Bibliographie.
Anthologie des poètes francais contemporains, 1866-1906, par G. Walch. Tome deuxième. Paris. Ch. Delagrave - Leyde. A.W. Sijthoff.
In Emile Verhaeren, die ons in de afgeloopen maand het genot van zijn kunst en van zijn persoon heeft geschonken, hebben wij den zeldzamen man kunnenbewonderen, die niet dit of dat is, ‘und Poet dazu’, maar de echte, onvervalschte dichter, in zijn volkomen oprechten eenvoud en zijn fiere kunst. Als een dichter, die niet als dichter poseert, las hij ons zijn verzen, als schepte hij den frisschen teug zoo voor ons uit de bron; eenvoudig, zonder aangeleerde dictie, rustig gezeten, met in de linkerhand het boek of het handschrift, terwijl de rechterhand, spontaan, een gebaar even aangaf ... Zulk een dichter hoort eigenlijk niet in een Anthologie, al toont de heer Walch, die zijn boek samenstelde eer nog La multiple splendeur verschenen was, hoezeer hij Verhaeren waardeert door hem, gastvrij, de ruimte van niet minder dan 16 bladzijden te gunnen.
Nog onder den indruk verkeerend van Verhaeren's hooge kunst, is men maar half in de stemming om de dichtproeven van zeventig andere mannen en vrouwen te genieten, en loopt men gevaar van onbillijk te zijn tegenover den samensteller van deze Anthologie, die toch met een bewonderenswaardige zorg en verbazende terreinkennis ook weder dit tweede deel van zijn verzameling heeft in orde gebracht. Van Stéphane Mallarmé tot den Vicomte de Guerne leeren wij hier zingende vogels van diverse pluimage kennen, onder welke ‘des poètes morts jeunes à qui l'homme survit’ als Jules Lemaître en Paul Haag, een herbergier-dichter als Paul Harel, een indertijd overschat en thans vrijwel vergeten dichter als Maurice Rollinat, de pionniers van het ‘Vers libre’: Gustave Kahn, Jules Laforgue e.a. Kent iemand, zij 't ook slechts bij naam, Gabriel, duc de Rarécourt de la Vallée, duc et marquis de Pimodan? Zoo niet, dan kan men hier met enkele producten van de grafelijke en markgrafelijke muze kennismaken.
Hier en daar zou men bij de biografische aanteekeningen een vraagteeken willen zetten: zoo bij de uitspraak, ‘Edouard Schuré, qui compte parmi les meilleurs poètes de l'heure présente’. Maar zulk een kritiek is eigenlijk wat al te gemakkelijk, en, daarmee voortgaande, zou men zich ondankbaar toonen tegenover den man die in dit handige bundeltje zooveel moois voor ons bijeenbracht, en daarom voor zijn arbeid aanspraak mag maken op een onbetwist succes.