De Gids. Jaargang 71(1907)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Drie gedichten Middagzee Vlakke middagzee plooit even Aan heur rand in vlotte reven Van het doode tij: Ruischingen als ademhalen, Die in langre stilten dalen, Murmelen voorbij. Lichtdoorvloeide neevlen kleuren Al de kimmen die zij beuren Bij het hemelsche gezicht, Dat de schepen die er gleeën Langs de verre stille zeeën, Zweven in 't verwolkte licht. Over wazen wallen henen Stort de zon in overlenen Stroomen klaren gloed; Van de stralen die zich wasschen In de grondelooze plassen, Stijgt een gouden vloed. [pagina 97] [p. 97] Jonge ranke knapen waden Door de spiegelende baden Zingend hand in hand Naar waar neevlen openschijnen En de zuivre kusten lijnen Van een zalig land. [pagina 98] [p. 98] De echo Hier waar 't veld van wuivend koren Langs de spiegelende vlieten Daalt en stijgt en zwenkt verloren In de heuvlende verschieten, Lokte uit loofgedekte wanden Hooger stem in jonger tijden Over avondstille landen Antwoord dat ons hart verblijdde? - Nu door stilte voller, dieper Is uw avondlied verklonken... Maar geen groet of welkom riep er Uit de heimlijke spelonken: Dat is doen aan goden eigen, Die, aan tijd noch plaats gebonden, Momplen groet naar-keur of zwijgen Op hun wisselende ronden. [pagina 99] [p. 99] Wil niet op uw schreden keeren, Of verledens kimmen wenken: Wil hun boodschap niet herleeren Luider dan uit stil herdenken Vóor zij straks op hoorbre voeten En met nooit gehoorden zegen Ons herkennen en begroeten Om den bocht der nieuwe wegen. [pagina 100] [p. 100] Veilig Die enkel wonen veilig voor 't gebeuren Van al getij, Die, lief, voor nacht noch storm hun vensteren en deuren Te sluiten hoeven zooals wij. Ons die geen woningen op aarde grondden, Ons werd dit huis Hier waar der aarde stemmen, storm en stroomen monden In 't groot en rustigend geruisch Van deze oneindge zee wier melodieuze ontroering Ons droomen wiegt, Die met den morgen stem en woorden geeft aan ziels vervoering, Het lied der vreugde die niet liegt. Elk aardling die het open pad wil vinden Naar deze borg, Zal zijn gelijk aan een van ouds beminde In onze liefde en zorg, [pagina 101] [p. 101] Welkom ten samenzijn dat niet dan schoon kan wezen Waar de onbegrensde tijd Uitligt voor Liefde die voor god noch dood moet vreezen, Eén wijde blijde mooglijkheid. P.C. Boutens. Vorige Volgende