Overijselsche wetje overbodig geworden, en heeft het alleen dienst gedaan om staatsrechtelijk vernuft te scherpen. Heeft het wetje dan in het Staatsblad gestaan, dan kan men het schouwspel beleven, dat een besluit van de Eerste Kamer een wet van haar kracht berooft.
In tegenstelling dus met het oude spreekwoord, dat er niets nieuws onder de zon is, kan men ten opzichte van de Overijselsche kwestie zeggen, dat zij voortdurend in den politieken bioscoop van ons vaderland nieuwe beelden laat naar voren komen.
Met die waarheid voor oogen valt er natuurlijk niets van te zeggen, welke verrassingen het aanstaande openbare debat in de Tweede Kamer nog verbergt; in het voorloopig verslag, dat vergezeld gaat van een doorwrochte Nota van den Heer Röell, kan echter reeds ieder, die op staatsrechtelijke snufjes verlekkerd is, veel van zijn gading vinden. Het wetje is schadelijk, - aldus de Nota van Utrecht's afgevaardigde, - want het geeft voedsel aan de verkeerde meening, dat in het besluit, waarbij de Kamer wordt ontbonden, tevens de dag voor de verkiezingen moet worden aangewezen; en dit is staatsrechtelijk onjuist, wijl de Grondwet slechts eischt, dat er binnen veertig dagen gekozen wordt en niet zegt, wanneer er binnen die veertig dagen gekozen moet worden. Het wetje is daarbij overbodig, zoo zingen Kamerverslag en Nota in koor, want de regeering was stellig bevoegd de Staten van Overijsel zoowel binnen de veertig dagen (al was het dan na 3 Augustus), als na verloop van dien tijd op te roepen om de Eerste Kamer compleet te maken. En eindelijk: de regeering behoeft thans niets te doen, noch door middel van een wet, noch door een buitengewone oproeping, want de Overijselsche Staten moeten van zelf in hun najaarsvergadering, krachtens de taak die de Provinciale Wet hun oplegt, de drie ledige Senaatsplaatsen aanvullen.
Al die staatsrechtelijke hersengymnastiek en al die fijn juridieke ontboezemingen hebben de 23 leden van de Overijselsche linkerzijde, die op 3 Augustus wegliepen, op hun geweten. Was het te verwonderen, dat in het Kamerverslag een deel der leden, blijkbaar ministeriëelen, over dergelijke onverlaten hun gal uitstortten en om een Strafwet riepen ten einde zulke politieke werkstakingen te breidelen? Men ziet het, het maken van een strafwet bij een staking werkt aanstekelijk.