| |
| |
| |
Dramatisch overzicht.
Miss Isadora Duncan: Dans-idyllenavond; Iphigenie. - Het Nederlandsch Tooneel: Een moeder, tooneelspel in 4 bedrijven, door I.N.A.
Er is geredeneerd en duchtig gephilosofeerd over de danskunst van Isadora Duncan. Zij zelve heeft geschreven over ‘de dans der toekomst’, er Schopenhauer bij te pas gebracht en ‘de beweging der aarde als concentratie der haar omringende krachten’; verder heeft zij geleeraard dat de dansschool, waarvan zij den grondslag wil leggen, de ideëele vrouwelijke gestalte moet ontwikkelen, de gestalte van volkomen moeders en de geboorte van schoone en gezonde kinderen... En dat alles hebben wij gelezen en wij hebben in haar geschrift, onder veel vaags en opgeschroefds, wel aannemelijke en behartigenswaardige dingen gevonden. Maar daarna kwam mij het antwoord van den dichter in den zin, op de vraag, ‘wie redet Liebe?’: ‘Sie redet nicht - sie liebt.’ En zoo gebeurde het dat ik al die redeneeringen en die wijsgeerige beschouwingen en die toekomstidealen vergeten was, toen op den 12en April 1905 in den Stadsschouwburg Miss Isadora Duncan opkwam en niet redeneerde, - maar danste. Zelfs zou ik voor de meeste nummers van dien ‘dans-idyllen-avond’ het programma hebben kunnen missen, waarop vermeld stond wat men te zien zou krijgen, wat déze dans voorstelde en waardoor die andere geïnspireerd was. Vele van die titels en verklaringen leidden mij toch slechts af, deden mij gissen naar de beteekenis van deze of gene dansbeweging, van dit of dat gebaar; en de danseres gaf aan dergelijk zoeken en raden soms al te veel voet. In sommige onderdeden van het
| |
| |
Orphée betitelde programma-nummer en een enkele maal in haar Iphigénie-voorstelling werd men soms herinnerd aan de oude balletpantomime - zij 't dan ook in veel edeler en verfijnder vorm - en deed zich de behoefte gevoelen aan een verklarend tekstboekje, zooals men bij die pantomime placht te gebruiken.
Is het misschien daaraan te wijten, dat sommige beoordeelaars - ik wijs op een critiek voorkomende in L'Art moderne van 2 April - er aanmerking op maken dat Isadora Duncan, die zooals die heeren beweren, den Griekschen dans wil doen herleven, danst op Gluck'sche muziek die niets Grieksch heeft en op Fransche Chaconnes en Gavottes, die als uitdrukking van de ‘grâce galante’ der 18e eeuw nog verder van Grieksche kunst verwijderd zijn? Alsof het hier inderdaad om Grieksche kunst te doen was en niet veeleer - zij het dan ook dat zij, gelijk alle beeldende kunstenaars, bij de meesters der Grieksche kunst ter schole is gegaan - om de mooie bewegingen, de smaakvolle lijnen en de heerlijke levensvreugde, die Duncan's dans ons te genieten geeft, en waarvan het verwijderd doel eene hervorming van de danskunst en van het ballet moge wezen, maar het directe doel toch is, ons hooge schoonheid te doen smaken in een kunstsoort, die de menschen van onze tijden niet anders te zien kregen dan in den vorm van smakeloos, conventioneel beweeg met armen en beenen.
Voor hetgeen Isadora Duncan ons wil doen genieten staat haar geen klassiek, noch een in de frischheid der jeugd bloeiend gelaat ten dienste, heeft zij zelfs niet te beschikken over fraai gevormde beenen of gracieuse ballerinenvoetjes, maar wat zij geeft is niet te min van een verrukkelijke gratie, van een lenigheid en losheid, een vlugheid en vrijheid, van een zuiveren smaak, die betooveren en door het verrassende en telkens afwisselende, door het frissche, het spontane, voortdurend boeien. Niet het minst door het spontane. Hier geen pose, geen beweging die men ziet aankomen, zich vlugger of minder vlug ziet vormen: elke houding, elke beweging is er zoo terstond en terstond ook natuurlijk en mooi.
En, o, die allesoverstralende Vreugde, uitspattend als ‘schöner Götterfunken’!
Kinderlijke, zorgelooze vreugde, die speelt en huppelt met onvergelijkelijke lenigheid en gratie in het ‘jeu des ballets’ en het ‘jeu des osselets’; jubelende vreugde, die het leven geniet in
| |
| |
volle teugen, zooals bij de muziek van 18de eeuwsche musetten en tambourins en in dat meesterstuk van vlug, veerkrachtig loopen: de wedloop; trotsche, triomfeerende vreugde in die prachtige ‘danse des Scythes’, het fiere, mannelijke spel met (onzichtbare) speer en schild; uitgelatene, onstuimige vreugde, die schaterlachend stormt door het leven, als in de ‘Bacchanale’ uit Iphigénie.
Zulk een frissche, alles meesleepende vreugde straalde ook uit den modernen dans, de ‘Blaue Donau’-wals, die Isadora Duncan de beide avonden als toegift danste en waarmee zij het publiek tot den hoogsten graad van verrukking bracht. Was, zooals zij in een gesprek beweerd heeft, die toegift een toegeven aan den minderen smaak, de mindere ontwikkeling van het publiek, dat het overige toch eigenlijk niet begrepen had? Daargelaten dat dit niet enkel het Amsterdamsch publiek zou gelden, want ook in Brussel, en waarschijnlijk ook elders, danste zij de Donau-wals tot slot, - geloof ik er niets van. Van den invloed van haar kunst op de balletten en de opera's van thans moge zij niet veel verwachten, waarom zou zij de hervorming van lijn en beweging in de danskunst, die zij beoogt, niet toepassen op de moderne dansmuziek, zooals zij het toch inderdaad te zien gaf in haar dansen op de muziek van Strauss?
Of is de wals uit haren aard van inferieur gehalte?
Dan dacht Alfred de Musset er anders over. In het gedicht ‘A la Mi-Carême’ waarin men een verheerlijking vindt van de Duitsche wals met deze slot-boutade:
Et je voudrais du moins qu'une duchesse en France
Sut valser aussi bien qu'un bouvier allemand,
spreekt de dichter van de wals, van hare ‘pas pleins d'harmonie’, en van hare ‘secrets divins, du vulgaire ignorés’.
En nu lijkt het mij de taak van Miss Isadora Duncan en van degenen die in haar school gevormd zullen worden, die ‘goddelijke geheimen’ voor den gewonen mensch te ontsluieren, en zoo den modernen dans niet te scheppen maar te hervormen, en gelijk zij het deed met de Donau-wals, te maken tot een geheel van schoonheid, nieuw en verrassend van lijn en beweging, voor wie na ons komen zullen tot een blijvende vreugde.
| |
| |
Iets van de Duncansche lenigheid en vlugheid van beweging zou men zoowel der schrijfster van Een moeder als haar vertolkers toewenschen. Nu toch sleept èn stuk èn vertooning. Moet dit daaraan worden toegeschreven dat de groote gebeurtenissen, de katastrofen van dit tooneelspel achter de schermen voorvallen en wij in het stuk, dat wij te zien krijgen, er enkel over hooren praten in lange gesprekken? Ik geloof het niet. Bij Ibsen gebeurt het gewichtige vaak eveneens buiten onze tegenwoordigheid, en wel vóór het opgaan van het scherm; toch zijn Ibsen's stukken er niet minder belangwekkend en boeiend om. Wat niet wegneemt dat, in sommige gevallen, het gebeuren van dingen vóór den aanvang van de eigenlijke handeling in het nadeel van een stuk kan zijn.
Hier, bijvoorbeeld, waar wij met een gezin te doen hebben, waarvan de kinderen een vroolijke jeugd hadden onder de liefdevolle zorg van dezelfde moeder, die hen later onder haar liefde verstikt, zouden wij, althans in het eerste bedrijf, iets meer van dien blijden tijd hebben willen zien, waaraan in het tooneel, dat het stuk zoo voortreffelijk sluit, Liesbeth Onno herinnert. Thans is deze moeder, die toch in den grond zielsveel van haar kinderen houdt en alleen door de fouten van haar deugden hun en anderer ongeluk veroorzaakt, ons reeds van den aanvang af weinig sympathiek en krijgen wij al terstond den indruk van haar drukkend autocratisch gedoe. En dit gaat zoo bijna drie lange bedrijven door eer er iets als een uitbarsting en een ontspanning komt in deze zwoele atmosfeer.
Met groote zorg, trekje voor trekje, is dit karakter van mevrouw Van Elpen, de alles voor zich eischende moeder, geteekend. Wanneer men meent, dat men haar nu wel kent, komt weer een nieuw staaltje van haar heerschzucht zich bij de andere voegen. Want deze moeder mag geen oogenblik versagen, steeds moet zij op haar qui-vive zijn, om toch geen duimbreed van het met zooveel beleid veroverde terrein te verliezen.
Voor het menschkundig vernuft, waarmee dit beeld is ontworpen, en het talent, waarmee het in bijzonderheden is bewerkt, kan men allen eerbied hebben, en toch deze breed uitgesponnen gesprekken, soms wel wat boekerig van stijl, dezen zwaren en tragen gang der handeling voelen als een obsessie. Het gevolg is dat een, in vergelijking met het overige werk, nog al grof effect, gelijk het met loffelijke soberheid door mevrouw Pauwels-Van Biene gespeeld tooneel
| |
| |
van juffrouw Slot, die in radelooze smart haar vroegere ‘mevrouw’ de gevolgen van haar verkeerde raadgevingen komt verwijten, gelijk later ook het voortreffelijke tooneeltje met den door den heer Chrispijn zoo goed getypeerden oom, een oogenblik verademing geven, als werd er een raam opengeschoven en stroomde er wat frissche lucht binnen.
De alles voor zich eischende moeder eischt ook in het tooneelspel zóó veel plaats voor zich, vult zoo voortdurend bijna het geheele tooneel, dat er voor de anderen niet genoeg ruimte overblijft. Naast deze breede en in bijzonderheden uitgewerkte figuur zijn de overige personen eigenlijk niet meer dan geschetst,met fijne toetsen, met geest en vernuft, maar toch enkel geschetst. Eene uitzondering maakt Liesbeth, het zelfstandige meisje met ruimen blik, dat, zich voortdurend ergerend aan al de kleinheid en onzelfstandigheid welke zij in het huis van hare aanstaande schoonmoeder ontmoet, met deze den strijd aandurft. Veel kleine fijne trekjes in deze rol heeft mej. Hopper intelligent en geestig gezegd, maar daarnaast troffen mij boekerige en sententieuse tirades, waarin de knappe actrice aan haar manier van deftig, schoolsch praten maar al te veel bot kon vieren.
Ik zwijg liever over de vertolking van de hoofdrol, omdat het waarschijnlijk mevrouw Poolman's schuld niet is, dat haar deze zware rol werd toebedeeld, waarvan zij maakte wat zij maar eenigszins kon, maar die voor haar natuur niet past. Waarschijnlijk zou mevrouw Holtrop-Van Gelder er een frisscher, opgewekter tint aan hebben gegeven en, door hare persoonlijkheid de fout van het stuk eenigszins corrigeerend, het minder onbegrijpelijk hebben gemaakt, hoe de kinderen, ondanks alles, van deze moeder nog zoolang en zooveel konden blijven houden.
Boven de grove, smakelooze prullen, die dezen winter verschillende Nederlandsche schouwburgen onveilig hebben gemaakt, steekt, ondanks zijn gebreken als tooneelwerk, I.N.A.'s fijn gedacht en met smaak geschreven stuk torenhoog uit. Schuilt in deze schrijfster een tooneelschrijfster, dan zal zij uit de vertooning van Een Moeder veel hebben kunnen leeren.
J.N. van Hall.
|
|