De Gids. Jaargang 71
(1907)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Dramatisch overzicht.Het Nederlandsch Tooneel: Atie's huwelijk, tooneelspel in 4 bedrijven, door mevrouw J.A. Simons-Mees.De heer L. Simons, voor zijn echtgenoote de functie vervullend van ‘régisseur parlant au public’, heeft in eene inleiding voor Drie tooneelspelen door I.N.A.Ga naar voetnoot1) o.a. medegedeeld, dat de schrijfster bij het opstellen van haar stukken heelenal niet denkt aan ‘tooneel’. ‘Hoe de menschen er op doen, welk tooneel-effect bereikt wordt, houdt haar niet bezig. Het eenige wat zij wil is: haar figuren te laten leven door hun zelfopenbaringen en zij kiest den vorm van het drama omdat die haar nu eenmaal meer geëigend is.’ De heer Simons concludeert, dat de vraag der speelbaarheid van haar stukken, die meestal te subtiel blijken voor een gewoon tooneel en speciaal voor den nooit voor moderne tooneelspelen gebouwden Stadsschouwburg, teruggebracht moet worden tot die van den bouw van onze schouwburgen, den stijl der acteurs en actrices en - de ontvankelijkheid van het publiek. Dit werd geschreven in Mei 1905. Wat niet heeft verhinderd dat in Februari 1906 in bovengenoemden Stadsschouwburg een stuk van diezelfde schrijfster zóó speelbaar bleek, dat het herhaaldelijk met veel bijval vertoond werd en ook nu nog als repertoirestuk dienst doet. Na het, zij het ook niet onbetwist, succes van De Veroveraar kon men mevrouw Simons begroeten als een schrijfster, van wier arbeid niet enkel onze tooneelliteratuur, maar ook ons tooneel als kunstinstelling, nog veel had te verwachten. | |
[pagina 170]
| |
Zoo was dan ook de belangstelling groot, toen het reeds terstond na De Veroveraar in 't verschiet gestelde vervolg van dit tooneelspel, Atie's huwelijk, voltooid bleek en de vertooning ervan werd aangekondigd. Stukken, die als vervolg dienen op andere tooneelspelen, zijn in de tooneelletterkunde niet onbekend. Zoo schreef Beaumarchais, ten vervolge op Le barbier de Séville, Le mariage de Figaro. George Sand schreef Le mariage de Victorine als een vervolg op Sedaine's Le philosophe sans le savoir. In dit laatste stuk speelt Victorine, de dochter van een ondergeschikte van den koopman van Derk, enkel een secundaire rol, maar hare onuitgesproken liefde voor den zoon van haar meester, een liefde waarvan zij zelf zich nauwelijks bewust is, werd door Sedaine geteekend op een wijze, die deze kleine rol tot de meest sympathieke van het geheele stuk maakte. Moest dat teer gevoel in Victorine's hart besloten blijven en moesten zij en Alexis van Derk elk hun eigen weg gaan? George Sand meende van neen en schreef daarom Le mariage de Victorine, een stuk waarin de aanvankelijk voor een ander bestemde Victorine ten slotte den man krijgt dien zij in stilte liefhad en die haar liefheeft. Dit gaat alles vrij kalm toe, zonder schokkende gebeurtenissen of hartstochtelijke tooneelen, in den toon van de achttiende-eeuwsche comédie bourgeoise, waarvan Sedaine het voorbeeld had gegeven. Zoo levert wel haast elk drama de stof voor een nieuw, waarin de lotgevallen van den held of de heldin of zelfs maar (gelijk in het voorbeeld dat ik noemde) van een ondergeschikt personage, zich in de eerst aangegeven richting verder ontwikkelen of wel een onverwachten keer nemen. Haast na elk eenigszins pakkend tooneelstuk, dat niet met den dood van de hoofdpersonen eindigt, zal menig toeschouwer wenschen te weten hoe het verder gaat met hem of haar, wier lotgevallen hij drie uur lang heeft meegeleefd. Vooral zal dat het geval zijn, waar het stuk aan het slot een wending heeft genomen, waarbij men zich angstig moet afvragen: waar moet dat heen? hoe zal dat afloopen? Men herinnert zich den loop van het stuk De Veroveraar, waaraan Henri Lasalle in De Gids van Maart 1906 een uitvoerige bespreking wijdde. Atie van Weelen, eerst geëngageerd met den soliden, werkzamen, door en door goeden, maar drogen en | |
[pagina 171]
| |
onhandigen Willem van der Bank, voelt langzamerhand hare liefde voor dezen verminderd en in gelijke mate een hartstochtelijke liefde in zich opgewekt door Willem's halfbroeder, Frederik van der Bank, die even lichtzinnig is als de ander degelijk, even handig als de ander linksch, even onweerstaanbaar en vol passie als de ander houterig en droog. Wanneer het stuk eindigt, heeft Atie haar engagement met Willem afgemaakt en kan hare verloving met den onweerstaanbaren vrouwenbekoorder, den ‘prince charmeur’ zooals de Douairière Houwaert in Atie's huwelijk hem noemt, worden verwacht. Wat zal daarvan worden? vraagt de toeschouwer bezorgd, wanneer het scherm gevallen is. Een zelfde vraag, dan echter niet meer de personen van Atie en Frederik maar het drama zelf geldende, moest met niet minder bezorgdheid gedaan worden door wie, met den schrijver van de beoordeeling in ons tijdschrift, de hoofdfiguur van mevrouw Simons' stuk, Frederik, misteekend vond. Dat de man, dien de schrijfster meende uit te beelden als den lichtzinnigen charmeur, onder wiens bekoring ook de toeschouwer zou moeten geraken, zooals hij ons werkelijk vertoond wordt een gewetenlooze en gevoellooze ellendeling is, de Verleider, de overlèggende, welbewuste genotzoeker, was ten slotte voor wie over het stuk nadacht of het later las, wel duidelijk geworden. En nu zouden wij, in Atie's huwelijk, dien man ‘aux prises’ zien met zijn slachtoffer, de sympathieke Atie van Weelen. Was daarvan een werkelijk interessant drama te verwachten? Zulk een drama ware mogelijk, wanneer de schrijfster voor haar tweede stuk een zijde van Frederik's karakter had bewaard die wij nog niet kenden, wanneer wij hem in dit stuk, onder den invloed van Atie, hadden zien evolueeren, of wel een strijd zagen voeren met zichzelf of met een ander, waarin hij ten slotte overwon of overwonnen werd. Maar van dat alles vinden wij in Atie's huwelijk niets. Denzelfden louter op zingenot belusten viveur en vrouwenverleider, dien wij uit De Veroveraar kenden, vinden wij in het nieuwe stuk terug. Enkel nog wat harteloozer en sensueeler. Want wat hij vroeger uithaalde als ongetrouwde Don Juan, maar die toch eigenlijk alleen aan zichzelf verantwoording schuldig was van zijn doen en laten - al is de wijze waarop hij tegenover zijn broer handelt niet te verdedigen - doet hij nu als gelukkig | |
[pagina 172]
| |
getrouwd man en... op zijn huwelijksreis! En als om ons te bevestigen in de overtuiging dat zij goed gezien hadden, die Frederik van der Bank gewetenloos en gevoelloos noemden, geeft de schrijfster aan 's mans liefdesgeval met de douairière Houwaert zulke afmetingen, dat er voor Atie en hetgeen zij heeft in te brengen niet genoeg ruimte meer overblijft, want de breed uitgesponnen vrijage heeft plaats in het derde van de vier bedrijven waaruit het stuk bestaat. Zij wordt door Atie ontdekt en kan geen ander gevolg hebben dan dat haar geluk voor goed wordt vernietigd en dat zij gedwongen wordt, te scheiden van den man die haar zoo weinig waard blijkt. In plaats van die consequentie te aanvaarden en zoo aan haar stuk het eenig mogelijke slot te geven, tracht mevrouw Simons het zaakje nog weer in orde te brengen. Zij plaatst in het laatste bedrijf, op een oogenblik dat er voor redeneeren geen tijd meer is, twee tooneelen, het eene tusschen mevrouw Houwaert en Atie, het andere tusschen Frederik en Atie, twee tooneelen waar de schrijfster geen raad mee geweten heeft. Hetgeen niet te verwonderen is. Wat toch kan mevrouw Houwaert, die voor Frederik den strik spande waarin hij als ieder, die enkel door zijn zinnen geregeerd wordt, noodzakelijk moest gevangen worden, aan Atie die gezien heeft, nog te vertellen hebben wat haar oordeel over Frederik's gedrag zou kunnen wijzigen? En wat kan Frederik zelf na al het gebeurde nog tot verontschuldiging of zelfs maar tot verklaring aanbrengen? Immers niets. Het is dan ook in dat laatste bedrijf een loos heen en weer gepraat, dat de handeling niet vooruitbrengt, geen catastrofe voorbereidt, geen oplossing geeft en waaruit mevrouw Simons zich ten slotte enkel weet te redden door het versleten trucje van het geheimpje, waarop de herhaalde duizelingen van Atie ons reeds in de vorige bedrijven hebben voorbereid: het te verwachten kindje, dat alles in orde zal moeten brengen. Dat deze gebeurtenis, met alles wat daaraan voor den aanstaanden vader verbonden is, Frederik tot een ander mensch zal maken is, gegeven 's mans temperament en karakter, niet te verwachten. Het gebouw met zijn onherstelbare scheuren, voor het oogenblik onhandig en onoordeelkundig gestut en bijgepleisterd, moet vroeg of laat instorten; en zoo is het te verwachten dat mevrouw Simons | |
[pagina 173]
| |
te eeniger tijd haar werk tot een trilogie zal hebben uit te breiden, en ons zal moeten onthalen op een derde stuk: Atie's echtscheiding. Ik weet niet of het hier besproken tooneelspel ook behoort tot die, bij het schrijven waarvan mevrouw Simons heel en al niet gedacht heeft aan ‘tooneel’. In menige scène die bovenmatig gerekt is, waarin de menschen herhaaldelijk hetzelfde zeggen en altijd weer komen te zitten op dezelfde bankvormige rots, waar hetzelfde spelletje telkens weer van voren af begint, zou men zeggen dat zij zich niet heeft voorgesteld hoe dit alles op het tooneel het ‘doen’ zou. Het is dan ook wel mogelijk dat Atie's huwelijk bij lezing zal winnen, dat men daarbij getroffen zal worden door fijne psychologische trekjes, die bij de vertooning verloren gingen. Het psychologisch gegeven moet, wil het van het tooneel den toeschouwer treffen, daar voorgesteld worden in het verkort en niet uitgedijd en uitgeplozen. Bovendien kan hier voor den toeschouwer het een en ander verloren zijn gegaan, doordat hij werd afgeleid en gestoord door de zonderlinge dingen die hij voor zich zag gebeuren. Maar al ben ik bereid om te gelegener tijd mee te doen aan bewondering voor de schrijfster om haar ‘diep inzicht in de verborgenheden van het vrouwenhart’Ga naar voetnoot1), hier, waar ik mijn oordeel heb te zeggen over het vertoonde en voor vertooning bestemde stuk, kan ik niet anders verklaren dan dat Atie's huwelijk, ondanks een aardige en handige, zij 't ook weer te gerekte, expositie, die den overgang vormt van het eerste naar het tweede stuk, ondanks den, ook van mevrouw Simons' vroegere spelen bekenden, voortreffelijken dialoog, tengevolge van het gemis aan diepte van de hoofdkarakters en het daarmee samenhangende gemis aan belangrijkheid van het geval, mij koud heeft gelaten en slechts op zeer enkele plaatsen heeft geboeid. Frederik, de speler met het leven en met de vrouwen, heeft niet genoeg in zijn mars om - gelijk zijn Fransche collega in Lavedan's Marquis de Priola het vermag - dat spel te varieeren en interessant te maken, en Atie, die hier de rol van slachtoffer vervult, is niet krachtig genoeg om den strijd met den veroveraar aan te binden. Ook de begaafdste tooneelspelers kunnen dat niet goed maken. | |
[pagina 174]
| |
Mevrouw Christine Poolman was zoo gelukkig in een dankbaar, gemakkelijk te spelen tooneeltje met haar guitig spel een welverdiend succes te behalen, maar voor de overigen viel er met hetgeen hun te zeggen en uittebeelden is gegeven, weinig eer in te leggen. De mislukking van Atie's huwelijk is te meer te betreuren, omdat ‘Het Nederlandsch Tooneel’ dezen winter tot heden toe toch al geen gelukkige campagne gevoerd heeft. Mocht de Raad van Beheer in zijn verslag over het tooneeljaar 1905/1906 met rechtmatige zelfvoldaanheid een overzicht geven van het repertoire, dat het in twaalf jaren vormde, in de zeven maanden, die sedert verliepen, is dit repertoire met geen werk van beteekenis uit de oudere of nieuwere tooneelletterkunde aangevuld, en van de belangrijkste stukken, die er op voorkomen, is in dit seizoen, voor zoover ik mij herinner, geen enkel vertoond. Vooral het ernstig drama, waarin mevrouw Mann-Bouwmeester uitmunt, werd op den achtergrond gehouden, en zoo verklaart zich de klacht van een groot aantal Haagsche tooneelvrienden over het feit, dat onze groote tooneelspeelster zoowel als mevrouw Holtrop-Van Gelder in de laatste jaren slechts zelden in een rol van beteekenis optreden. Het antwoord dat de klagers van den Raad van Beheer ontvingen en dat geen verandering in den toestand in het vooruitzicht stelt, zal wel niemand bevredigd hebben. Deze heeren toonen zich ten opzichte van den loop der zaken wel zeer fatalistisch en schijnen niet doordrongen van de waarheid, dat, wie het leven wil verdienen, het dagelijks weer veroveren moet.
J.N. van Hall. |