| |
| |
| |
Een kwarteeuw constitutioneel koningschap.
The Letters of Queen Victoria. A Selection from Her Majesty's Correspondence between the years 1837 and 1861, published by authority of H.M. the King; edited by Arthur Christopher Benson and Viscount Esher. In three volumes. London, John Murray, 1907.
Dit boek geeft meer dan ons opschrift zegt. Ook de persoon van koningin Victoria als dochter, als echtgenoote, als moeder. Maar het belangwekkendste is toch de Souvereine.
Voor een groot deel zou men het ook kunnen noemen: het boek van den Prins-Gemaal. Want in het verkeer met vorsten en ministers heeft hij veelal de pen zoo al niet gevoerd, dan toch bestierd.
Toch weer niet zóó, dat Victoria's persoon daarbij buiten het gezicht valt. In geenen deele.
Het is een belangrijk stuk geschiedenis dat in dit boek ligt. Van de individuen, maar ook van de ontwikkeling en eigenaardige positie van het Engelsche koningschap. Leerzaam voor Nederland in de omstandigheden waarin het heden ten dage is geplaatst.
Men kan er uit zien wat het constitutioneele koningschap zijn kan, en waardoor het dit zijn kan.
Maar eerst over het boek, en dan de nabetrachting.
Met haar geest van orde en netheid, heeft koningin Victoria alle bescheiden, op haar persoonlijk leven zoowel als op haar werkzaamheden als vorstin betrekking hebbende, bewaard, geordend en geannoteerd, of liever, zij en haar gemaal hebben het samen
| |
| |
gedaan. Omtrent den staat van de bescheiden over Victoria's leven en regeering na 1861 (sterfjaar van den Prins-Gemaal) wordt in de inleiding niets medegedeeld, maar die van de stukken tot 1861 vrij uitvoerig beschreven. Zij vormen een reeks van meer dan vijfhonderd gebonden deelen in voorbeeldige orde, voor de toekomstige geschiedschrijvers zeker een verzameling van het uiterste gewicht. Aan uitgeven dier stof op eenigszins uitgebreide schaal is natuurlijk vooralsnog niet te denken: er zijn zooveel onderwerpen en afdeelingen als er bemoeiingen der Engelsche regeering zijn.
Het doel dat koning Eduard zich gesteld, en dat hij den heer Benson en burggraaf Esher voorgehouden heeft, wordt dus omschreven: ‘to publish specimens of such documents as would serve to bring out the development of the Queen's character and disposition, and to give typical instances of her methods in dealing with political and social matters - to produce, in fact, a book for British citizens and British subjects, rather than a book for students of political history. That the inner working of the unwritten constitution of the country; that some of the unrealised checks and balances; that the delicate equipoise of the component parts of our executive machinery, should stand revealed, was inevitable.’ Dit programma is uitgevoerd met al de onbeschroomdheid, waarmede men in Engeland zulke zaken aandurft, en die een der meest sympathieke zijden van het Engelsche volkskarakter uitmaakt. Die de geschiedenis van het behandelde tijdvak, en Victoria's plaats daarin, reeds eenigermate kent, zal spoedig bespeuren, dat van de werkelijk belangrijke en delicate aangelegenheden geen enkele is vermeden of weggestopt. Het boek is eerlijk in de hoogste mate; het geeft wat het belooft. Dit is te meer te waardeeren, daar in Victoria's aard en briefwisseling het klein-menschelijke niet ontbreekt, ja er zelfs een groote plaats bij inneemt. Maar het kleine stuit niet, omdat het echt is, omdat het zich van harte gaarne in dienst begeeft van grooter, zich oplost in de harmonie van een warm voelende natuur, die zich de hooge roeping ieder oogenblik bewust blijft. Er is misschien geen ander land ter wereld, waar zulk eene onderneming, verricht op koninklijken last, zoo vrij zou kunnen blijven van allen zweem van byzantinisme. Zij eert gelijkelijk den vorst en zijne dienaren.
| |
| |
Toen Victoria aan de regeering kwam, was het aanzien van het Engelsche koningshuis laag gezonken. Voor zijne constitutioneele positie was beslissend geweest de omwenteling van 1688, die het persoonlijk gouvernement in Engeland ten val bracht. Sedert regeerde, een eeuw lang nagenoeg onbeperkt, de aristocratie der Whigs. De koningen waren Hannoveranen, die zelfs geen Engelsch konden spreken; vreemdelingen, opgesloten in een paleis.
De eerste koning die in het land geboren was en zich Engelschman voelde, George III, beleefde de ontbinding der oude regeeringspartij en trachtte er zijn voordeel mede te doen tot versterking zijner positie als monarch, maar was niet bekwaam genoeg om in die richting veel te bereiken. De poging tot wederinvoering van het persoonlijk gouvernement mislukte geheel en al; wat evenwel bleef was een vrijere positie van het koningschap tegenover de partijen, die voortaan beurtelings tot de regeering konden worden geroepen. Het koningschap van het huis Hannover had opgehouden een verschansing der Whigs te zijn tegen de Tory's; de koning was eerevoorzitter geworden van de geheele natie. Maar de individuen begrepen niet welke plichten die positie hun oplegde. George IV, regent voor zijn krankzinnig geworden vader en vervolgens zelf koning, werd om zijn schandaleus gedrag door de meerderheid van het Engelsche volk diep veracht; in mindere mate waren het al zijne broeders. De familie scheen hare positie op te vatten als een vrijbrief voor woestheid en willekeur, en ‘redeeming qualities’ stonden er nagenoeg niet tegenover. Het was een verademing, toen in 1837 de kroon toeviel aan een meisje van achttien jaar, eenig kind van den vierden zoon van George III.
Zij had een eenzame jeugd gehad. Haar vader was een jaar na hare geboorte gestorven; hare moeder, een prinses van Coburg, werd door George IV en Willem IV met minachting en vijandschap bejegend, maar had de geestkracht gehad zich te verzetten tegen alle inmenging in de opvoeding van haar kind. Raad en steun nam zij alleen aan van haar broeder Leopold, weduwnaar van de vroeg gestorven dochter van George IV en sedert 1831 koning van België. Leopold werd zoo goed als Victoria's vader; zelf heeft zij hem dien naam dikwijls gegeven. Een gevolg dezer opvoeding was, dat al haar aanhankelijkheid naar de Coburg's uitging en niet naar de familie van vaderszijde. Leopold heeft ook hare keuze
| |
| |
op zijn neef Albert geleid, en zijn adviezen hebben grooten invloed gehad op haar eerste handelingen als vorstin.
Daar Leopold sedert 1831 buiten Engeland was, moest hij, behalve tot brieven, de toevlucht nemen tot een vertrouwde: zijn gewezen secretaris baron Stockmar. Deze zeer intelligente persoonlijkheid heeft om beurten de opvoeding van Victoria zoowel als die van prins Albert voltooid. Uit de correspondentie blijkt het buitengemeene gewicht zijner bemoeiingen. Zelden heeft iemand van een zoo moeilijke taak zich gekweten met zooveel tact en onbaatzuchtigheid. Uit zijn occulte werkzaamheden heeft hij zich teruggetrokken toen hij, eenigen tijd nadat Victoria koningin was geworden, ze niet langer voortzetten kon zonder dat er opspraak van kwam; maar zij hadden toen ook vrucht gedragen. Beiden, Victoria en Albert, vingen hunne taak aan met een hoog besef hunner verantwoordelijkheid.
In dezen overmaat van Coburgschen invloed lag een gevaar, maar dat ontweken werd door de intelligentie waarmede die invloed werd uitgeoefend. ‘To be national is the great thing,’ is de alpha en omega van al Leopold's raadgevingen, en hij illustreert deze les dikwijls met pakkende voorbeelden. ‘I should advise to say as often as possible that you are born in England....; you never can say too much in praise of your country and its inhabitants.’ En de leerlinge is al vóór hare komst tot den troon van het unieke harer positie geheel doordrongen. ‘I look forward to the event which it seems is likely to occur soon, with calmness and quietness; I am not alarmed at it, and yet I do not suppose myself quite equal to all; I trust, however, that with good will, honesty, and courage, I shall not, at all events, fail.... I never showed myself to belong to any party, and I do not belong to any party.’
Wat er Victoria gebracht heeft, is de ernst waarmede zij, van het begin af aan, zich aan haar plichten heeft gegeven. De plichten van een constitutioneel souverein vatte zij beperkt op, maar zij stond er voor. Het respect was al gewonnen van den eersten dag af, toen zij, zonder ostentatie en zonder schroom, de vergadering van den Privy Council binnentrad om den leden den eed af te nemen. ‘Elle a un aplomb,’ schrijft de prinses Lieven, ‘un air de commandement, de dignité, qui avec son visage enfantin, sa petite taille, et son joli sourire, forment certainement le spectacle
| |
| |
le plus extraordinaire qu'il soit possible de se figurer.’ Niemand is haar ooit te na gekomen, omdat zij altijd met juistheid de plaats wist te bepalen waar zij zich stellen moest.
Tegenover het volk, tegenover de ministers, ook tegenover den prins-gemaal. Sedert 1840 had zij het geluk, vereenigd te zijn met een superieur man, en in vele zaken zich op zijn verlicht oordeel te kunnen verlaten. Haar taak werd nu gemakkelijker aan den eenen kant, moeilijker aan den anderen: de man die een zoo groote plaats innam in haar hart, had in het land zelfs geen titel, en de natie bleek ter uiterste naijverig op zijn invloed. Ook die moeilijkheid is overwonnen door tact en plichtsbetrachting van weerszijden. Zij heeft ten slotte al het voordeel gehad van haar man's medewerking, en bleef toch ongerept in het haar alleen toekomend karakter van Souvereine.
In gewone tijden heeft de constitutioneele monarch meer invloed door wat hij is, dan door wat hij doet. Het is een zegen, zoo de partijregeering weet dat haar daden moeten kunnen bestaan in de oogen van een ongekozen eersten representant der natie. Zijn vertegenwoordigende functie is zoo permanent en verheven, juist omdat zij niet langs mechanischen weg ontstaat. De monarch vertegenwoordigt meer dan de natie van één uur, die mandatarissen kiest voor de vergaderzaal. Zijn zedelijk gezag is voor een groot deel reeds vóór zijn leven door anderen voor hem verkregen. Het kan verspeeld worden door wangedrag of werkeloosheid, maar een vorst van goeden wil behoudt het reeds bij eenvoudige plichtsbetrachting, en elke wezenlijke gave van verstand en gemoed vermeerdert het gemakkelijk. Zoo hun het koningschap een vergulde kooi wordt, hebben de vorsten het aan eigen geestesdorheid te wijten.
Actief treedt de constitutioneele koning op, wanneer de regeering door hem aan nieuwe handen moet worden toevertrouwd, wanneer hij - want daarop komt de zaak neer - een nieuwen tijdelijken medekoning moet aanstellen. En dit is nu het mooiste en leerrijkste van het besproken boek: de openlegging van ‘the inner working of the unwritten constitution of the country.’ Een fabel is het, zelfs in een land met zoo ontwikkeld partijwezen als Engeland, dat de hand des konings slechts de persoonsaanwijzingen registreert die de partijen hem opzenden. Geen enkele van de vele en gewichtige crisissen die Engeland tusschen 1837 en 1861 heeft
| |
| |
doorgemaakt, of de oplossing is zeer wezenlijk het gevolg geweest van overleg en onderhandeling van de macht die de oogenblikkelijke meerderheid, met die, welke het geheel der natie en haar verleden vertegenwoordigde. Victoria en haar gemaal hebben steeds uitvoerig te boek gesteld wat zij bij die gelegenheden met de staatslieden des lands hebben besproken, wat zij van hen hebben geëischt, wat hun toegegeven. Dit is het exceptioneele belang van dit boek voor de kennis van de werking der constitutioneele monarchie; ik weet er geen ander bij te vergelijken. Zal de gewone lezer, op anecdotes uit het leven eener bekende vorstin belust, ruimschoots zijn gading vinden, de staatsman zal de memoranda verkiezen, waarin de geboorte der kabinetten van Peel, van Russell, van Palmerston verhaald wordt, en de correspondentie der koningin met de afwisselende eerste ministers van haar rijk.
Wij doelden op een belang voor Nederland. Weet het, dat het de instelling van het constitutioneele koningschap te omringen heeft met nieuwe waarborgen? Waarborgen, die het behoud van het nationale karakter der instelling voor de toekomst verzekeren, voor zoover wetsbepalingen dat vermogen?
Het is er niet om te doen dat Nederland een koning hebbe, maar dat het een koning hebbe die de zeer bizondere positie van het koningschap in Nederland begrijpen kan; die erfgenaam der Oranje's zal kunnen zijn in wezen.
Als het tij verloopt, verzet men de bakens. Een natie die, als de onze, traditiën van waarde, en zonder welke zij zichzelve niet meer zou zijn, heeft over te dragen naar een ongewisse toekomst, neme haar maatregelen eer zij verrast wordt door de onverwachte botheid van een altijd mogelijk ongeluk.
Aan wien zou Nederland, bij onverhoopt kinderloos overlijden der Vorstin, het liefst de kroon zien toevallen? Aan een onbekend, ver agnaat, of aan hem die reeds, meer dan in titel alleen, Prins is der Nederlanden? Of, zoo de tijd Haar sparen mocht, aan dengene dien Zij, in overleg met het volk, zou aanwijzen en tot zich roepen?
H.T. Colenbrander. |
|