar de Eeuwige Stad.’ Of het dan zoo dicht aan een retraite toe is? De aankoop geeft te denken. Bülow zal in de Europeesche politiek zeer gemist worden. Het mag gezegd, dat hij in zijn zeer moeilijken post een groot gevoel van verantwoordelijkheid heeft getoond, en dat, naast een gepast besef van de waarde der Duitsche belangen, de zin voor de belangen van den Europeeschen vrede in geenen deele ontbrak.
Met Tittoni zal vooral over het Macedonische vraagstuk zijn gesproken. Engeland en Rusland hebben ieder hun plan geproduceerd, en Bülow met zijn bondgenooten zal de beslissing moeten geven. Hij heeft laten doorschemeren, dat het Engelsche plan hem toeschijnt de positie van den Sultan te veel te verzwakken, en schijnt zich van de volledige medewerking van Italië met Duitschland in zake het Balkanvraagstuk te hebben verzekerd. Niet zonder van zijn kant ook iets voor Italië te moeten doen. Dat de Italiaansche vlootdemonstratie tegen Turkije, om permissie tot de inrichting van vijf Italiaansche postkantoren in het Turksche Rijk te verkrijgen, zoo onmiddellijk en volledig succes heeft gehad, kan niet zonder bemoeiing der Duitsche diplomatie zijn geschied. De verhouding tot Engeland stelt Italië in staat, van tijd tot tijd Duitschland er aan te herinneren, dat het in het Drievoudig Verbond blijft niet alleen ter wille van Duitsche, maar ook van eigen belangen.
Evenzeer als de berichten uit Rome, laten een rede van Iswolski in de Doema, en een mededeeling van Aehrenthal aan
| |
| |
den Weener correspondent van den ‘Matin’ verwachten dat de mogendheden van het Drievoudig Verbond het over de Balkanpolitiek eens zijn geworden, en dat de beslissing vallen zal tegen het Engelsche project. Zoowel te Rome als te Weenen wordt er evenwel de nadruk op gelegd, dat men voor het oogenblik meer hechten zal aan instandhouding van het Europeesch concert ten opzichte van Macedonië, dan aan oogenblikkelijke tenuitvoerlegging van ingrijpende hervormingen in die provincie zelf. Als dit nu maar niet beteekent dat men voortsukkelen zal met halve maatregelen, tot de Macedoniërs zelf voor een bloedige ontknooping zorgen. Het is niet tijd voor concert alleen, maar voor actie.
Niet minder dan Bülow's verkeer met Tittoni, heeft zijn gehoor bij den Paus de aandacht getrokken. Over Polen is geen woord gerept; het onderhoud heeft over het Duitsche Centrum en over de instandhouding der vriendschap tusschen Keizer en Paus in buiten-Duitsche aangelegenheden geloopen, die naar beider inzicht onverzwakt gehandhaafd blijft ook na den omkeer in de binnenlandsche politiek, waarbij het Centrum in de oppositie is gekomen. Voor Bülow een succes. Het Centrum doet wel al het mogelijke om het den schijn te geven alsof de Regeering op een nieuwen ‘Kulturkampf’ aanstuurt, maar het vindt te Rome na de verzekeringen van Bülow geen geloof. Deze houding van het Vaticaan is voor de ontwikkeling der binnenlandsche verhoudingen in Duitschland van veel gewicht. De Curie stelt het voordeel, dat het gebruik van prikkelende leuzen aan de clericale partij in Duitschland zou kunnen bezorgen, achter bij het belang eener goede verstandhouding tot de Duitsche Regeering, op welke partijen deze voor het oogenblik dan ook steune. De Curie toont zich, niet voor de eerste maal, elastischer dan de partij die haar naam in het vaandel schrijft. Zij acht de positie van de geloofsgenooten als zoodanig in Duitschland niet in gevaar, en weet dat de Keizer te veel waarde hecht aan haar vriendschap, om aan een werkelijk anti-clericale politiek in het Rijk te denken.
Behalve met den Paus en met Merry del Val, is Bülow ook met Rampolla in gesprek geweest. Dit bezoek heeft Rampolla weder eens over de tong doen gaan als toekomstige Paus. Maar Rome is nooit zonder geruchten van dien aard, en men weet hoe weinig peil op de uitkomst van een conclave valt te trekken; - | |
| |
een conclave waarvan bovendien niemand thans het oogenblik voorspellen kan!
Nauwelijks was Asquith met de reconstructie van het kabinet gereed, of zijn voorganger, Campbell-Bannerman, is overleden. Geen naam die klank zal houden onder die van Engeland's groote staatslieden, maar een haute utilité in de omstandigheden waaronder het liberale kabinet indertijd optrad. Hij had de gave van zijn vrienden te houden en er geen vijanden bij te maken. Hij heeft dingen van zeer verre strekking aan de orde gesteld: sociale wetgeving, positie van het Hoogerhuis, maar afgedaan is er nog niet één. Echter zal zijn naam verbonden blijven aan de koloniale politiek die Transvaal en Oranje-Vrijstaat zoo ruime autonomie schonk; terwijl ook niet vergeten zal worden Campbell-Bannerman's warm interest voor de gemeenschappelijke belangen der moderne volken. Het volslagen fiasco der ontwapeningsidee (zijn lievelingsdenkbeeld) op de jongste vredesconferentie heeft hem diep teleurgesteld en is vermoedelijk niet zonder invloed gebleven op den staat zijner gezondheid.
Intusschen komt Asquith voor de zware taak, om, zonder Campbell-Bannerman's persoonlijke populariteit, met de heterogene meerderheid van liberalen, arbeiders-afgevaardigden en Ieren voort te regeeren, de groote aan de orde gestelde quaestiën tot oplossing te brengen en een houdbare positie voor te bereiden bij de eerstvolgende verkiezingen. Asquith is zoo knap, zoo scherp, zoo gevreesd en ontzien; - maar hij is, o! zoo weinig populair. Geheel een Oxford-man, met altijd iets van het odi profanum vulgus et arceo in zijn wezen. In zijn vorige positie was hij tot concessiën aan de linkerzijde der regeeringspartij nimmer bereid. Nu evenwel moet hij meer dan leider eener fractie, moet hij leider der verbonden meerderheid zijn. In zijn reconstructie is hij beter geslaagd, dan bij zijn gespannen verhouding tot de radicale elementen was te hopen. Dat hij zijn partijgenooten in engeren zin, Haldane en Sir Edward Grey, zou behouden, was te voorzien; dat Winston Churchill opklimmen zou, werd ook algemeen verwacht (maar velen hadden gedacht, naar den post van secretaris van staat voor de koloniën, die evenwel, door een niet-verwachte wending, aan Lord Crewe is toebedeeld). Maar de eigenlijke
| |
| |
teekening komt in het geval door de verheffing van den radicalen Lloyd George tot Chancellor of the Exchequer, het tweede ambt in den Staat. Winston Churchill volgt Lloyd George op als president van het handelsdepartement.
Lloyd George, voor weinig jaren nog een onbekend procureurtje op een dorp in Noord-Wales, is een der sympathiekste figuren in het geheele Kabinet. Een zeer strijdbaar radicaal, en als vechter voor zijn partij naar voren gekomen, maar die, in een ambt gezet, van het echte hout is gebleken waaruit men ministers maakt. Alles wat hij aanpakt behandelt hij met een originaliteit, een zin voor het reëele, een afkeer van officieele beuzelarij en wijdloopigheid, die in ‘het practische Engeland’ (dat tegelijk het land van cant en red tape is) minder algemeen zijn dan men dikwijls denkt. Zoo was het een gemeenplaats geworden, dat aan een moderniseering der Londensche inrichting van havenbestuur zooveel vast was, dat niemand er aan kon denken dien boel op te frisschen. Lloyd George heeft den stier bij de horens gepakt - en nu verbaast zich ieder eigenlijk alleen dáárover, dat het niet al veel eerder gebeurd is. Niet onwaarschijnlijk zit in Lloyd George een groot stuk toekomst der liberale partij; meer, wil mij voorkomen, dan in den altijd een ietsje te lawaaierigen Winston Churchill. Of die eigenlijk niet meer schrijver en redenaar is, dan staatsman? Zijn boek over zijn vader is, en terecht, een der zes of acht beste biographieën der in deze soort boeken zoo rijke Engelsche letterkunde genoemd, en zijn redevoeringen in verkiezingsdagen zijn savoureus, en slaan in. Maar of hij een groot regent of administrateur is? In de koloniën, die hij zoo druk bereisde, sprak men veel over zijn malligheden, en had niet zoo heel hoogen dunk van zijn kennis van zaken. Op het oogenblik staat hij er voor, hoe de Iersche arbeiders te Manchester voor zijn persoon te doen stemmen, terwijl de sandwichman Asquith, naar de teekening van Reid in Punch, wel vóór op het bord heeft staan: ‘Home Rule’, maar van achteren: ‘Some time or other’. Die
‘time’ zal nu, naar Winston's verkiezingsspeeches, aanbreken na de eerstvolgende algemeene verkiezingen. Die Asquith's verleden kent, zal het niet licht gelooven. - (Naschrift: De Ieren te Manchester hebben' volgens de berichten, toch nog op Winston gestemd, maar niettemin is deze gevallen, terwijl in een ander district de meerderheid voor
| |
| |
den nieuwen President of the Board of Education, Runciman, zeer geslonken bleek. De reconstructie van het Kabinet houdt het doorslaan van den slinger naar de unionistische zijde geen oogenblik tegen.)
De moord op graaf Potocki, stadhouder van Galicië, door een Roetheensch student, heeft de wereld, wier sympathie onlangs was voor de Polen in Pruisen, er weer eens aan herinnerd hoe de Polen zelf met andere nationaliteiten leven, waar zij de baas zijn. De Kölnische Zeitnng en andere officieuse organen in Duitschland roepen nu: ‘Zie toch wat die Polen zijn’. Zij moesten liever inzien, dat nationaliteitsverdrukking altijd in tooneelen van bloed en jammer eindigt. De omstandigheid, dat graaf Potocki persoonlijk geen schuld schijnt te hebben gehad aan de schandelijke practijken die in zwang waren om te verhinderen dat de Roethenen zich bij de verkiezingen in die mate konden doen gelden als waarop hun getal hun aanspraak gaf, maakt de zaak des te tragischer.
De Noord- en Oostzeeverklaringen zijn onderteekend en de teksten publiek gemaakt. Het maakt een bevredigenden indruk dat tot dusver in geen enkel land een poging gewaagd wordt om ze voor te stellen als meer of minder waard dan ze inderdaad zijn. Een dwaas die ze kleineeren zou; een grooter dwaas die thans op rozen ging slapen. In verband met de openbaarmaking der verklaringen trekt de reis van Koning Eduard naar Kopenhagen en Stockholm de aandacht. Het denkbeeld der verklaringen is uitgegaan van Duitschland, en Engeland acht het niet ongepast om Denemarken en Zweden er juist nu op dit oogenblik aan te herinneren dat de vriendschap niet alleen van Duitsche zijde komt. Of er nu ook getracht is, invloed te oefenen op de defensieplannen voor Kopenhagen? De vraag is, of men de hoofdstad alleen van de zeezijde, of ook door werken te land moet bevestigen. Om bij de kosten te kunnen komen, wil een groote partij de zaak zooveel mogelijk beperken, en als men op Seeland werken moet aanleggen, die tegen het leger eener groote mogendheid inderdaad iets beteekenen, worden de uitgaven misschien hooger dan Denemarken ze zonder bezwaar dragen kan. Maar het onverdedigd laten van Kopenhagen aan de landzijde zou kunnen worden opgevat als een betuiging, dat men alleen aan de mogelijkheid van een aanval ter zee gelooft.
| |
| |
Het zal interessant zijn te volgen, hoe zich, nu na het tot stand komen der Noord- en Oostzee-ententes, deze ook voor Nederland niet onbelangrijke zaak ontwikkelt. Voor het oogenblik is de toon van de meerderheid der Deensche persorganen zeer Engelsch, en zoolang Engeland den vrijhandel getrouw blijft, zal Denemarken het oor niet spoedig sluiten voor adviezen uit het land, waaraan het zijn boter slijt.
Het heeft de aandacht getrokken, dat bij de grensregeling tusschen den Franschen Congo en het Duitsche Kamerun (waarbij voor de rechtlijnige een natuurlijke grens in de plaats gesteld wordt), de Franschen aan de wenschen van Duitschland zeer ver zijn tegemoetgekomen. In de Fransche pers is te verstaan gegeven (en in de Duitsche tot dusver niet stellig weersproken), dat een wederdienst van Duitschland in zake Marokko hierop het redelijkerwijs te verwachten antwoord zal zijn, en dat weldra de gezant Cambon nieuwe en voor Frankrijk gunstig uitzicht openende onderhandelingen met Bülow zal te voeren hebben. Of de verwachte dienst betrekking zal hebben op maatregelen van uitvoering alleen, dan of de mogelijkheid eener wijziging van sommige der artikelen zelf der acte van Algeciras te Berlijn werkelijk overwogen wordt, zal de toekomst moeten leeren. Het verdrag, dateerende uit een tijd van wrijving en wantrouwen, en bovenal berekend om een einde te maken aan een oogenblikkelijke spanning tusschen mogendheden in Europa, is zeker voor verbetering vatbaar.
C. |
|