| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
20 October 1907.
De belangrijkste politieke gebeurtenis van de laatste vier weken is zeker wel het sluiten van het Engelsch-Russisch verdrag. Noch in de beide landen die er onmiddellijk bij betrokken zijn, noch in de overige deelen van Europa, heeft de publieke opinie lang stilgestaan bij de bespreking van de eigenlijke voorwaarden van het verdrag, maar voornamelijk heeft men zijn aandacht geschonken aan de strekking en de beteekenis ervan. Toen Rusland tegenover Engeland eenige verplichtingen aanging ten opzichte van zijn Oostersche politiek, scheen het, tenminste voor het oogenblik, afstand te willen doen van zijn idealen van expansie en veroveringen in het Oosten en meer aandacht te willen wijden aan de aangelegenheden van het Westen. Maar door het bondgenootschap met het machtige Albion, dat zelf bevriend is met Frankrijk en Spanje, hernam Rusland zijn positie in Europa; terecht ziet men in dit verdrag den terugkeer van Rusland op het Europeesche politieke tooneel. Wat zullen de gevolgen zijn van die pogingen? Dat is moeielijk vooruit te zeggen, wanneer men den gevaarlijken toestand in aanmerking neemt, waarin zich de Russische regeering op het oogenblik bevindt. Toch is het interessant even na te gaan, hoe het Engelsch-Russisch verdrag ontvangen is. De heftigste patriotten in Rusland betreuren het dat de regeering voor goed heeft afgezien van de uitbreiding in het Oosten en dientengevolge ook van een wraakneming op Japan; aan den anderen kant zien de politici die tot elken prijs de meening voorstaan dat de toekomst van een land geheel bepaald moet worden door zijn verleden, niet zonder
| |
| |
verontwaardiging, dat het Czarenrijk door niet meer steeds op te rukken naar het Oosten, ontrouw wordt aan de traditie en zoo afstand doet van de politieke en godsdienstige rol die de geschiedenis het had aangewezen, en die het langen tijd geluk had aangebracht. Maar de meeste bezadigde geesten juichen het succes van minister Iswolsky toe. Wel is waar moet er afgezien worden van eerzuchtige plannen en verre en gevaarlijke ondernemingen, maar volgens hen, wordt dat ruimschoots vergoed door nauwkeurig te omschrijven, onmiddellijke en ontegenzeggelijke voordeelen. Na het sluiten der laatste overeenkomsten konden de Russen geen triomfkreet uiten, maar zeer velen zullen een zucht van verlichting en van voldoening geslaakt hebben, en niet ten onrechte. De Engelschen, op eenige onverzettelijke imperialisten na, zijn zeer tevreden over de onderhandelingen, door hun regeering gevoerd. In Frankrijk wordt deze nieuwe stap van de bevriende mogendheid zeer verschillend beoordeeld. De voornaamste oorzaak van dit meeningsverschil is zeker wel de jammerlijke neiging der Franschen om ieder middel aan te grijpen, wanneer er kwestie is van oppositie te kunnen voeren tegen de regeering. Het viel niet te miskennen, welk een groote rol de Fransche diplomaten hadden gespeeld bij de toenadering, sinds langen tijd voorbereid, tusschen den Russischen bondgenoot en den Engelschen vriend. Het Engelsch-Russisch verdrag kon dus beschouwd worden als een overwinning van het Kabinet Clémenceau; als zoodanig moest het in Frankrijk hevig veroordeeld worden door de vijanden der regeering. In Duitschland daarentegen is de publieke opinie eensluidend, en daarvoor zal wel geen lange verklaring noodig zijn. Nadat er aan de Rijkskanselarij te Berlijn alle mogelijke middelen in het werk waren gesteld om het Engelsch-Russisch verdrag te verhinderen, of het sluiten ervan te vertragen, zag men al die pogingen mislukken, en een overeenkomst tot stand komen die nu wel niet directh gercht was
tegen het Duitsche Rijk, maar die toch in strijd was met zijn onmiddellijk belang en misschien gevaar kon opleveren voor de toekomst. Het is waar, er zijn alle mogelijke voorzorgen genomen om wantrouwen en onrust te voorkomen, maar te Berlijn, evenals overal elders, weet men hoe men aan kan op die formules die bijna stereotiep zijn geworden, en die volgens de getuigenis van de grootste optimisten, niets anders beteekenen dan een loffelijk voor- | |
| |
nemen om den wereldvrede te bewaren, zoolang de oorlog niet noodzakelijk wordt gemaakt door de bedreigde belangen van een natie, krachtig genoeg om die belangen te doen zegevieren. In de verschillende meeningen in Duitschland over het nieuwe verdrag schemeren twee gevoelens door: teleurstelling en ongerustheid. Maar die pijnlijke indruk wordt in Duitschland verzacht door de goede verstandhouding die de drie vorsten steeds onder elkander trachten te bewaren, en waarvan zij bij iedere gelegenheid openlijk blijk geven. Het Engelsch-Russisch verdrag is op een zeer gunstig oogenblik openbaar gemaakt: tusschen een samenkomst van Wilhelm II met Czar Nicolaas, en het plan voor een bezoek van Wilhelm aan koning Eduard.
Het is opmerkelijk dat korten tijd na de publicatie van het Engelsch-Russisch verdrag, en om zoo te geggen als eerste uiting van een eenigszins Westersche politiek van Rusland, de Oostenrijksch-Russische nota verschenen is aangaande het Balkan-Schiereiland. Een reeks onderhandelingen en bijeenkomsten had geleid tot een verdrag tusschen Oostenrijk, Italië en Engeland over de politiek aldaar te volgen. De termen van het verdrag waren zeer vaag, maar toch scheen alles te wijzen op een steeds toenemende ‘internationalisatie’ van die politiek. Het is bekend hoe, door de vereende pogingen van Engeland en Italië, misschien door andere mogendheden gesteund, men er in geslaagd was, in zekere mate den invloed dien uitsluitend Rusland en Oostenrijk hadden in de Staten van het Balkan-Schiereiland en vooral in Macedonië, langzamerhand te vervangen door een algemeen Europeeschen invloed. Engeland heeft het eerst, van de twee mogendheden die het programma van Mürzsteg onderteekend hadden, gevraagd en gedaan weten te krijgen, dat alle groote Staten zouden worden vertegenwoordigd en dat er internationale militaire missies heen zouden worden gezonden. De vrij verzoenende houding die Oostenrijk op dat oogenblik aannam, was zeker een gevolg van de verzwakking van Rusland Zooveel is zeker, dat in 1905, na de samenkomst van Eduard VII met den keizer van Oostenrijk en aartshertog Frans-Ferdinand, na de ontmoetingen te Abbazia en te Venetië, inderdaad in Macedonië het internationale principe werd ingevoerd ten opzichte van de reorganisatie van de gendarmerie en van de financiën. Met recht kan beweerd worden, dat de onderhandelingen van dezen
| |
| |
zomer (te Desio, Ischl en Semmering) tot doel hebben gehad dezelfde hervormingen door te voeren ten opzichte van de rechtspraak en misschien ter beteugeling van de ordelooze benden die dagelijks verwoestend en moordend Macedonië doortrekken. Reeds verheugde men zich, vooral in Italië, over de in dat opzicht verkregen resultaten, toen plotseling Oostenrijk en Rusland tezamen nieuwe stappen deden bij de regeeringen der verschillende Balkan-Staten. Als voorwendsel voor de Oostenrijksch-Russische nota moest dienen de noodzakelijkheid een verkeerde uitlegging van artikel 3 van het programma van Mürzsteg te weerleggen. Dit artikel, dat de mogelijkheid van een nieuwe verdeeling van grondgebied liet doorschemeren, kon tegelijkertijd den naijver en de pogingen tot geweld aanmoedigen van de verschillende rassen die elkaar in Macedonië bestrijden en trachten uit te roeien. Klaarblijkelijk echter was dat niet anders dan een voorwendsel. Hadden Oostenrijk en Rusland de gelegenheid aangegrepen om nog eens goed tegenover de andere mogendheden hun bevoorrechte positie te doen uitkomen? Of wilden ze misschien nog eens toonen, hoe ver we nog zijn van een reorganisatie in Macedonië, en zoodoende het streven der andere Staten als vruchteloos doen voorkomen? De Oostenrijksch-Russische nota, die geen enkel practisch gevolg kon hebben, werd in Italië met wantrouwen ontvangen, ondanks de officieuse verklaringen; en aan den anderen kant heeft die nieuwe inmenging van de bevoorrechte Staten in Europa eenige verwondering gewekt. Inderdaad, het zou vreemd zijn dat het streven der diplomaten in den laatsten tijd tot geen ander resultaat zou voeren dan om weer de geleidelijke en practische oplossing van de Macedonische kwestie uit te stellen, vooral wanneer men bedenkt dat al die besprekingen zijn uitgelokt, geregeld en geleid door Eduard VII. Het is nog moeielijk uit te maken welke gevolgen er zullen voortvloeien uit al die diplomatieke
combinaties, die schijnbaar naast elkaar bestaan, maar die toch in den grond der zaak eenigszins tegenstrijdig zijn. De binnenlandsche toestand der Staten zal ongetwijfeld van overwegenden invloed zijn op de oplossing der verschillende internationale vraagstukken.
Wat Oostenrijk-Hongarije betreft, het schijnt wel dat de groote moeielijkheid die voortvloeit uit de onderlinge vijandschap van de twee deelen der monarchie voorloopig terzijde is gezet; na tien
| |
| |
jaar van lastige onderhandelingen, die telkens werden afgebroken en weer opgevat, is nn eindelijk de ‘Ausgleich’ tusschen Oostenrijk en Hongarije weer vernieuwd. Men zal zich herinneren, dat in 1897 de eisch van Oostenrijk om Hongarije een grooter aandeel te laten betalen in de gemeenschappelijke uitgaven, de eensgezindheid en de binnenlandsche rust in de dubbele monarchie totaal had verstoord; het separatisme der Magyaren vond in dit geschil een welkome aanleiding om zijn partij te vergrooten en uit te breiden, en het is niet onmogelijk dat er buitenlandsche invloeden zijn geweest, die er toe hebben bijgedragen een twist te doen voortduren die de positie van Oostenrijk-Hongarije in Europa kon verzwakken. Jaarlijksche besluiten moesten zoo goed en zoo kwaad als het ging het definitieve verdrag vervangen. De bekwaamheid van de twee Oostenrijksche en Hongaarsche ministers heeft over de laatste moeielijkheden gezegevierd, de hernieuwing der ‘Ausgleich’ is toegestaan, en dat resultaat, dat van zeer veel belang is voor de binnenlandsche positie der dubbele monarchie, is ook van groote waarde voor de Europeesche politiek. In de laatste dagen heeft de ziekte van den ouden Keizer weer de aandacht gevestigd op de moeielijkheden die zijn heengaan zou kunnen doen ontstaan. Het is te hopen, al is het maar in het belang van den vrede, dat de erfgenaam van de dubbele kroon bij zijn troonsbestijging Oostenrijk-Hongarije even innig verbonden, en even flink georganiseerd zal vinden, als de inrichting der grondwet toelaat.
Wat, aan den anderen kant, te zeggen van de toekomst die Rusland wacht? De tijdingen die over de verkiezingen tot ons komen, zijn alles behalve geruststellend; men moet zich afvragen wat die derde Doema wel zijn kan, indien ze er al in slaagt zich te vormen. De nieuwe kieswet beperkte reeds in groote mate de parlementaire vertegenwoordiging, door sommige elementen, die gevaarlijk of onwaardig werden geacht, geheel of gedeeltelijk uit te sluiten. De onverschilligheid van een groot aantal kiezers, die zich van de stemming onthouden hebben, heeft dat gebrek nog verergerd. In de steden, in Petersburg en Moskou vooral, hebben de bezitters geweigerd te stemmen; op het platteland zagen zich vele boeren door de nieuwe wet van hun stemrecht beroofd. Niettegenstaande alle pogingen van de regeering is de uitkomst
| |
| |
jammerlijk. De partij waarop zij wilde steunen, de partij der vreedzame hervorming, is bijna overal verslagen. In de provinciën van Midden-Rusland, zegeviert de liberale oppositie, elders zijn het de uiterste partijen. Stolypine, die op geen enkel punt van zijn programma iets heeft willen toegeven, stelt zich bloot aan het gevaar het geheel alleen ten uitvoer te moeten brengen. De moeielijkheden, waartegen hij met verwonderlijke geestkracht worstelt, zijn zoo weinig bekend en zoo lastig te beoordeelen, dat het beter is zich er niet aan te wagen, zijn flinkheid goed te keuren of zijn onverzettelijkheid te laken. Zij die het best op de hoogte zijn van de Russische toestanden, beschouwen de onverschillige en ontmoedigde houding, die Keizer Nicolaas schijnt te hebben aangenomen, als een nieuwe ramp; naar men zegt heeft hij reeds van te voren aan zijn minister het lot van de toekomstige vergadering in handen gegeven, en weigert hij hardnekkig eenig besluit of eenige verantwoordelijkheid op zich te nemen. Alles wijst op een nieuwe nederlaag van de regeering, op een Doema die zóó is samengesteld dat zij direct weer zal moeten worden ontbonden, of misschien niet eens kan worden bijeengeroepen. En dan zal niet de autocratie zegevieren bij die nederlaag van de liberale partij, maar de revolutie.
M.P. |
|