De Gids. Jaargang 72
(1908)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
De Hamlet-Voordracht van Eduard Verkade.‘Van Goethe is het woord dat Shakespeare toch het best genoten wordt door lectuur en niet op het tooneel’. Aldus Dr. Byvanck in een der hoofdstukken van zijne Inleiding tot Shakespeare's Hamlet.Ga naar voetnoot1) De opmerking zou verkeerd begrepen kunnen worden, en wel alsof Goethe beweerd had dat men, om Shakespeare's werk recht te genieten, het, stil voor zich, moest lezen. Het woord, waarop Dr. Byvanck blijkbaar doelde, is te vinden in de verhandeling Shakespeare und kein Ende, opgenomen in Goethe's Werken onder de afdeeling ‘Theater und dramatische Poesie’, en luidt: ‘Shakespeares Werke sind nicht für die Augen des Leibes.’ Uit de nadere toelichting blijkt dat Goethe vooral van het voorlezen, reciteeren van Shakespeare den sterksten indruk verwacht. ‘Durchs lebendige Wort wirkt Shakespeare, und dies lässt sich beim Vorlesen am besten überliefern’, zegt hij; en verder: ‘Es giebt keinen höheren Genuss und keinen reinern als sich mit geschlossenen Augen durch eine natürlich richtige Stimme ein Shakespearesches Stück nicht deklamieren, sondern recitieren zu lassen’. Dr. Byvanck is van gevoelen dat, wanneer Goethe's bewering waarheid bevat, dit de schuld is van het tooneel, dat ons niet geven kan wat de Duitsche dichter zich voorstelde bij het lezen van Shakespeare. En hij voegt er bij: ‘Al is 't maar in verbeelding - men moet Shakespeare geacteerd zien.’ | |
[pagina 164]
| |
Hij zegt dat maar niet zoo los weg. Ik zou haast zeggen: hij bewijst het ons. De kern van zijn betoog, ontdaan van de misschien wel wat rebarbatieve schaal, welke door Byvanck's ‘woordstudies en versonderzoekingen’ gevormd wordt, is, dat in Hamlet, het stuk zooals wij het thans kennen, een primitieve lezing en een latere omwerking door elkaar gevlochten zijn. Het oorspronkelijke stuk was zeker voor een bepaald persoon geschreven en er zat actie in. ‘Door zijn latere omwerking heeft de dichter het karakter van den held zijner tragedie sterk gedempt; hij heeft door het inlasschen van wijsgeerige bespiegelingen hem minder gemaakt in primitieve kracht, en hij heeft hem het schilderachtig hartstochtelijke ontnomen door hem van zijn waanzin te berooven.’ Dit alles toont Dr. Byvanck in het aangehaalde stuk nader met voorbeelden aan. De Hamlet, dien wij kennen, is alzoo een dubbele persoonlijkheid geworden, en door dat Shakespeare's eerste opzet een ander was, kan men wel zeggen dat, al geeft ons de bespiegelaar, de wijsgeer, de droomer Hamlet ook nog zooveel schoons te genieten, het drama, als geheel, als eenheid er onder geleden heeft. Dat verklaart, dunkt mij, althans voor een deel, waarom er zooveel verschillende verklaringen van het karakter van Hamlet in omloop zijn en waarom zoovelen met de handen in het haar zitten, wanneer men hun verzoekt, nu eens goed te zeggen wat Hamlet eigenlijk is en wat hij wil. ‘Een onttroond alleenheerscher, niet door de kroning van Claudius, maar door een geschokt geloof in al wat hem dierbaar en heilig was’, noemt A.C. Loffelt Hamlet in de nauwgezette studie, welke hij hem, jaren geleden, in dit tijdschrift wijddeGa naar voetnoot1). Goethe daarentegen meent dat die kroning van Claudius het 'm juist gedaan heeft, althans hem den eersten schok gegeven heeft. In het vierde boek, 13e hoofdstuk, van Wilhelm Meisters Lehrjahre verkondigt Goethe de stelling dat Hamlet's gemoed het eerst een droevigen plooi kreeg, toen hij door het tweede huwelijk van zijn moeder van den troon van Denemarken werd uitgesloten. Hamlet voelt zich, volgens Goethe, van dat oogenblik af ‘so arm an Gnade, an | |
[pagina 165]
| |
Gütern und fremd in dem, was er von Jugend auf als sein Eigentum betrachten könnte.’ Wat zat de eerlijke Sarcey er niet over in, toen hij in 1886, bij gelegenheid van de Hamlet-voorstelling in de Comédíe Française, over Hamlet schrijven moest! ‘Hamlet!’ - zoo begon hij een feuilleton van 4 October 1886 - ‘voyez-vous c'est plus fort que moi, je ne peux pas venir à bout de m'y plaire. A la lecture, ça va bien. Je ne suis pas assez dépourvu de toute intelligence et de tout goût littéraire pour ne pas sentir, même à travers la traduction, l'extrême mérite de certains morceaux, pour ne pas être transporté par la grandeur triste de quelques scènes. Mais au théâtre je ne suis plus que public... Eh bien, au théâtre, la vérité est que je ne comprends pas Hamlet, je ne sais ce qu'il est ni ce qu'il veut.’ Jules Lemaître wist al evenmin wat hij van Hamlet denken moest. In een feuilleton van dienzelfden 4en October 1886 drukte hij dit aldus uit, daarbij tegelijk Hamlets dubbele natuur teekenend, zooals die zich aan hem vertoonde: ‘Qui donc es-tu, Hamlet, prince de Danemark, jeune homme faible et emporté, mélancolique et violent, rêveur et brutal, superstitieux et philosophe, raisonnable et fou, poëte exquis et fade plaisant créature vivante et incohérente, et lamentable image de l'Ame en peine, figure particulière jusqu'à la bizarrerie et générale jusqu'au symbole, toi que Shakespeare voit comme un gros garçon asthmatique et que nous ne voyons plus que pâle, élégant et souple, en toque et en pourpoint de velours noir, ainsi qu'il sied au frère aîné de Faust, au plus ancien représentant de l'âme moderne, du romantisme, du pessimisme, du nihilisme, de la grande névrose et d'autres choses encore auxquelles sans doute tu ne songeais pas?’ De beste commentaar op Hamlet blijft nog altijd de vertolking door een tooneelkunstenaar van smaak en talent, die niet te veel commentaren, maar met intelligentie de tragedie zelf gelezen heeft. Volgens Lewes' beweren is Hamlet ‘the easiest of all Shakespeare's greater parts for an actor of moderate ability’.Ga naar voetnoot1) Later, wanneer hij zijn indrukken van Salvini's spel opteekent, schrijft dezelfde: ‘Of all the Hamlets I have seen, Salvinis is the least disappointing’. | |
[pagina 166]
| |
Wil dat misschien zeggen, dat elk tooneelspeler, ook van middelmatige bekwaamheid, er iets van kan maken, maar dat zelfs de beste Hamlet-vertolker het niet verder dan tot een ten naasten bij brengen kan? Merkwaardig blijft het in elk geval, dat deze Engelsche criticus juist in een Italiaan den, zij 't ook relatief, besten vertolker van de Hamletrol gevonden heeft, en dat het later alweder een Italiaan was, Ernesto Rossi, die, naast Mounet Sully en (van de latere Engelschen) Forbes Robertson, zich een naam maakte als een der beste Hamletspelers. Hoe men Lewes' uitspraken ook hebbe te verklaren, gemakkelijk is de rol zeker niet, en er is al de zeggingskracht, de zelfbeheersching en niet minder een ontwikkelde techniek van spel en voordracht toe noodig om haar tot haar recht te brengen. Vandaar dan ook dat alleen onder in alle opzichten gerijpte tooneelkunstenaars de groote Hamletvertolkers gevonden worden.
Voor den heer Eduard Verkade was het een waagstuk, te trachten, geheel alleen, door de kracht van het woord en van de plastiek een niet al te weinig gelijkend beeld te geven van den Deenschen Prins en zijn omgeving. Hij kon dat niet anders doen dan door de tragedie te verknippen tot een zeker aantal niet of zeer los samenhangende tooneeltjes, waarbij hij - zij 't ook dat Hamlet zelf herhaaldelijk alleen naar voren treedt om een zeker aantal solo's voor te dragen - telkens ook de bijpersonen had te karakteriseeren. Dat onophoudelijk verwisselen van toon, van houding, van stemming verzwaart de taak van den voordrager niet weinig. Heeft hij zich toch eenmaal ingeleefd in den voor te stellen hoofdpersoon, zich met hem vereenzelvigd, dan moet hij het beeld, dat hij zoo met veel zorg heeft opgebouwd, telkens weer los laten, om aan de uitbeelding van de andere personen zijn aandacht en zijn kunst te geven. Een soort van ‘Brand-in-de-jonge-Jan’-vertooning wordt zulk een voordracht onvermijdelijk, en het genot ervan kan dus niet onvermengd zijn. Wanneer, ondanks dat alles, het den heer Verkade gelukt is, zijn toehoorders nu en dan vast te houden en onder den indruk te brengen van de voor te stellen gebeurtenis, dan bewijst dit, dunkt mij, dat hij het in dramatische uitbeelding reeds tot een vrij groote hoogte gebracht heeft. Voor de rol van Hamlet zijn | |
[pagina 167]
| |
hem zijn jeugd, een slanke gestalte, een droefgeestige (wel wat al te geaccentueerde) trek in het gelaat, een klankrijke en buigzame stem kostbare hulpmiddelen. Waarschijnlijk uit vrees dat, waar Hamlet hier steeds alleen op het tooneel is, het traditioneele Hamlet-costuum, het zwartfluweelen wambuis en de zwart fluweelen baret, een wat eentonige aanblik zou zijn, had mej. Cato Neeb hem een smaakvol lichte-rouw-costuum met paarse mouwen vervaardigd. Zichzelf had hij, zonder veel moeite. een mooien Hamletkop kunnen maken. Zoo toegerust, is het den heer Verkade mogelijk geweest, in de nieuwe Hamletvertaling van Van LooyGa naar voetnoot1), ons enkele tooneelen van de groote tragedie met sobere waarheid voor te spelen. Jammer, dat de soberheid dikwijls kleurloosheid werd. Dit zeggende, doel ik niet op Verkade's uitbeelding van Hamlet's voorgewende geesteskrankheid; het valt juist in den jongen kunstenaar te prijzen, dat hij die niet meer accentueerde dan hij deed. Maar zeker is het dat van de meest bekende regels, de haast tot gemeenplaatsen geworden zinrijke uitspraken en woordspelingen, de pittige antwoorden, de passages en de uitdrukkingen waarop men wacht, vele niet tot hun recht kwamen. En hier raak ik aan de hoofdfout van's heeren Verkade's prestatie. Met al het natuurlijke talent dat hem ten dienste staat, met al de virtuositeit in de behandeling van zijn mooie stem - waarvan o.a. het tooneel met den doodgraver eene kostelijke proeve was - met al de knapheid en den goeden smaak, waarmede hij de verschillende personaadjes typeerde, zondigt de heer Verkade op schromelijke wijze tegen dat wat de alpha en omega is van de | |
[pagina 168]
| |
tooneelspeelkunst: de dramatische dictie. De articulatie laat veel bij hem te wenschen over, de wijze van voortbrenging van den toon evenzeer. Daardoor draagt de klank vaak niet ver genoeg en zijn de woorden zelfs bij langzaam spreken soms moeilijk, bij snel spreken dikwijls geheel niet te verstaan. Een radicale fout, die radicaal genezen dient te worden, wil de heer Verkade zijn kostelijke gaven blijven stellen in dienst van de tooneelspeelkunst of van de kunst van voordragen. Met denzelfden aandrang, waarmede Hamlet Ophelia den raad geeft: ‘Get thee to a nunnery!’, zoude ik den heer Verkade willen toevoegen: ‘Ga naar een spraakleeraar! Eerst wanneer ge daar uw stem in uw macht hebt leeren krijgen, niet enkel om er virtuozenstukjes mee te verrichten, klanknabootsingen, verrassende stembuigingen, maar zóó in uw macht, dat elke zin tot zijn recht komt en in den zin elk woord en in het woord elke letter, duidelijk, klankvol, in het tempo en met het timbre dat de zin vereischt, - eerst dan zult gij het recht verworven hebben, u aan Shakespeare te wagen.’
J.N. van Hall. |
|