De Gids. Jaargang 71
(1907)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |||||||||||||||
De reorganisatie van de volksbibliotheken in Noorwegen.Onze eeuw staat in het teeken van samen werking. Te vergeefs verzetten zich egoïsten en individualisten tegen deze strooming. In alle landen en op de meest verschillende arbeidsvelden komt de behoefte aan samenwerking op. Waar dit samenwerken met bewustheid geschiedt en goed geleid wordt zijn de uitkomsten in hooge mate verrassend. Wie die beweging nauwkeurig volgt bij verschillende volken - dien is het alsof eerst nu eindelijk iets van den geest van den Grooten Nazarener vaardig wordt over de menschen. In plaats van den woesten strijd om het bestaan, van naijverige concurrentie komt langzamerhand het vormen van groepen, waarvan de leden elkaar de hand reiken, elkaars lasten trachten te verlichten. Bij de eene groep zijn de motieven zuiverder dan bij de andere; maar er zijn pogingen tot samenwerken, waarbij uit den aard der zaak van egoïsme geen sprake kan zijn, en die wij dus met onverdeelde sympathie begroeten. Onder deze verdient de reorganisatie der Noorsche volksbibliotheken door het Departement van Eeredienst en Onderwijs in Noorwegen een eerste plaats, en het succes daarvan doet het hart van wie het volk lief hebben goed. Opvoeden is een werk van groot geduld en van taaie volharding. Geldt dit voor kinderopvoeding - voor volksopvoeding waarlijk niet minder. Laat ons eens zien hoelang de Noorsche volksvrienden al niet beproefd hebben hun volk aan het lezen te krijgen. Het | |||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||
eerste spoor van zulk een streven vinden we aan het eind van de achttiende eeuw. 't Was een Deen, die de zaak met zeldzamen ijver en groote sympathie aanpakte: Dr. Peder Hansen, die van 1798 tot 1803 bisschop te Christianssand in Noorwegen was. Misschien deed hij het meer om tegemoet te komen aan het uiterst onvolmaakte schoolonderwijs, dan wel omdat het volk in zijn bisdom zulk een buitengewonen leeslust toonde. Hij moedigde overal het stichten van leesgezelschappen aan en sprak zelfs in de kerk over het vormen van vereenigingen met het doel ‘ontwikkeling en goede zeden te verspreiden.’ Volgens de statuten van die vereenigingen, die door de regeering werden goedgekeurd, moest men met meerderheid van stemmen tot lid worden benoemd. Elke vereeniging telde ongeveer 50 leden. De contributie bedroeg 24 skilling (1 skilling = 3 1/3 öre); zij werd om de drie jaar betaald en diende uitsluitend voor het aankoopen van boeken. De burgemeester en de koster met hun assistenten vormden het bestuur en de predikant was bibliothecaris. Personen, die geen lid waren, mochten bij gelegenheid boeken leenen tegen betaling; wanneer zij arm waren werd dit gratis toegestaan. De bisschoppen moesten op hun inspectiereis de boekerijen inspecteeren. Waarschijnlijk kocht bisschop Hansen, die het middelpunt van deze beweging was, zelf de boeken in. Zijn geheele werkzaamheid voor het oprichten van zulke bibliotheken werd gedragen door een intensen ijver en zijn bijna onbegrensd geloof in hun opvoedende kracht. En aan het eind van het jaar 1800 kon hij dan ook meêdeelen, dat in zijn bisbom 41 leesgezelschappen bestonden, die voor 600 deensche rijksdaalders (ongeveer 840 gulden) boeken hadden gekocht. Ook in andere gedeelten van het land interesseerden zich enkelen voor dergelijk werk. In 1799 gaf een man, die over de honderd boeken bezat: Sivert Aarflot in Söndmör, zijn bibliotheek weg om er een openbare, kostelooze leesbibliotheek van te maken en eenige jaren later deed een zekere Strömme, koster te Orskoug, hetzelfde. Toch beperkten deze pogingen zich tot enkele gemeenten of hoogtens tot een enkel bisdom. In 1809 werd de ‘Selkskabet for Norges Vel’ (de Vereeniging voor het welzijn van Noorwegen) gesticht, die in alle | |||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||
deelen van het land ‘gemeente-vereenigingen’ oprichtte. Meestal hielden die zich ook bezig met het vormen van volksbibliotheken, waarin hoofdzakelijk geschriften over landbouw te vinden waren, maar ook andere werken. Bizonder krachtig werden zij nooit, daar de moedervereeniging zich voornamenlijk bezighield met het stichten van een Noorsche universiteit en het bevorderen van den landbouw. Een voorstel van den jurist E.N. Saxild, in 1811 aan het bestuur der Vereeniging gedaan, om volksbibliotheken te openen, werd verworpen om de groote kosten. In de jaren 1811-1830 werden maar weinig nieuwe volksbibliotheken geboren en waarschijnlijk gingen vele van de oude sterk achteruit. Op die jaren volgde een periode van opleving, en zonder twijfel was de reorganisatie van de Vereeniging voor het welzijn van Noorwegen in 1829 hiervan de oorzaak. Deze besloot toen haar arbeid te beperken tot het bevorderen van den landbouw in Noorwegen; maar men zette toch ook het oprichten van volksbibliotheken op het programma. Reeds in 1830 deelde het bestuur meê, dat het zich bezighield met het aanmoedigen tot het stichten van boekerijen in de verschillende gemeenten van het land, en dat van alle kanten betuigingen van bijval met dit streven waren ingekomen. In 1831 vinden wij de mededeeling, dat er premiën zijn uitgeloofd aan de eerste 12 bibliotheken, die georganiseerd worden en zich in den loop van dat jaar bij de Vereeniging aanmelden. Binnen een half jaar meldden zich reeds 30 aan. In 1833 bestonden er al 86. Alle werden door het bestuur gesteund met geschenken in boeken. Maar dit nu was niet alleen door den arbeid der Vereeniging bereikt. Die vond een uitstekenden steun in den dichter Hendrik Wergeland, die door zijn bezielde oproeping, aan het volk gericht in zijn tijdschrift ‘Voor het Volk’, een krachtigen stoot in de goede richting af. De eerste aflevering daarvan verscheen in Januari 1830 en bevatte o.a. de volgende artikelen: 1o. Opwekking aan 't volk om voor zijn ontwikkeling te zorgen, vooral door het lezen van goede boeken, en om met dat doel volksbibliotheken op te richten en te gebruiken. 2o. Schets van de organisatie van en statuten voor een volksbibliotheek. | |||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||
3o. Lijst van boeken voor volksbibliotheken geschikt. Aan die oproeping ontleenen wij het volgende: ‘Medechristenen! uw bestemming eischt een ernstig streven naar ontwikkeling. Medeburgers! het vaderland eischt burgers met inzicht, de vrijheid eischt denkende menschen. Medeburgers! de gelegenheid zal u gegeven worden aan die schoone behoefte te voldoen, de gelegenheid alle voordeelen der ontwikkeling te bereiken, de burgelijke vrijheid te waardeeren en te genieten (wat alleen de ontwikkelde kan), u te verheugen in het fiere gevoel van geestelijke vrijheid, de boeien der duisternis en de ketenen van het bijgeloof te verbreken, om onbevooroordeelde, denkende, bekwame, eerlijke, deugdzame mannen te worden, uw rechten en plichten, de natuur, de menschen, u zelf te leeren kennen. Ja, de gelegenheid zal u gegeven worden tot waardig, verstandelijk genieten, de gelegenheid om menschen te worden en niet enkel arbeider te zijn. Die wordt u gegeven door goede boeken, vruchten van den arbeid, door kundige mannen voor de menschheid verricht. Vereenigt u dan allen, brave mannen, die inzicht verwerven wilt! Vereenigt u! Vormt zelf vereenigingen tot bevordering van ontwikkeling, sticht leesgezelschappen en volksbibliotheken.’ Deze oproep werd door de Vereeniging voor het welzijn van Noorwegen in haar orgaan opgenomen en afdrukken werden aan de gemeentevereenigingen ter verspreiding toegezonden. Wergeland richtte te Eidsvold een leesbibliotheek op, die hij zelf beheerde, en zijn voorbeeld werd door velen gevolgd. Ook de politieke beroeringen in dien tijd deden het hunne om het volk wakker te schudden. Het resultaat van dit alles vinden we in de volgende statistieke opgaven:
In 1836 ging er voor het eerst een stem op voor het ondersteunen van volksbibliotheken door den Staat. De voorzanger Tvedt diende een voorstel in die richting in. Hij wilde, dat in alle gemeenten de schoolcommissie uit een bestaand | |||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||
‘fonds voor ontwikkeling’ een bepaalde toelage zoude ontvangen voor den aankoop van boeken voor volksontwikkeling geschikt. Het voorstel werd door het Storting niet aangenomen, maar wel werd onder de aandacht van de regeering gebracht, dat het practisch zou zijn aan de distrikten, die het wenschten en het noodig achtten, een ondersteuning uit het genoemde fonds te geven en daarbij in 't oog te houden de eischen van andere zijden aan het fonds gesteld. Het Departement van Eeredienst en Onderwijs maakte toen bekend, dat gemeenten, die leesgezelschappen wilden oprichten en konden bewijzen, dat zij die zaak ernstig en praktisch aanvatten, ondersteuning konden aanvragen. Het gevolg daarvan was, dat bij koninkl. besluit in Febr. 1839 een som van ten hoogste 2000 daalders werd uitgetrokken voor steun aan volksbibliotheken, maar zoo, dat geen district meer dan 50 daalders zou ontvangen. Er meldden zich 77 districten voor de toelage aan, en in 1843 was de toegestane som verbruikt. Op het budget voor 1851-1854 werd de som van 3000 daalders uitgetrokken. Toen werd tevens de bepaling gemaakt, dat alle inwoners der gemeente recht zouden hebben op 't leenen van boeken en dat ook de leesbibliotheken in de steden recht op toelage zouden hebben. Op het budget voor 1854-1857 vinden wij dezelfde som, maar in de jaren 1857-1860 werd niets toegestaan, en in de jaren 1860-1863 maar 400 daalders per jaar. In 1863 werd niets uitgetrokken en in 1865 waren van de toegestane som nog 500 daalders over. Tot 1876 verdween de post voor volksbibliotheken geheel van het budget. In dat jaar werd in het Storting weer de aandacht op de volksbibliotheken gevestigd. Men besprak de reden van het uitsterven van de belangstelling in lectuur onder het volk. Als redenen daarvoor werden opgegeven:
| |||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||
In diezelfde zitting werd voor het jaar 1877-1878, 2000 daalders toegestaan. Van dien tijd af werd de bijdrage van den Staat aan de volksbibliotheken ieder jaar gegeven, en het bedrag werd steeds grooter. Wij vinden daarvan de volgende opgaven:
Sinds dien tijd werd 20,000 kr. de vaste som. In 1876 ontvingen 98 boekerijen een toelage; in 1891 ontvingen 269 boekerijen een toelage. Aan de Staatstoelage had het Departement van Eeredienst en Onderwijs bepalingen verbonden, o.a. ook omtrent de administratie der bibliotheken. De predikanten toonden groote belangstelling in dit werk, en zoo was het gekomen, dat als van zelf de predikant lid van het bestuur geworden was. Maar in den loop der tijden namen de onderwijzers ijverig deel aan het werk, en naarmate meer en meer bij het volk de behoefte aan zelfbestuur ontwaakte, werd men ontevreden over de bepaling, dat de predikant als zoodanig altijd lid van het bestuur der bibliotheek zijn moest. In 1877 werd daarom door het Departement bepaald, dat het bestuur der bibliotheken aan een door het gemeentebestuur te kiezen commissie zou worden toevertrouwd. In 1901 was het aantal volksbibliotheken gestegen tot 650, te zamen ongeveer 30,000 boeken bezittende, waarvan 11 meer dan 2000 boeken telden; daaronder was één met 5,300 boeken, één met 11,000 en 1 met 12,000. In het begin | |||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||
van dat jaar benoemde het Departement een commissie van drie mannen: Karl Fischer, J.V. Heiberg en Haakon Nyhuus, met de opdracht een onderzoek in te stellen naar de middelen om de volkslectuur in Noorwegen te bevorderen.
De commissie bracht in September van dat zelfde jaar haar rapport uit. Uit een door haar bewerkte statistiek bleek, dat in de jaren 1892-1901 aan 644 bibliotheken staatstoelage was verleend. Te zamen hadden de betrokken gemeenten 1,939,972 inwoners en bezaten ongeveer 330,000 boeken. Voor aankoop en inbinden der boeken was door den Staat ruim 20,000 kronen gebruikt, en volgens de voorwaarden aan de staatstoelage verbonden, uit de gemeenten zelf een even groote som opgebracht; te samen dus 40,000 kronen. Voor de staatstoelage werden nog de volgende voorwaarden gesteld:
Verder vestigde de commissie de aandacht op het feit, dat | |||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||
nog geen enkele van de bibliotheken een leeszaal bezat of een referentie-bibliotheek. Slechts enkelen hadden een gedrukten catalogus (ongeveer 30). Als fouten in de toemalige regeling wees de commissie aan:
Men moet bij dergelijke eereposten van vertrouwen zorgen, dat de welwillende en zich toewijdende burgers niet vermoeid worden, door dat zij op moeielijkheden stuiten, die een vakman met gemak overwint. Verder wijst de commissie er op, dat de gegevens ontbreken om na te gaan hoeveel en wat er gelezen wordt. Ook dat elke bibliotheek afzonderlijk inkoopt en de boeken daardoor duurder worden, dan wanneer alle inkoopen gezamentlijk geschieden. Het eerste, wat dus noodig blijkt, is:
Om dit te bereiken stelde de commissie voor, dat er onder toezicht van bekwame deskundigen een lijst zou worden op- | |||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||
gemaakt van boeken, die goed en geschikt voor volksbibliotheken zijn; de boeken, die absoluut moeten worden aangekocht zou men met twee sterretjes, - de werken, die bizonder geschikt zijn, met één sterretje kunnen aanduiden. Die lijst moest met de zetmachine gezet worden. (Zooals men weet wordt daarbij elke regel als stereotyp gezet en kan afzonderlijk bewaard worden.) De regels worden bewaard als andere clichés en kunnen ten allen tijde gebruikt worden voor het drukken van cataloguskaartjes voor elk boek apart; ook om een catalogus naar keus voor een nieuwe bibliotheek of een catalogus voor een afzonderlijke bibliotheek te maken. Eens of meermalen per jaar wordt aan de bibliotheken een supplement gezonden van die lijst, op dezelfde wijze gedrukt. In die lijst wordt elk boek opgenomen met zijn nummer, dat de plaats aanwijst, die het in de bibliotheek moet hebben. Voor de indeeling der boeken beveelt de commissie het in Amerika veel gebrnikte en praktische systeem van Dewey aan, het zoogenaamde decimaalsysteem. Volgens dat stelsel worden de boeken in 10 hoofdafdeelingen verdeeld; elke afdeeling weer in 10 klassen en elke klasse in 10 orden. Dit wordt met cijfers aangeduid. (Zie: M. Dewey. Decimal classification, 6 sh. edition. Boston 1899 Library Bureau 530 Atlantic Avenue.) Is nu eenmaal de lijst der aanbevelenswaardige boeken op die wijze gedrukt, dan is het grootste gedeelte van de volksbibliotheken in het land reeds gecatalogiseerd. De kosten van dat werk voor een catalogus van 14 vel werden geraamd op 1600 kronen. Latere drukken van een catalogus voor afzonderlijke bibliotheken, voor een catalogus van 8 pag., dus van ongeveer 300 boeken, zal ongeveer 8 kr. kosten per honderd ex., een cat. van 16 pag., 12 kr. per 100 ex. enz. Door van den gedrukten catalogus 2 exemplaren aan alle bibliotheken te zenden met verzoek in een daarvan de boeken, die in de bibliotheek voorkomen, aan te strepen en dat exemplaar weer terug te zenden, kan men gemakkelijk berekenen wat het kosten moet aan alle gedrukte catalogus-briefjes te zenden. Men heeft dan maar de daarvoor noodige clichés van de regels | |||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||
in den hoofdcatalogus bijeen te zoeken en ze af te drukken. Ieder briefje kost dan ongeveer 1 öre aan drukloon. Of dit op kosten van het Departement of die van de bibliotheken zelf geschieden moet kan later worden beslist. Verder beveelt de commissie aan, dat het technische werk voor de bibliotheken zal worden uitgevoerd door het Departement van Eeredienst en Onderwijs met behulp van een deskundige. ‘In plaats dat dit min of meer behoorlijk gedaan wordt aan elk van de 650 volksbibliotheken in ons land, zal het uitstekend door één vakman kunnen gebeuren. In plaats dat één en 'tzelfde boek 650 maal gecatalogiseerd en genummerd wordt op 650 verschillende plaatsen, kan dat door één man voor al die bibliotheken worden gedaan. En daarbij wordt dan het boek opgenomen in een uitstekend systeem en krijgt een duidelijk, oriënteerend nummer, dat het van alle andere boeken onderscheidt en het op zijn plaats brengt bij die boeken, die zijn naaste buren behooren te zijn.’ Er is een bezwaar tegen dit plan, erkent de commissie, en dat is, dat de nummering niet alle boeken zal omvatten, die de bibliotheken hebben. Maar dat kunnen de bibliothecarissen bijwerken, wanneer zij door het Departement de noodige inlichtingen ontvangen. De commissie beveelt als een uitstekend handboek voor bibliothecarissen aan: Folkebogsamlinger van Adj. Steenberg, Kopenhagen 1900. Met dit boek en een practische instructie komt men ver. En in geval van onzekerheid kan de bibliothecaris zich tot het Departement van Eeredienst en Onderwijs wenden en van daar de noodige hulp en leiding ontvangen. Wanneer nu ieder boek zijn nummer heeft en ieder, die een boek leent, een volgnummer krijgt, moet de bibliothecaris die beide nrs. naast elkaar in duplo noteeren in een bonboekje. Wanneer hij dan bv. ieder kwartaal de bons opzendt naar het Departement heeft men daar uitstekend materiaal om te beoordeelen hoeveel en wat er gelezen wordt. Zoo kan een enorme besparing van tijd en arbeid, een eenvoudige controle en voortreffelijke leiding van alle bibliotheken verkregen worden door centraliseeren van den arbeid. | |||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||
Maar de commissie wil de samenwerking nog verder uitstrekken. Zij stelt voor dat alle bibliotheken zullen opgeven welke boeken zij wenschen in te koopen en dat die alle door het Departement te gelijk zullen worden aangeschaft. Zij kunnen dan gebonden en genummerd worden en zoo kant en klaar voor de plank verzonden worden. Op de meeste boeken kan op die wijze 25%, op vele ook 40 à 50% rabat verkregen worden. En bovendien zou men met een koopkracht van 40.000 kronen 's jaars de uitgave van praktische, technische handboeken mogelijk kunnen maken ‘en zoo ons volk en onze literatuur verrijken met een reeks goede leer- en handboeken voor industrie en handwerk, door ze in te koopen voor elke gemeente.’ ‘Wanneer er nu een catalogus bestaat van boeken, die voor de volksbibliotheken geschikt zijn,’ schrijft de commissie verder, ‘komt het ons voor, dat men mag verlangen, dat voor het geld, dat de Staat geeft, boeken uit dien catalogus en de supplementen daarvan worden gekocht en dat de Staatstoelage in den vorm van boeken wordt gegeven, en slechts bij uitzondering in geld uitgekeerd.’ De plaatselijke bijdrage zou dan naar willekeur mogen worden besteed, en 't zou praktisch wezen, dat ook die boeken daarvoor te koopen door het Departement werden ingeslagen en evenals de andere gebonden en genummerd. De commissie achtte het echter wenschelijk de bibliotheken hierin vrij te laten. Verder beval de commissie aan het aanstellen aan het Deparpartement van een geschoold bibliothecaris. Die zou 't allereerst een lijst van boeken moeten samenstellen, die door een commissie van twee of drie literair en wetenschappelijk ontwikkelde personen moest worden gekeurd. Ook de supplementen zouden op dezelfde wijze worden samengesteld. Aan dien ambtenaar zou worden opgedragen, aan de bibliothecarissen, die dat mochten wenschen, onderwijs in bibliotheekwerk te geven door voordrachten, bv. aan musea of aan zomercursussen aan de universiteit of in speciaal daarvoor ingerichte cursussen. Misschien zouden ook de seminarie-Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||
bibliotheken kunnen worden ingericht als voorbeelden van catalogiseeren, schikken en uitleenen. Wanneer eenmaal het Departement deskundige hulp heeft, zullen van zelf andere zaken zich voordoen, die ter hand genomen moeten worden, bv.: het oprichten van nieuwe volksbibliotheken, door voordrachten, of door zich in contact te stellen met gemeentebesturen en particulieren; het openen van rondzend-bibliotheken voor visschers, spoorwegpersoneel en wegwerkers; aaneensluiting van vereenigings- en vakbibliotheken tot volksbibliotheken; het openen van leeszalen in verband met volksbibliotheken; inspectie van volksbibliotheken; openen van betere lokalen; uitloven van premies voor de best ingerichte volksbibliotheken; eventueel samenwerken met arbeidersacademies, bv. door na daar gehouden voordrachten boeken over hetzelfde onderwerp te leen aan te bieden, enz. De commissie stelde dus voor bij het Storting twee voorstellen in te dienen:
Dit voorstel van de commissie, in Sept. 1901 gedaan, werd door het Departement van Eeredienst en Onderwijs in hoofdzaak aangenomen. Maar uit een rondschrijven van 15 Nov. 1902, door dat Departement aan de volksbibliotheken gericht, blijkt, dat het Storting wel de toelage voor den catalogus toestond, maar dat het bepaalde, dat het honorarium van de deskundige uit de toelage voor de bibliotheken moest worden betaald. Het Departement stelde toen den heer Haakon Nyhuus, - den enthousiasten voorstander van bibliotheek-coöperatie - als deskundige aan en spreekt in genoemd rondschrijven als | |||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||
zijn meening uit, dat de 5%, die de bibliotheken van hun gewone toelage zullen moeten missen, ruimschoots zullen worden uitgewonnen door goedkooper inkoop van boeken en de kundige leiding bij het kiezen van bestuur en de organisatie der boekerij. Het Departement meldt, dat reeds met de bewerking van den catalogus een aanvraag is gemaakt en noodigt de bibliothecarissen uit om aanvragen om inlichtingen omtrent het oprichten en besturen van volksbibliotheken vrijmoedig in te zenden. Een tweede rondschrijven van 30 Juni 1903, geeft een interessante beschrijving van de catalogiseering en het uitleensysteem bij deze reorganisatie ingevoerd. De bibliotheken ontvangen elk twee exemplaren van den nu voltooiden catalogus, waarin achter den titel van elk boek de gewone prijs èn de verminderde prijs voor de volksbibliotheken is opgegeven. Daaruit blijkt, dat het Departement een aanmerkelijke reductie van de uitgevers verkregen heeft. Tevens zijn aan elke zending tweeërlei soorten gedrukte bestelbrieven toegevoegd, waarop alleen maar de naam van de bibliotheek, de datum en de titels der bestelde boeken behoeven te worden ingevuld. Een daarvan moet aan den boekhandelaar van de bibliotheek worden verzonden en verzoekt hem de bestelde boeken naar het Departement van Eeredienst en Onderwijs te zenden. De tweede bericht aan het Departement welke boeken besteld zijn. Het geld voor de boeken moet naar den boekhandelaar, dat voor het binden, nummeren en 't voorzien van boekzakje, boekkaart en uitleenkaart, bij het uitleensysteem behoorende, naar het Departement worden gezonden. De band is een goede bibliotheekband met waschbaar linnen overtrokken; op den rug zijn titel en nummer aangebracht. In 't boek is achter in op den omslag een kaartzakje met boekkaart. Het schutblad en de exlibris zijn ontworpen door den noorschen artist Gerard Munthe. Een prijscourant, waarin nauwkeurig de prijs voor alle mogelijke lijsten, administratieboeken, boekkaarten, uitleenkaarten, catalogusbriefjes enz. worden vermeld, is aan dit rondschrijven toegevoegd. Hieruit blijkt, dat men voor 40 öre (ongeveer 26 cts.) een boek kan laten binden, nummeren, van boekzakje en boek- | |||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||
kaart voorzien en 't franco (in Noorwegen) toegezonden krijgen. Het spreekt van zelf, dat dit alleen mogelijk is, doordat er zooveel boeken te gelijk en op dezelfde wijze worden in orde gemaakt. Voor het uitleenen van boeken is in Amerika en Engeland reeds lang éénzelfde systeem ingevoerd. Dit systeem is voortreffelijk; het kost weinig arbeid, brengt een volkomen contrôle meê en heeft nog dit voordeel, dat er niets tegen is iemand om een of andere reden langer leestijd toe te staan. Elk jaar zendt het Departement aan alle volksbibliotheken een vragenlijst ter beantwoording. De antwoorden vormen het jaarverslag, dat elke bibliotheek moet indienen. Jaarlijks ontvangen de bibliothecarissen een supplement op den catalogus van boeken, die voor volksbibliotheken geschikt zijn, geheel op dezelfde wijze gedrukt. Reeds in Maart of April kan men een reductie verwachten op de boeken, die met kerstmis zijn uitgekomen. Bij het invoeren der nieuwe organisatie werd aan de bibliotheken verzocht in een der beide hun toegezonden exemplaren van den catalogus van het Departement aan te schrappen welke boeken zij reeds bezaten, en voor welke zij kaarten, boekzakjes enz. verlangden. Vooral moest worden aangegeven of zij een boek-catalogus of losse cataloguskaartjes verlangden. Op deze wijze kon voor iedere bibliotheek de nieuwe wijze van catalogiseeren en uitleenen gemakkelijk worden ingevoerd. Uit een rondschrijven van het Departement van 5 Jan. 1905 blijkt, dat reeds toen vijftien bibliotheken een gedrukten catalogus hadden aangevraagd en ontvangen.
En nu het succes van dit lofwaardig streven der Noorsche regeering? Reeds een statistiek over de Noorsche volksbibliotheek in 1903 - dus één jaar na de invoering der nieuwe regeling - wijst uit, dat door 260 bibliotheken, die staatstoelage ontvingen, voor 23,163,59 kronen aan boeken was besteld en door 38, die geen toelage ontvingen, voor 4,403,35 kronen. In datzelfde rondschrijven wijst het Departement er op, dat veel bestellingen van eenzijdigheid getuigen, daar boeken | |||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||
van één richting: 't zij over natuurwetenschappen, geschiedenis of theologie àl te sterk vertegenwoordigd zijn. Ook vermeldde het klachteu van vereenigingen van jongelieden, dat zij in de gemeentebibliotheken niet vonden wat zij zochten en daarom eigen bibliotheken moesten oprichten. Het Departement dringt met het oog daarop aan op het bestellen van allerlei soort van boeken in dezelfde verhouding als de catelogus van het Departement aangeeft, en wijst er op, dat waar vereenigingen van jongelieden de gemeentebibliotheek willen steunen, zulk een vereeniging in het bestuur van de bibliotheek dient vertegenwoordigd te wezen. De heer Haakon Nyhuus heeft zich bekend gemaakt met het bibliotheekwerk in Amerika. Ook daar wordt dit zoo veel mogelijk gecentraliseerd. Een Amerikaansche catalogus van boeken, voor bibliotheken geschikt, omvat ruim 8000 nummers. Gedrukte catalogusbriefjes worden er in grooten getale verspreid. De Amerikaansche bioliografische tijdschriften spreken dan ook met groote ingenomenheid over de regeling der Noorsche volksbibliotheken. Het is wel eigenaardig, dat de zoo verspreid wonende Noren, in een land, waar op vele plaatsen het verkeer nog zoo moeilijk is, in dit opzicht toonen te begrijpen hoe groot de voordeelen en opvoedende kracht van samenwerking zijn.
't Zal nog wel lang duren eer wij Hollanders op dien weg zoover gevorderd zijn. En de vraag is of we ooit zoover komen; onze volksaard is meer individualistisch dan die der Scandinaven. Toch komt het mij voor, dat er in die richting ook in ons land gewerkt zou kunnen worden. Wanneer de bibliothecarissen van verschillende bibliotheken in één stad eens het voorbeeld gaven. Zij zouden één zelfden band kunnen uitkiezen en samen een binderij opzetten, waar goed loon werd uitbetaald. Wanneer die band mooi en practisch was, zouden van zelf andere bibliotheken zich aansluiten. Misschien zou ook wel een groep bibliotheken in ons land 't over één zelfde wijze van catalogiseeren eens kunnen worden en al vast een begin maken met het drukken van een catalogus met de zetmachine, waardoor het leveren van goedkoope cataloguskaartjes mogelijk zou worden. | |||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||
Vooral voor bibliotheken van volks- en andere arbeidersvereenigingen zou het van groot belang zijn, wanneer ze samen één geroutineerd bibliothecaris honoreerden, die voor hen allen de boeken catalogiseerde. Nieuwe bibliotheken zouden dan onmiddelijk hun boeken bij aankoop kunnen nummeren en voor weinig geld een goeden catalogus koopen. Ook zouden openbare bibliotheken, scholen en vakvereenigingsbibliotheken wel hun bestellingan kunnen vereenigen en zoodoende van de uitgevers rabat bedingen. 't Komt mij voor, dat het verstandig gezien is van de Noorsche regeering niet aan de boekhandelaars maar aan de uitgevers reductie te vragen. Natuurlijk zou nog op allerlei andere manieren door de bibliotheken samenwerking kunnen worden gezocht. Zijn er niet in onze steden jonge mannen en vrouwen, die zich wenschen te vormen tot goede leiders en leidsters van bibliotheken? Door zich voor zulk werk beschikbaar te stellen onder leiding van een bekwaam bibliothecaris zouden ze een uitstekende oefenschool kunnen vinden.
Margaretha Meijboom. |
|