De Gids. Jaargang 69
(1905)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Er bestaan gemeenten, wier financiën allengs dieper zinken; er bestaan andere, wier geldmiddelen voortdurend verbeteren. Er zijn er, waar de toestand zóó ellendig is, dat de gewone uitgaven haast niet meer kunnen worden gedaan; men treft andere aan, die nieuwe uitgaven op de begrooting brengen zonder dat de lichte belastingen behoeven te worden verzwaard. Amsterdam zal vermoedelijk zijn hoog drukpercentage moeten opvoeren, enkel om aan het gewone budget het hoofd te bieden; Hilversum richt een hoogere burgerschool op en de weinig offerende burger bemerkt het nauwelijks. Dit zijn geen uiterste voorbeelden. Gemeenten vallen aan te wijzen, waar niets behoeft te worden opgebracht en waar het bestuur beleggings-zorgen kent; andere waar het rijk langs velerlei wegen geld moet zenden, omdat de belastingen, hoe nijpend hoog ook opgevoerd, in de verte niet opwegen tegen de eischen van het schriel berekende budget. Deurne in Noord-Brabant heft slechts vergunningsrecht op den drankverkoop, vermoedelijk alleen omdat de wet daartoe verplicht, zelfs de Deurnsche hondjes mogen vrij uitgaan; Emmen in Drente verkeert in wanhopigen toestand. Geen twee van de ruim elf honderd gemeenten verkeeren in gelijke financiëele omstandigheden, niettegenstaande ééne gemeentewet alle beheerscht. Van waar die oogenschijnlijk onbegrijpelijke verschillen? In gemeenten met velerlei uitgaven zijn hooge lasten; waar een eenvoudige begrooting bestaat zijn lage belastingen te verwachten; de groote gemeenten zijn dus al dadelijk aangewezen op de eerste categorie, de plattelandsche op de tweede. Maar ook in tal van kleinere provinciesteden die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het omliggende land het stedelijk centrum vormen, waar middelbaar en soms zelfs hooger onderwijs worden verstrekt, zullen hooge belastingen te vinden zijn. Daarentegen zullen gemeenten met belangrijke privaatrechtelijke bezittingen, waar dus de inkomsten abnormaal hoog, en gemeenten met bloeiend confessioneel onderwijs, bij welke de uitgaven abnormaal laag zijn, een bijzonder gunstig financiëel beeld vertoonen. Zijn deze oorzaken voor verschil in lasten van blijvende beteekenis, er bestaan andere, die een beweeglijk karakter bezitten. Een belangrijk feit is dat de kosten van het plaatselijk budget - ook gerekend per hoofd der bevolking - voortdurend klimmen. Aan dezen regel ontsnapt niet alleen geen enkele gemeente, hij geldt tevens voor provincie en rijk, voor binnen- en buitenland. Altijd meerdere bemoeiingen trekt de gemeenschap tot zich en aan de behartiging van elke taak worden steeds hoogere eischen gesteld. Tenzij dus de inkomsten gelijken tred houden met de uitgaven, moeten overal de lasten per ziel klimmen. Men behoeft niet lang over deze opmerking te denken om te beseffen, dat in het algemeen van inkomsten, die regelmatig en voldoende per hoofd der bevolking stijgen, bij de gemeente geen sprake is. Zij spruiten voort uit baten, afkomstig van rentegevende eigendommen, welke sommen natuurlijk niet geacht kunnen worden voortdurend te stijgen, en uit retributies, die niet meer mogen opbrengen dan de kosten beloopen aan de verstrekte diensten verbonden. Verder geniet de gemeente verschillende rijkssubsidiën, die wel stijgen, maar gradueel minder dan de uitgaven of de lasten, waarvoor zij worden gegeven; immers steeds participeert het rijk. Alleen de gemeentebedrijven zijn in staat winsten op te leveren, die van belangrijken invloed op de gemeenterekening zouden kunnen zijn. Genoeg zij het hier op te merken, dat gemeentebedrijven niet in elke gemeente mogelijk zijn en hunne winsten altijd wisselvallig zullen blijken. Bovendien vormen de drang naar verlaging van den leveringsprijs, de behartiging van de materieele belangen van den werkman en de weerzin om van het bedrijf een bron voor indirecte belasting te maken factoren die de winst binnen enge grenzen beperken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de regelmatige klimming der uitgaven per ziel naast de minder regelmatige en minder snelle klimming der ontvangsten per inwoner, ligt een onmiddellijke reden voor de allerwege bestaande stijging der lasten per hoofd der bevolking. Hierbij sluit zich aan een tweede algemeen geldende omstandigheid van niet minder gewicht. De wet van 1865 verbood den gemeenten met de heffing van indirecte belastingen voort te gaan. Aan haar werden alleen de directe gelaten. Daarmede werd de belastingbasis ingeperkt en van het geheel der bevolking tot een gedeelte er van ingekrompen. Op dit deel rust de volle zwaarte van de lasten door allen veroorzaakt. Als men bedenkt, dat het deel der bevolking, dat niet in deze belastingen kan worden betrokken, onder normale omstandigheden uit zich zelf sneller toeneemt dan het belastdeel, wordt duidelijk dat de opbrengst dezer lasten per duizend zielen gaandeweg moet dalen, of m.a.w. dat het percentage van heffing allengs moet stijgen om dezelfde opbrengst te verzekeren, tenzij de welvaart der betalenden zóó snel stijgt, dat daardoor de nadeelige werking van de vermelde omstandigheid geneutraliseerd wordt. Natuurlijk verergert vestiging van on- en minvermogenden deze druk verzwaring. De opbrengst der inkomsten-belasting in de hoofdstad daalde van 1886/7 tot 1897/8 per percent per 1000 inwoners van f 1745 tot f 1595. In Utrecht daalden, blijkens het belangrijke verslag over de financiën der gemeente van B. en W. aan den Raad 5 Januari 1903 uitgebracht, de opcenten van 's rijks directe belastingen, ondanks eene geringe verhooging van die op het personeel, van f 3170 in 1884 tot f 2780 in 1903, en de opbrengst naar 1 % der inkomsten-belasting van f 1644 in 1888 tot f 1324 in 1901. Te Rotterdam daalden de opcenten op de personeele belasting van 1899 tot 1902 van f 1440 op f 1380. En nu dient men bij de statistieken loopende over inkomsten-belasting en dergelijke niet op vaste grondslagen gebouwde heffingen wel te bedenken, dat de administraties meer en meer op de hoogte komen van het verborgen belastingobject, dat dus het cijfer van het belastbaar inkomen hooger wordt, zonder dat dit feit iets met welstandsvermeer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dering van doen heeft. De cijfers, die de daling aanwijzen, vertoonen dat verschijnsel dus nog te zwak. Onafhankelijk van deze factoren, die allerwege tot voortdurende vermeerdering van de lasten per hoofd aanleiding geven, werkt een andere invloed: de draagkracht der belastingschuldigen. Hoe grooter het totale draagvermogen der belastingschuldigen is, hoe lager het drukpercentage dat vereischt wordt om de noodige belasting op te brengen. Al is dus het absolute belastingcijfer in een gemeente hoog, de druk kan gering zijn. Eene gemeente van millionairs zal een weelderige en dure huishouding kunnen voeren met een zeer geringe belastingpercentage. Omgekeerd zal eene gemeente met weinige draagkrachtigen haar zuinig budget niet kunnen bekostigen dan ten koste van nijpende heffingen. Eene gelijke meerdere uitgave in twee even groote gemeenten eischt in de armste gemeente een veel grootere drukverzwaring dan in de andere. De verdeeling van het belastbaar inkomen over het land - er zijn oasen en woestenijen van draagkracht - is afhankelijk van talrijke omstandigheden van allerlei aard en is daarom niet onder enkele regelen te brengen. Toch vallen enkele bepaalde verschijnselen waar te nemen. Er is een strooming van hoog belastbare inkomens uit vele groote gemeenten naar hare omgeving, doordat personen met behoorlijk of groot inkomen de stad ontvluchten om van de kalme rust en de frissche atmosfeer van het buitenleven te genieten. De steeds meer volkomen wordende middelen van vervoer verleggen de grenzen der bewoning tot ver achter die der gemeente. Zij, die zaken doen, verplaatsen die zaken niet, maar alleen hun woning. De arbeiders, voor wie de middelen van vervoer te duur zijn in verhouding tot hun loon, blijven dus, de ondernemer gaat heen. Bovendien schijnt het, dat de arbeidende klasse neiging bezit voor het stadsleven; op hare niet verwende oogen oefenen de wonderen van het grootsteedsche leven eene sterke aantrekkingskracht. De loonen zijn er hooger, de arbeidsdag is er korter; geen wonder, dat er een andere strooming in tegenovergestelde richting bestaat van weinig- of niet-belastbaar inkomen naar onze groote steden. De samenwerking van deze twee bewegingen is van heilloozen invloed op de financiën van menige gemeente, die in verband | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hiermede met zorg de oprichting binnen hare grenspalen ziet van industrieele en handelsondernemingen, waarvan haar schatkist de directe nadeelen onmiddellijk voelt, en waarbij de indirecte voordeden voor de gemeenschap wel eens moeten achterstaan. Aanmoediging van dergelijke ondernemingen, die de welvaart van het geheele land zeer verhoogen, is onder de bestaande omstandigheden van de gemeente nauwelijks te vergen. In de onderlinge werking van al de geschetste invloeden van blijvende en van veranderlijke beteekenis schuilt de oorzaak voor het groote onderscheid in de financiëele gesteldheid der Nederlandsche gemeenten. Typen van gemeenten zijn uit de gegeven algemeene trekken samen te stellen. Om uit het type weer tot het beeld van een bepaalde gemeente te geraken, moeten natuurlijk heel wat individueele trekjes worden aangebracht: meer of min gelukkig financiëel beleid, al- of niet subsidieering van middelbaar of hooger onderwijs, of dat onderwijs van rijkswege gegeven, mindere of meerdere salariëering van ambtenaren en beambten, grootere of kleinere uitgestrektheid der gemeente, gunstige of ongunstige gesteldheid van den bodem, etc., etc. Slaan wij thans een blik op een tweetal gemeenten om de waarde der theoretische beschouwingen te toetsen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zooals men ziet, stijgen door meerdere uitgaven bij beide gemeenten de belastingen per hoofd der bevolking, in Hilversum zelfs zeer snel. De factor draagkracht veroorzaakt echter het verrassende resultaat, dat in Middelburg de druk verzwaart, en te Hilversum de druk lichter wordt. In gene gemeente zal dus het percentage moeten worden opgeschroefd om aan de eischen van 't stijgende budget te blijven voldoen, in deze zal men verlaging kunnen overwegen. Een Middelburger met f 3000 belastbaar inkomen, het ‘emergo’ van zijn provinciaal wapen overdenkende, en verhuizende naar de hoofdstad van het Gooi, zou de blijde verrassing smaken, zijn gemeentebelasting te zien dalen van f 188 op f 78. In het aanhangsel van dit artikel vindt men, behalve deze cijfers, die van enkele andere gemeenten, mij welwillend verstrekt en door mij met erkentelijkheid ontvangen. Nu moet men bij de beschouwing van deze cijfers wel bedenken, dat zij slechts momentopnamen zijn van veranderende processen. De drukcijfers zullen, bij een latere opneming in de eene gemeente grooter zijn geworden, in de andere lager. In onze groote gemeenten zal behoudens een enkele uitzondering de thans reeds zware druk voortdurend en snel zwaarder worden; in bijna alle zal de druk toenemen; in enkele zal men belastingpercentages kunnen verlagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een reeds zware en nog zwaarder wordende druk voert de gemeente naar de ellende; want de inspanning waarmede een bepaalde verzwaring van lasten moet worden getorst, wordt meer dan evenredig grooter, naarmate de lasten klimmen. Eene toeneming van druk van 2 op 3 percent eischt een veel minder pijnlijk offer dan van 6 op 7. Er is een eind aan belastingverhooging; de inspanning der offerkracht heeft grenzen. Op straffe van ernstige reactie kunnen zij niet worden overschreden. De ontwikkeling der gemeente wordt stop gezet, belangrijke hoogst noodige uitgaven moeten achterwege blijven, het uiterlijk wordt verwaarloosd, verlichting en bestrating worden slecht, de welvaart verspreidende inwoner gaat heen, de door hem verlaten woning blijft verlaten en wordt het waarneembare teeken der stad in miserè. Dan is het ‘Verelendungsprocess’ begonnen. Niet alleen heeft de geldnood deze onmiddellijk aanwijsbare gevolgen, hij dreigt de geheele financiepolitiek te verkankeren. Waar blijft de gezonde ontwikkeling van het gemeentebedrijf, als de gemeente à tout prix geld moet zien; tot welke gevaarlijke proefnemingen zal het gemeentebestuur verlokt worden, als het te kiezen heeft tusschen boeking op gewone of op buitengewone uitgaven, tusschen verevening op kapitaal- of op winst- en verliesrekening! We wezen reeds op de weinige aanmoediging van een gemeentebestuur voor het scheppen van ondernemingen op nijverheids- en handelsgebied binnen de grenzen der gemeente, en dit ééne voorbeeld zij voldoende om aan te toonen, dat de financiëele ellende ook de ontwikkeling der algemeene welvaart bedreigt. Bevestigt de welvaart der gemeente de welvaart van 't rijk, het omgekeerde is even waar. Thans lijden reeds tienduizenden in den lande als gevolg van de wel vaartvermindering in onze groote gemeenten; meerderen wacht de ellende. Hoe weinig opwekkend deze beschouwing, hoe ernstig de toestand van vele gemeenten nu reeds moge zijn, er is aan de quaestie een hoopvolle zijde. De gemeentenood kan tot gevolg hebben, dat de welvaart der burgers gaat kwijnen, maar gelukkig is omgekeerd de gemeentenood niet het gevolg van oeconomische ellende, maar voor een goed deel van een wettelijke regeling. Waren in 1865 de gemeenteaccijnzen niet afgeschaft, of ware toen en in 1897 de vergoeding voor het verlies beter geregeld, dan zouden de financiën der ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meenten niet of althans niet zóó zeer in het gedrang zijn geraakt. Om dit te voelen zij wederom verwezen naar de gemeenten Middelburg en Hilversum. De belasting per hoofd steeg in de Zeeuwsche hoofdstad van 1894 tot 1903 van f 7.84 tot f 8.11, in Hilversum van f 5.80 op f 8.78. Droeg ieder inwoner gelijk bij, dan zou de druk door een veel lager percentage worden aangewezen, natuurlijk des te lager naarmate het inkomen van den belastingschuldige hooger is. De accressen der belasting zouden eveneens door allen in plaats van door enkelen worden gedragen, zoodat de drukverzwaring ook veel langzamer zou plaats vinden. Natuurlijk is een belastingpolitiek, die van ieder in absolute cijfers een gelijk bedrag zou vragen, om de eenvoudigste rechtsbeginselen volkomen onbestaanbaar, maar uit deze opmerking moge afgeleid worden, dat een gemengde heffing van directe en indirecte belastingen, niet alleen den hoogen druk zou voorkomen hebben, maar de drukverzwaring in tempo hebben vertraagd, waarbij zelfs de blijde kans zou geloopen zijn, dat de normale ontwikkeling der welvaart de geëischte meerdere belastingopbrengst zou hebben verschaft zonder eenige verhooging van het drukpercentage. 't Wil mij voorkomen dat deze gemengde heffing oorzaak is, dat de rijksfinanciën zich zoo geleidelijk hebben ontwikkeld, en zoo dit inderdaad het geval mocht zijn, dan ligt daarin m.i. eene waarschuwing tegen te ver gedreven zucht naar vermindering van indirecte lasten. Men kan ook doctrines te veel huldigen; ook in deze gelde, que la pratique corrige ce que la théorie a de trop absolu. Ligt dus in de afschaffing der gemeentelijke accijnzen de wortel van het kwaad, toch zal niemand ze terug wenschen. Na 1865 hebben de gemeenten, en daardoor eveneens het vaderland, zich krachtiger dan voorheen kunnen ontwikkelen. Maar de wetgever leverde - achteraf oordeelend - onjuist werk bij het regelen der vergoeding, en het is een irriteerende gedachte, dat het welzijn van zoovele duizenden staatsburgers door eene regeling, voor de schrijftafel uitgedacht, in zoo ernstige mate benadeeld kan worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.‘Men richt op het Prinsenhof het oog op 's Rijks schatkist’, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijft in eenigszins afkeurenden en waarschuwenden zin Mr. F.S. van Nierop op blz. 94 van zijn interessant boekje Amsterdams Financiën. Dat de schrijver zijn blikken bij voorkeur niet daarheen wendt, verbaast mij. Als de vergoeding voor het accijnsgemis door den wetgever onjuist werd geregeld, dan moet immers door hem verbetering worden aangebracht. Die vergoeding is te gering en klimt niet per inwoner. Het rijk heft ± 37 millioen aan zuivere directe belastingen naast 64 millioen aan accijnzen en invoerrechten, behalve nog ettelijke millioenen aan andere lasten; eene gemeente als Amsterdam heft 7.7 millioen aan directe belastingen en krijgt volgens de wet van 1897 slechts 1.8 millioen vergoeding voor het accijnsverlies. Daarom wekt nog méér verbazing het advies van genoemden schrijver om de gemeenten tevreden te stellen met de bestaande subsidie, op nieuw berekend naar de tegenwoordige belastingcijfers. Amsterdam zou zoodoende 7 ton meer ontvangen; de accijnsvergoeding werd dus 2.5 millioen, naast een directe belastingsom van 7 millioen. Wat geeft een dergelijke hulp aan gemeenten met voortdurend klimmenden druk! Al zeer spoedig zou de invloed er van verdwenen zijn en zou dus de nieuwe regeling neer zijn gekomen op het toepassen van een middeltje om den verwordingsgang der gemeentefinanciën voor korten tijd te onderbreken. Het rijk spiegele zich aan zichzelf om tot de overtuiging te komen, dat, willen de gemeentefinanciën zich normaal ontwikkelen als de zijne, de accijnsvergoeding niet alleen zeer sterk behoort te worden verhoogd, maar ook de noodige expansie moet kunnen vertoonen. Hoewel deze gevolgtrekking volkomen juist voorkomt, hoewel de drang van de omstandigheden thans geen andere is dan die tot de schepping van de wet van 1897 aanleiding gaf, zoekt men nu naar een andere oplossing. Men waarschuwt tegen te hooge subsidies met het oog op het gevaar dat de plaatselijke autonomie zou kunnen loopen en men dringt aan op wettelijke uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. Voorzeker, zelf opgebracht geld heeft hooger zedelijk karakter dan geschonken geld; subsidie is een weinig verheven bron van inkomsten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch zal men bij haar de hulp moeten zoeken omdat in belastinguitbreiding m.i. weinig perspectief schuilt. Een dergelijke gebiedsuitbreiding betreft uit den aard slechts personen of zaken, die nu niet of niet voldoende getroffen kunnen worden. Thans offert ieder inwoner, behalve de onvermogende, in de ongelimiteerde plaatselijke directe belasting of den hoofdelijken omslag naar het inkomen. Uitbreiding tot de onvermogenden voert naar de accijnzen, wat wel niet de bedoeling kan zijn. Men noemt in verband hiermee een belasting op loon, maar deze komt mij naast een inkomstenbelasting technisch onuitvoerbaar voor. Tegen verruiming der grenzen van de verterings-belasting (opcenten op de rijkspersoneele belasting) geldt dezelfde redeneering. Alleen de thans begrensde opcentenheffing op de gebouwde en ongebouwde eigendommen is misschien voor uitbreiding, ja zelfs voor eene geheele omwerking tot eene gemeentelijke grondbelasting vatbaar. Zij kan geheven worden van de opbrengst (huurwaarde der gebouwen en belastbare opbrengst van de gronden) of van de waarde, die periodiek kan worden herzien. In het laatste geval wordt zij een kapitaalsbelasting, welke belastingsoort tot nog toe bij de gemeente niet bekend is, maar tot welker opneming in dezen vorm in de rij der lasten alle reden bestaat, omdat de waarde-vermeerdering van gronden en gebouwen dikwijls alleen te danken is aan de bemoeiingen van de gemeente. Andere vermogenslasten in te voeren komt minder wenschelijk voor, daar men zich door eenvoudige verhuizing er aan onttrekken kan. Door velen wordt een extra gemeentebelasting op naamlooze vennootschappen voorgestaan, m.i. met voorbijgaan van billijkheidsgevoelens. Immers de in de gemeente woonachtige aandeelhouder wordt reeds voor het dividend in de inkomstenbelasting getroffen. Waarom dat dividend tweemaal belast? Ging men daartoe over, dan behoorde ook de firma voor de behaalde winsten te worden aangeslagen; maar dan is hiermede geen belastinguitbreiding, maar belastingverdubbeling bereikt. Het slechte voorbeeld der vermogens- en bedrijfs-belasting, waarin de naamlooze vennootschap mede van mindere conditie is dan de particulier, behoeft niet nagevolgd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is geen ontkomen aan, subsidie uit de rijksschatkist blijft het voornaamste middel. Naar rechtsgronden behoeft hier waarlijk niet gezocht Den wetgever van 1897 stonden er twee helder voor oogen, die nog steeds even geldig zijn:
Ik meen, dat de eerstgenoemde te beperkt gesteld is. Niet alleen als de wet dwingt een onderwerp van algemeen belang te behartigen, ook indien de gemeente daartoe vrijwillig overgaat, moet het rijk tegemoet komen in de kosten. Als zij haren inwoners een hoogere burgerschool verschaft, waartoe de wet geen enkele gemeente verplicht, dan treedt zij buiten haar door de gemeentewet opgelegde zuiver gemeentelijke taak, en verzorgt zij een belang, dat uit zijnen aard niet gemeentelijk is. 't Is hoogst moeilijk voor elk geval de grens te trekken tusschen wat geacht moet worden te zijn van algemeen of van plaatselijk belang, maar alle onderwijs, armwezen en algemeene politie worden vrij wel door ieder beschouwd als te zijn diensttakken, welker verzorging niet een communaal maar een nationaal karakter draagt. 't Rijk geve dus voor die verzorging aan alle gemeenten een tegemoetkoming in de gemaakte kosten. Deze eisch is zóó natuurlijk, dat de vraag rijst, waarom het rijk eigenlijk niet alles zou teruggeven, wat de gemeente in deze besteedt. Op deze vraag luidt het antwoord dat deze teruggave primo het rijk véél te duur zou komen, dat het de millioenen, noodig voor geheele restitutie der kosten, niet dan uiterst bezwaarlijk zou kunnen vinden en dat secundo de volledige teruggave menige gemeentelijke schatkist zou doen overvloeien. Hiervoor bleek reeds, dat Deurne geen belasting heft; meerdere gemeenten verkeeren in dergelijke min of meer gunstige omstandigheden. Geheele vergoeding van de kosten van het lager onderwijs, het armwezen en de politie, zou - zelfs bij intrekking van alle nu genoten rijkssubsidies - hier en daar een dividend aan de inwoners of kapitaalvorming veroorzaken. Al doet deze omstandigheid natuurlijk aan het recht dier gemeenten niet te kort, ik geloof niet dat éénig practisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staatsman dit zóóver zou willen trekken. Trouwens het rijk behoeft zich deze verplichting niet op te leggen; mits het de gemeenten op gelijke wijze behandelt, kan het volstaan met een zeker deel dier uitgaven te vergoeden. Maar het gevolg van een gedeeltelijke teruggave is, dat menige gemeente daarmee niet voldoende geholpen wordt. Geheel zelfstandig trede naast deze teruggave de vergoeding voor de accijnsderving. Is gene hulp een recht toekomend aan alle gemeenten, deze is het gevolg van een individueel recht voor elke gemeente afzonderlijk te overwegen. Slechts de gemeente, waar de druk aan directe belastingen zwaar is geworden, heeft hinder van het accijnsverbod. Als dus de gedeeltelijke teruggave van de uitgave voor bemoeiingen in 't algemeen belang den belastingdruk niet voldoende heeft doen dalen, dan trede deze vergoeding helpend op. Zij moet zóó groot zijn, dat het belastingpercentage in de zwaar gedrukte gemeenten belangrijk daalt en verder moet zij de stijging en de daling van den druk kunnen volgen. Niet dus een gelijkblijvend percentage van de absolute belastingopbrengst, zooals de wet in 1897 gunt, maar een percentage dat veel meer verband houdt met den belastingdruk; niet dus een fixeeren van de hulp zooals die wet voorschrijft, maar een geregeld opnieuw vaststellen er van. Ter bereiking van deze doeleinden heb ik elders voorgesteld den gemeenten een schadevergoeding te verleenen tot een bedrag gelijk aan een zeker deel van de opgebrachte heffingen boven een zekere drukgrens. Is die bereikt, dan begint de gemeente de accijnsderving te gevoelen. Stelt men bijvoorbeeld de grens op 3% en het aandeel op 65/100, dan wordt - de teruggave van uitgaven in 't algemeen belang builen beschouwing latende - de opzet voor Middelburg naar den toestand van 1903 als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelburg zou dus recht hebben op f 51,892 meer dan 't nu ontvangt, Hilversum op f 27,527 minder. Daar bestaande rechten m.i. niet kunnen worden ontnomen, behoudt Hilversum zonder meer zijn bestaande subsidie. In de vergoeding voor algemeene belangsuitgaven deelen beide gemeenten. Het voordeel van een dergelijke samenstelling der accijnsvergoeding springt in het oog, als men zich de gevallen denkt van voor- of achteruitgang van het belastbaar inkomen, hetzij door vermeerdering of vermindering van welvaart, hetzij door vestiging of vertrek van vermogende belastingbetalers. Dan daalt of stijgt het excedent van de belasting en dus ook het bedrag der vergoeding van zelf. Verder is een zeer gunstige zijde van het voorstel, dat de vergoeding progressief is. Wederom de daling van den druk door de teruggave en ook de bijtelling van de thans bestaande uitkeering buiten aanmerking latende, zou de subsidie naar den toestand van 1903 worden: bijtelling van de thans bestaande uitkeering buiten aanmerking latende, zou de subsidie naar den toestand van 1903 worden:
Dit voorstel is natuurlijk een schets. Er ontbreken mij te veel cijfers van de ruim 1100 gemeenten, dan dat ik mij aan de drukgrens van 3% en het aandeel van 0.65 zou willen vastklemmen. Er zal vermoedelijk eenige differentieering voor steden en plattelandsgemeenten noodzakelijk zijn. Een niet te ontkennen bezwaar tegen deze wijze van helpen is, dat het bedrag van het belastbaar inkomen niet zuiver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekend is. Zoolang het rijk geen ongesplitste inkomstenbelasting heft, waardoor dat inkomen bekend wordt, zal men zich moeten behelpen met afleiding van het bedrag uit de totale huurwaarde der personeele belasting van de tot woning dienende perceelen in de gemeente. Dat cijfer staat vast en wordt van rijkswege bepaald. Die totale huurwaarde zal met een factor moeten vermenigvuldigd worden, aanwijzende de gemiddelde verhouding tusschen huurwaarde en bruto inkomen. De cijfers, die ik als belastbaar inkomen in dit artikel gebruikte, wijzen de bedragen aan van dat inkomen volgens de kohieren der plaatselijke directe belasting naar het inkomen of van den hoofdelijken omslag. Die cijfers worden echter niet overal volgens denzelfden maatstaf berekend en zijn bovendien in enkele gemeenten voor ons doel volkomen onbetrouwbaar. Zoo is het belastbaar inkomen in den Haag veel meer dan 47,000,000, in het aanhangsel gemeld. Hoewel ik het gewicht van het bedoelde bezwaar volstrekt niet wil verkleinen, meen ik toch, dat het niet opweegt tegen het belang der groote voordeelen aan het stelsel verbonden. Doch op welke wijze de rijkshulp ook geregeld worde, hetzij zal worden ingegaan op het advies van Mr. A.R. Zimmerman, die zoo goed als volledige teruggave aan alle gemeenten wil van 't geen zij in het algemeen belang besteden, dan wel op dat van Mr. J. Sickenga, die deze teruggave alleen wenscht voor hetgeen de gemeenten verplicht zijn te doen, nevens eene subsidie voor de onverplichte uitgaven; hetzij men het voorstel van den Heer C.U.W. Raedt wil volgen, die een dergelijke restitutie bepleit alleen daar waar de nood dwingt, dan wel met den heer Van Nierop mee wil gaan, die de reconstructie van de subsidie 1897 voorstaat, - hoe men ook besluite, van fixeeren der subsidie, zooals sinds 1897 plaats heeft, mag, dunkt mij, geen sprake meer zijn. Naast stijgenden of dalenden druk is voor een vaste som per inwoner geen plaats, op straffe van periodiek terugkeerende ellende in het eerste geval, van geldverspilling in het tweede. Men overdrijve den angst voor zorgeloosheid bij de gemeenten toch niet te zeer. In vorige jaren werd de lager onderwijssubsidie, bedragende 30% van de uitgaven, jaarlijks opnieuw berekend, zonder dat - voor zoover ik weet - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze maatregel tot misbruiken aanleiding heeft gegeven. Als de rijkssubsidie telkens om een zeker aantal jaren zal worden herzien, en tot grondslag van berekening in het algemeen wordt genomen het gemiddelde bedrag der belastingen over een zeker aantal der laatst verloopen jaren, dan zal men toch bezwaarlijk zonder overdrijving kunnen beweren, dat daarmede de sleutels van de rijksschatkist in handen der gemeente worden verlegd. Zal de autonomie der gemeenten bij groote rijkssubsidie gevaar loopen? Indien dit zoo ware, zou het te bejammeren zijn; de gemeentelijke autonomie is een krachtige factor gebleken voor de ontwikkeling van 't geestelijke en materieele leven van het Nederlandsche volk; maar geldgebrek maakt autonomie tot een waardeloos bezit. Subsidie, op zichzelf, hoe groot ook, benadeelt haar niet; alleen wanneer voorwaarden of toezicht daaraan worden verbonden, zou de zelfregeering schade lijden. De geschiedenis zou moeten leeren of die noodig waren.
Den 7 Juli a.s. kan Nederland het veertigjarig herinneringsfeest vieren van de afschaffing der gemeente-accijnzen, en het heeft misschien wel eens om minder gewichtige feiten gejubeld. De welvaart van ons land is aan die gebeurtenis veel verschuldigd. Maar slechts enkelen van hen, die toen geroepen waren die nationale wet te maken, hebben voorzien, dat de uitwerking van de groote idee aanleiding zou geven tot een zóó jammerlijk gesukkel van de gemeente-financiën. De vader van Mr. F.S. van Nierop behoorde tot die enkelen. Hij waarschuwde bij de behandeling dier wet, ‘dat tengevolge van dezen maatregel verscheidene plaatsen - vooral steden - zich zouden moeten belasten met een hoofdelijken omslag van ongekende hoogte.’ Het voorstel van den schrijver van ‘Amsterdams Financiën’ zal niet kunnen beletten, dat deze profetie in nog sterker mate, dan thans reeds het geval is, in vervulling zal treden. In de regeling der rijkssubsidie aan de gemeenten dient veel dieper te worden ingegrepen.
J.H. Blankert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1898 ontvingen de gemeenten de toen nieuwe en hoogere uitkeering volgens de wet van 1897. Uit de cijfers van een jaar later (1899), vermeld in de kolom ‘belastingsom per hoofd’, blijkt de meerdere hulp bij vele gemeenten, in vergelijking met 1894, niet meer merkbaar. Amsterdam, den Haag, Utrecht, Dordrecht, Middelburg, Hilversum en Baarn hieven toen al weer meer belasting per hoofd der bevolking dan in 1894. Deze opmerking ter illustratie van het weinig afdoende dier hulp. Zij was dadelijk te gering en werd gefixeerd per ziel. Van 1899 tot 1904 blijken alle gemeenten den regel te volgen van belastingverhooging per hoofd der bevolking, behalve Dordrecht. Deze afwijking is vermoedelijk het gevolg van de grensregeling in 1902, toen Dubbeldam werd geannexeerd. Aangezien eene gemeente te plattelande een veel minder duur budget heeft dan een stad (zie b.v. Neede en St. Maartensdijk) geeft annexatie althans voorloopig daling der gemiddelde belastingsom. Zoo werd in 1896 een deel van Nieuweramstel aan de hoofdstad toegevoegd wat vermoedelijk met de subsidie van 1897 veroorzaakte, dat de belastingstijging van 1894 op 1899 niet meer dan f -.50 beliep. Verder blijkt dat de absolute belastingopbrengst heel weinig zegt omtrent den druk, waaronder de burger verkeert. Wormerveer vraagt, op Amsterdam na, de meeste belasting van zijn inwoners, de druk is er zéér licht. Helmond vraagt van alle genoemde gemeenten het minst, dank zij het confessioneel onderwijs; de druk is er niet zoo bijzonder laag, wat weer te wijten is aan de betrekkelijk weinige draagkracht der bevolking, die voor een groot deel uit fabrieksarbeiders bestaat. Merkwaardig is het beeld dat Emmen in Drente vertoont, een plattelandsgemeente met zeer groote bevolking, De belasting per hoofd is er buitengewoon gering, de druk voor een dorp bijzonder zwaar. Geen wonder, het geheel belastbaar inkomen bedraagt een half millioen, of gemiddeld f 25.- per hoofd! Al werd dus daar de druk kolossaal opgevoerd, de opbrengst zou gering blijven. Dergelijke gemeenten zijn daarom niet afdoend te helpen met een subsidie, geregeld naar de belastingopbrengst, hoe ook berekend. De hulp daar aangewend moet verband houden met het bedrag der uitgaven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een m.i. verrassende uitkomst geven de cijfers van Vlissingen, dat nog accijnzen mag heffen. De bovenste cijfers geven de directe belastingen plus de accijnzen, de onderste alleen eerstgenoemde. De absolute belastingcijfers en de drukpercenten zijn evenzoo gesplitst. De druk daalt er, wat op buitengewoon gunstige verhoudingen wijst. Als de cijfers juist zijn en er geene mij onbekende invloeden achter schuilen, zal Vlissingen zijn indirecte belastingen kunnen afschaffen. Den Haag, Hilversum en Baarn worden, niettegenstaande er de belastingen sterk stijgen, met den dag financiëel van betere conditie. Alle andere gemeenten geraken gaandeweg in de klem, de eene echter veel sneller dan de andere. Een pijnlijke figuur vertoont Winschoten. Naast mij ligt een afdruk van het kohier van den hoofdelijken omslag over het jaar 1905. Daaruit blijkt, dat de Zeeuw van wien in de vorige bladzijden sprake was, die van Middelburg naar Hilversum verhuisde, te Winschoten zou moeten betalen f 312.955 alleen hoofdelijken omslag! Iemand met f 10000 inkomen offert daar bijna 12%, gezwegen nog van gemeente-opcenten op de personeele belasting. 't Is zéér geraden voorzichtig te zijn met de vergelijking van de berekende drukcijfers. Het bedrag van het belastbaar inkomen, op de kohieren van de inkomstenbelastingen en van hoofdelijke omslagen voorkomende, is weinig betrouwbaar. Het eene gemeentebestuur is heel wat dichter bij de waarheid dan 't andere. Bovendien wordt niet overal hetzelfde cijfer van aftrek voor het bestaansminimum gebezigd. Het * beteekent dat ik òf de cijfers niet bezat, òf dat de bedragen zóó beduidend afweken van diezelfde over de twee andere jaren, dat aan verordeningswijziging moest worden gedacht. |
|