Bibliographie.
J.J. Duproix. Nicolas Beets et la littérature hollandaise. Ouvrage couronné par l'Université de Genève. Prix Amiel. Amsterdam, Scheltema et Holkema. - Genève, A. Jullien. 1907.
Een in het Fransch geschreven boek over Beets en de Hollandsche letterkunde, door de Universiteit van Genève bekroond, dat veronderstelt vooreerst een Zwitser, die zooveel Hollandsch kent dat hij het Hollandsch van den schrijver der Camera Obscura volkomen kan waardeeren, die bovendien op de hoogte is van de Hollandsche letterkunde, althans van die der negentiende eeuw, en voorts een letterkundige faculteit of eenige andere Zwitsersche autoriteit, die genoeg op de hoogte is om de waarde van het boek, dat ter bekroning wordt aangeboden, te kunnen schatten.
Inderdaad blijkt het, dat de schrijver voor den arbeid, dien hij ondernam, de noodige voorstudiën gemaakt heeft, en zoowel met het karakter van het land als met dat van de taal genoeg vertrouwd is om Beets-Hildebrand te kunnen begrijpen en een goedgelijkend beeld te kunnen geven van den schrijver en zijn hoofdwerk, Camera Obscura.
In hetgeen de heer Duproix van Beets' voorgangers en van de moderne Nederlandsche letterkunde zegt, is wel het een en ander dat van een al te oppervlakkige kennis getuigt. Potgieter als ‘esprit un peu lourd, mais judicieux’ te karakteriseeren en van Bilderdijk en Da Costa enkel de ‘prolixe emphase’ te vermelden is nog niet zoo erg als wat wij op blz. 52 lezen, waar de letterkundige generatie van 1880, in wier oogen Beets niet als lyrisch dichter meetelde, gerepresenteerd wordt door Van Nouhuys, Jacques Perk en Hélène Lapidoth - Swarth.
Het hoofddoel intusschen van den schrijver: een denkbeeld te geven van den inhoud van de Camera en van Hildebrand's kunst, heeft hij zeker bereikt. Dat Beets het werk van Hildebrand onvoltooid heeft gelaten, althans niet voortgezet, en zich liever zijn leven lang heeft bezig gehouden met het schrijven van verzen en rijmen,