De Gids. Jaargang 72
(1908)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.Favart's ‘Les trois Sultanes’.- Hoe groote dichters doen bij hevige smarten en groote teleurstellingen, herinnerde ik onlangs met een aanhaling uit De Musset. Hoe kleinere dichters in die gevallen doen kunnen, zonder in de fout van den schrijver van Het beloofde land te vervallen, heeft in 1761 de Fransche blijspeldichter Favart getoond, wiens comédie Les trois Sultanes onlangs op nieuw te Parijs in het Théâtre français werd opgevoerd. Favart, een achttiende-eeuwsche Stijn Streuvels, in zoover hij aanvankelijk de letterkunde tegelijk met de pasteibakkerskunst beoefende, schreef verscheidene ‘pièces à vaudevilles’, zooals die stukken met liedjes en coupletten op oude en nieuwe wijzen heetten welke in zijn tijd in de Opéra Comique vertoond werden, stukken die bijzonder in den smaak vielen en waarvan La Chercheuse d'esprit (1741) als een meesterstuk in zijn soort geroemd wordt. Maar buitendien was hij de gelukkige echtgenoot van Justine Duronceray, die als zangeres, comédienne en danseres aan de Opéra comique, waarvan Favart directeur was, triomfen vierde. Madame Favart had nog andere verdiensten: in de geschiedenis van het costuum op het tooneel komt haar naam voor als hervormster. Zij toch was de eerste die breken dorst met de onzinnige conventie, welke in de ‘paysanneries’ de boerinnetjes liet optreden in hoepelrokken, met diamanten in het haar en handschoenen tot aan den elboog. Mme Favart vertoonde zich in een katoenen japon, met klompen aan en bloote armen. Het voorbeeld door haar gegeven van een kleeding die bij de voortestellen persoon paste, werd door Mlle | |
[pagina 184]
| |
Clairon aan de Comédie française, door Mme Saint-Hubert aan de Opéra gevolgd. De directeur-blijspeldichter en zijn begaafde, geestige vrouw vormden een gelukkig paar, totdat Maurits van Saksen, den schouwburgbezoekers bekend uit Adrienne Lecouvreur, zijn oog liet vallen op de bekoorlijke tooneelspeelster en op haar zijn veroveraarskunst trachtte toe te passen, waarbij hij geen middel, hoe laag ook, ongebruikt liet. De brief is bewaard gebleven, waarin Maurits van Saksen aan de mooie Justine, die dol op haar man was en, als uitzondering op actrices van haar tijd (misschien ook van andere tijden), niets liever wenschtte dan hem trouw te blijven, het volgende schreef: ‘Vous n'avez pas voulu faire mon bonheur et le vôtre. Peut-être ferez vous votre malheur et celui de Favart. Je ne le souhaite point, mais je le crains.... Adieu’. En de held van Roucourt en Fontenoy was er de man naar om te doen waarmêe hij dreigde. Hoe dapper de mooie Justine zich ook wist te verdedigen, een ‘lettre de cachet’, waardoor Favart eenigen tijd achter slot werd geborgen, was spoedig verkregen en de arme Madame Favart moest, wilde zij niet voor goed haar man verliezen, zich ten slotte des Maarschalks liefkoozingen laten welgevallen. Het was de eenige wijze om haar man te redden. Favart kreeg zijn vrijheid en zijn vrouw terug, en een, verder ongestoord, geluk van twee-en-twintig jaar deed hen de doorgestane beproeving vergeten. Maar de blijspeldichter zou er zijn voordeel mêe doen. Niet om zijn ongeluk te bespotten en zich zelf ‘en spectacle’ te geven, maar om den vrouwenverleider, Maarschalk Maurits van Saksen, te portretteeren in het costuum van Soliman II, die als een Oostersch potentaat de vrouwen voor zijn wil en zijn gril wil laten bukken, maar dien, terwijl alle andere vrouwen naar zijn gunsten haken, alleen de Française Roxelane weet te weerstaan en naar haar hand te zetten. Les trois sultanes behoort tot die luchtige Fransche blijspelen der 17de en 18de eeuw, die Jules Lemaître deden zeggen: ‘Nous sommes de grands niais d'écrire encore. Toutes les choses jolies ou belles ont été écrites voilà longtemps’. Het is allervermakelijkst hoe ‘ce petit nez retroussé’, die Roxelane heet, den Meester van het serail, Soliman le Magnifique de les leest en hem aan het verstand tracht te brengen dat hij het recht niet heeft, de vrouwen te tiranniseeren. | |
[pagina 185]
| |
Traitez vos esclaves en dames,
Soyez galant avec toutes les femmes,
Tendre avec une seule; et si vous méritez
Qu'on ait pour vous quelques bontés,
On vous en instruira. J'ai dit, je me retire:
C'est à vous de vous mieux conduire;
Voilà ma première leçon;
Profitez; nous verrons si vous valez la peine
Qu'on vous en donne une autre...
En als Soliman haar vermaant, dat zij schijnt te vergeten wie hij is en wie zij zelf is: Qui vous êtes, et qui je suis?
Vous êtes Grand-Seigneur, et moi je suis jolie;
On peut aller de pair....
Maar duidelijker dan ergens elders raakt de les, over Soliman heen, den roemruchtigen veldheer Maurits van Saksen, wanneer Roxelane den sultan toevoegt: ..En vérité, mon aimable sultan,
Vous avez la tête tournée,
De ces misères-là je suis fort étonnée:
Où donc est le grand Soliman,
Qui fait trembler l'Europe, et l'Afrique, et l'Asie?
Une petite fantaisie
Trouble l'esprit d'un monarque ottoman.
A quoi s'occupe ici le plus brave des princes?
L'arabe révolté menace tes provinces;
Cours le punir....
Het eind is, dat Soliman Roxelane trouwt en de polygamie afschaft, terwijl Osmin, de chef der Eunuchen, jammert: Me voilà cassé.
Ah! qui jamais aurait pu dire
Que ce petit nez retroussé
Changerait les lois d'un empire?
Zoo wist Favart de herinneringen aan zijn leed om te zetten in een blijspel, dat nog na anderhalve eeuw, ook wie niets weten van het drama dat er aan voorafging, bekoort en vermaakt. | |
[pagina 186]
| |
Aardig is het nog op te merken, hoe in Les trois Sultanes de zorg voor de lokale kleur, zich o.a. uitend in de keus der kostuums, die in Constantinopel uit Turksche stoffen vervaardigd warenGa naar voetnoot1), zich ook uitstrekte tot de accessoires. Zoo leest men voor het tweede bedrijf in een aanwijzing van hetgeen er op een door een slaaf binnen gebracht tafeltje geplaatst wordt o.a.: ‘un troisième [esclave] y place une soucoupe d'or garnie de pierreries, avec deux tasses de porcelaine et une cuiller faite avec le bec d'un oiseau des Indes très-rare, lequel bec est plus rouge que le corail et de très grand prix...’ De Meiningers, in hun tijd, zouden het Favart niet verbeterd hebben. v.H. |
|