| |
| |
| |
Californische vruchten.
Een bezoek bij Luther Burbank.
Californische vruchten beginnen bij ons hoe langer hoe meer ingang te vinden. Versche sinaasappelen, ingemaakte peren, gedroogde pruimen en verschillende andere zijn reeds nu bij ons zoo bekend geworden, dat iedereen met bewondering en verbazing zijn blikken naar dat nieuwe vruchtenland richt. En niet alleen met bewondering, maar ook met zekere verwachting voor de toekomst. De lief hebbers van vruchten voorzien een grooteren schat van vruchten, die in een heerlijk klimaat warm gestoofd en tot den grootsten graad van geurigheid opgevoerd zijn. De kweekers echter voorzien met zekere angst een mededinger, die over rijke bronnen en machtige hulpmiddelen beschikt, waar het klimaat gelijkvormig en gunstig is over een landstreek zoo uitgebreid als de afstand van Nederland tot Rome, en die tot nog toe slechts een klein deel van zijn gebied in cultuur heeft kunnen brengen. Het behoeft geen halve eeuw te duren, voor de vruchten-productie van Californië zich vertienvoudigen kan, en dan zal de markt, bij goede prijzen, spoedig een zeer belemmerenden en beperkenden invloed op de europeesche vruchtenculturen gaan uitoefenen. Redenen genoeg, om dezen snellen vooruitgang met gespannen belangstelling gade te slaan.
Het klimaat van Californië, zijn uitgestrekte boomgaarden, en onafzienbare, nog onontgonnen, maar voor ooftcultuur als aangewezen gronden, zijn echter niet de eenige oorzaak voor dit groote succes. Om dit te bereiken moeten de vruchten
| |
| |
aan zeer bepaalde eischen voldoen. Zij moeten geschikt zijn om ingepakt te worden, en om op de lange reis onbeschadigd te blijven. Op deze twee punten wordt dan ook bijzonder gelet, en afzonderlijke laboratoriën zijn ingericht, om alleen deze twee zoo hoogst belangrijke vragen te bestudeeren. Aan de eene zijde de beste wijze van inpakken en verzenden, de graad van rijpheid die de vruchten moeten hebben, maar aan de andere zijde de keuze van die variëteiten, die reeds van zelven het meest geschikt zijn. Die keus is een der allereerste factoren voor het succes, en daaraan wordt dan ook in Californië bizondere zorg besteed. Een andere vraag is, welke vruchten in Europa in den smaak vallen, en op welke markten bepaalde soorten en varieteiten het voordeeligst aangevoerd kunnen worden. Die vraag is zoo belangrijk, dat het Departement van landbouw te Washington bepaalde onderzoekers met de beantwoording belast, en hen naar Europa zendt, alleen om te bestudeeren, welke vruchten door ons bijzonder lekker gevonden worden.
Alles aanpakken is de leus van Amerika. En zoo beperkt zich de vruchtencultuur van Californië ook niet tot de opgenoemde punten. Ver boven die, zoowel in practisch belang, als in de eischen die zij aan het menschelijk genie stelt, staat een andere vraag, namelijk het maken van nieuwe varieteiten die nog beter aan het doel beantwoorden zullen dan de tegenwoordige. En zijn die nieuwe soorten tevens zoo ingericht, dat zij voor het klimaat van Californië veel beter geschikt zijn dan voor eenig ander, zoodat zij nergens anders met even groot voordeel kunnen worden gekweekt, dan zullen zij spoedig nagenoeg den geheelen vruchtenhandel der wereld naar dit uitgestrekte en zoo rijk gezegende land verplaatsen. Met Italië concurreert Californië in sinaasappelen en olijven, met Algiers en andere landen rondom de Middellandsche Zee in dadels, en de vijgen, die nu voor een groot deel van Klein-Azië komen, worden thans ook hier met vrucht gekweekt, al is deze cultuur nog slechts in haar begin. Zoo zal het met tal van andere soorten gaan, en de meest bekende wijnsoorten groeien nu reeds in Californië. De meest gewone fransche namen van wijnen ziet men in Amerika op de flesschen en op de prijslijsten, maar met de bijvoeging, dat de wijn uit Californië afkomstig is. Het kan een vooroor- | |
| |
deel zijn, maar dikwijls heb ik gemeend dat de Haut Sauterne en andere bekende merken, die ik op mijne reis gedronken heb, mij beter smaakten dan dezelfde merken in Europa en van europeeschen oorsprong.
Het spreekt vanzelf, dat sinds jaren bij mij de wensch bestond, om de vruchtenproductie van Californië van naderbij te leeren kennen, en vooral, om de productie van nieuwe varieteiten aldaar grondig te bestudeeren. Een van de redenen, die mij deden besluiten om het verzoek om daarheen te gaan aan te nemen, was dan ook de hoop om persoonlijk kennis te maken met Luther Burbank.
Want Burbank is de man, die al die nieuwe varieteiten maakt. Dit toch is niet het werk van een iegelijk, maar eischt een groot genie, een ongelooflijke arbeidskracht en een volkomen toewijding aan het gestelde doel. Die eigenschappen vereenigt Burbank in zich, en wat hij daarmede tot stand gebracht heeft overtreft alle verwachtingen zoodanig, dat men met recht meent, dat geen mogelijke verbetering voor hem onbereikbaar is. Ja zelfs de onmogelijkste dingen worden aan hem toegeschreven, en het lichtgeloovige volk der Amerikanen verhaalt van hem met de grootste verrukking nieuwigheden, die ieder deskundige terstond voor onzin kan verklaren. Zoo had ik eens, in een Pullman-car een gesprek met een heer en dame, die mij allerlei belangrijke zaken over planten en vruchten, over klimaat en woning en over allerlei dingen wisten te verhalen. Zij kenden natuurlijk Burbank, want geen Amerikaan die vruchten waardeert kent Burbank's naam niet. Zij vertelden mij allerlei omtrent de heerlijke vruchten, groote en saprijke pruimen, nieuwe peren, fraaie bloemen en tal van andere overwinningen. Maar verreweg de beste en de meest smakelijke vrucht, geheel nieuw in vorm en kleur en aroma, verklaarden zij te zijn zijn nieuwe bastaard tusschen een framboos en een moerbezie! Over deze mystische nieuwigheid was hun verrukking onuitputtelijk!
Zoodra ik voldoende zekerheid had omtrent mijn plannen heb ik dan ook Burbank geschreven en hem mijn wensch te kennen gegeven. Vroeger had ik al met hem gecorrespondeerd, en eenige jaren geleden heeft er groote kans bestaan dat hij naar Engeland zou zijn overgekomen, ter gelegenheid
| |
| |
van het Hybridologen-congres te Londen, en dat ik hem daar ontmoet zou hebben. Zijn drukke bezigheden lieten dat toen niet toe, en ik moest vreezen, dat ook nu de kans slechts gering zou zijn om hem te spreken. Want het is juist in Juli de drukste tijd, zoowel voor het uitvoeren van de tallooze bastaardeeringen, als voor het beoordeelen van de pruimen, die juist nu rijp zijn, en die, wat aantal van soorten betreft, op dit oogenblik alles overtreffen wat hij van andere gewassen in cultuur heeft. Het is geen kleinigheid uit 300.000 verschillende soorten van pruimen de beste uit te kiezen. Dat eischt niet alleen talent en ervaring, maar ook veel tijd, en toch is het beperkt tot de weinige weken, dat de pruimen rijp aan de boomen hangen.
Aan mijn wensch werd echter op de meest voorkomende wijze voldaan. Natuurlijk hadden ook anderen denzelfden wensch geuit. En zoo ontstond de uitnoodiging, om allen te zamen naar Santa Rosa, de woonplaats van Burbank, te komen, en zijne proeven en cultuur onder zijne persoonlijke leiding in oogenschouw te nemen. Een avond en een geheelen dag stelde hij ter onzer beschikking, en hoevele kruisingen en keuringen hij daarvoor opofferen moest, heb ik liever maar niet nagegaan.
Wij waren dan ook een heel gezelschap. In de eerste plaats Prof. Svante Arrhenius, de man die met Van 't Hoff den grondslag voor de tegenwoordige natuurkundige scheikunde gelegd heeft. Hij is thans bezig met een toepassing van de beginselen van die nieuwe en bloeiende wetenschap op de leer der vergiften, op hunne samenstelling en de oorzaken van hun werking, een der meest belangrijke problemen van scheikunde en physiologie, die men zich denken kan. Het is dan ook over dit onderwerp, dat hij in den zomercursus aan de universiteit van Californië een reeks van voordrachten geeft. Hij is, onder de geleerden die ik het voorrecht gehad heb te ontmoeten, zeker de man van de meest uitgebreide kennis en belangstelling, en zijn oordeel over Burbank's methoden was dan ook voor ons allen van zeer groote waarde.
Het tweede lid van ons gezelschap was de physioloog Jacques Loeb, de ontdekker van tal van belangrijke verschijnselen omtrent de bevruchting bij lagere dieren. Zijne studiën voeren hem tot de vraag naar de oorzaken van het leven en van de levens- | |
| |
eenheden, van die eenheden in de kenmerken van dieren en planten, die haar uiting vinden in de verschillen tusschen soorten en varieteiten, en die op geenerlei wijze zoo goed bestudeerd kunnen worden als door middel van bastaardeeringen. En daar nu niemand op deze wereld ooit op zoo groote schaal en met zulk talent kruisingen uitgevoerd heeft als Burbank, waren er natuurlijk tallooze aanrakingspunten tusschen hun beider studiën te voorzien.
Ons gezelschap stond onder geleide van Prof. Wickson en Prof. Osterhout, beiden hoogleeraren aan de universiteit van Californië en persoonlijke vrienden van Burbank, die hem, trots den grooten afstand, van tijd tot tijd bezoeken, en die geheel van zijn werk op de hoogte waren en ons dus allerlei inlichtingen konden geven. Wickson onderwijst tuinbouw en Osterhout plantkunde, de eerste heeft herhaaldelijk beschrijvingen van Burbank's werk in het licht gegeven.
De Amerikanen en vooral de Californiërs zijn zeer trotsch op hunnen Burbank. Daarbij komt, dat hij zelf een uiterst bescheiden man is, en noch voor eer en roem werkt, noch ook om rijk te worden. Hij mist de neiging en de talenten van den koopman, die voor het laatste noodig zijn. Hij bemint zijn planten en dweept met zijn werk en zijn plannen. Groote dingen voor zijn vaderland tot stand te brengen is zijn ideaal, maar voor hem zelven behoeft zijne kweekerij slechts zooveel op te brengen als noodig is voor zijn huishouden en voor den goeden gang zijner proeven. Hoe de Californiërs met hem dwepen, bleek weer bij deze gelegenheid. Ons bezoek was natuurlijk van geheel particulieren aard, maar het plan kon niet geheim blijven. Het gevolg van dit laatste was, dat de spoorwegmaatschappij ons vrijbiljetten aanbood, en dat allerlei maatregelen genomen werden om ons de reis gemakkelijk te maken. Maar het meest typisch Amerikaansche was dat alle inwoners van Santa Rosa, op den eigen morgen voor ons bezoek, door een schitterend artikel van meer dan een halve kolom lengte, in de meest gelezen courant: The Press Democrat (2 Juli 1904) op de hoogte gebracht werden en ingelicht werden, hoe zij ons bezoek als een internationaal eerbewijs aan Burbank moesten beschouwen. Met groote letters stond er boven: Eminent men are guests of Burbank, daaronder dik gedrukt
| |
| |
de namen en titels, waarbij vooral op de overkomst uit Europa, van Stockholm en van Amsterdam de nadruk werd gelegd. Zelfs mijn vroegere correspondentie met Burbank werd uitvoerig voor de Santa-Rosaërs blootgelegd. Dat ieder van ons zoo hoog mogelijk geprezen werd, om daarna zijn roem voor Burbank's voeten neer te leggen, spreekt van zelf, dat is zoo Amerikaansche manier. Elk heeft daarbij zijn beurt en evengoed als 't vorige jaar Ostwald, bij zijn bezoek aan Berkeley onovertreffelijk en verreweg de grootste physicochemicus genoemd werd, even goed wordt thans die zelfde exceptioneele rang aan Arrhenius toegekend. Trouwens er gaat hier haast geen dag voorbij of er wordt 't een of ander over ons in de een of andere courant vermeld, en ieder oogenblik wordt men bezocht of opgetelefoneerd door mannen van de pers, die om inlichtingen komen vragen, of om bijdragen, of zelfs eenvoudig, vergezeld door een photograaf, komen vragen of men even buiten wil komen om voor hun blad in beeld te worden gebracht. Ongelukkigerwijze verzuimen zij dan u een nummer te sturen waarin de uitslag van hun bezoek vermeld wordt, en leven wij hier te ver af van de kom van het dorp om telkens een courant te kunnen gaan koopen.
Wij reisden dus op Vrijdag 1 Juli van Berkeley naar Santa Rosa, dat eenige uren sporens ten noorden van ons gelegen is. De reis is niet zoo eenvoudig. Eerst gingen wij met een electrischen trein naar Oakland, dat een half uur in zuidelijke richting ligt, en reden terstond op den pier, die in de baai van San Francisco tot bijna halverwege de breedte der baai uitgebouwd is. Men is dan bijna geheel omringd door de zee, en ziet slechts in de verte de kusten en hun steden. Midden in de golf staat het station, waar wij uit den trein op de stoomboot stapten, die ons langs het rotsachtige Goat-island, het grootste militaire station, naar San Francisco voerde. Natuurlijk was de stad weer in haar mist gehuld; slechts zelden ziet men haar zoo helder door de zon beschenen, dat men veel gebouwen herkennen kan. Maar de zoogenaamde sky-line is zeer treffend. Het is de lijn, over de hoogste torens en daken, en afdalend in de hoogste straten getrokken, de lijn, waarlangs de donkere massa der gebouwen tegen de heldere wolken van den achtergrond
| |
| |
afsteekt. San Francisco begint aan de baai, maar klimt op tot op de toppen der heuvelenreeks, en de sky-line loopt dus op en neer over die heuvels, hier en daar afzonderlijke huizen, of de diepe insnijdingen der straten toonend, vol afwisseling en vol aanduiding van de schoonheden, die de stad bevat.
Maar van de stad, de city, zooals San Francisco in tegenstelling van Oakland en Berkeley heet, zouden wij niets zien. Het stationsgebouw van de Berkeley-ferry-boat is hetzelfde als voor de ferry naar Tiburon, het eindpunt van de spoorweglijn die naar Santa Rosa voert. Wij gingen dus eenvoudig van de eene wachtzaal in de andere en daarna op de boot.
Tiburon is een villa-stad, evenals Berkeley. De kooplieden uit San Francisco en vele anderen hebben hier zulke villa's, liggende tegen de oostelijke helling der heuvels en bergen, en dus beschermd tegen de zeewinden, omringd door heerlijk plantsoen en bosch. De altijd groene eiken met hun donker loof en wijd uitgespreide takken, zonder eigenlijken hoofdstam, geven aan dit bosch een eigenaardig merk, maar allerlei andere soorten ziet men er. De Eucalyptus of koortsboom (E. Globulus), die bij ons een kasplant is, maar om zijn snellen groei in onze kassen telkens door jonge exemplaren moet worden vervangen, groeit hier overal welig. Recht opgaande stammen met een lichtbruin glinsterenden en vrij gladden bast, grijs berijpt loof, spelend en ruischend in den wind, en dubbel zoo hoog als de hoogste eiken vormen een zeer typisch beeld. Soms alleen staande, en ver boven al hun omgeving uitstekende, dan weer in grootere of kleinere groepen, meest met harde rechte lijnen scherp omlijnd.
Vóór San Rafael gingen wij door een paar vrij lange tunnels. Hier is het landschap op geheel andere wijze typisch. Tusschen de bergruggen kwamen wij door uitgestrekte vlakten, die in alle opzichten herinnerden aan onze Zeeuwsche wadden. Het zijn de uitmondingen van kleine rivieren, die jaarlijks onnoemelijk groote hoeveelheden vruchtbaar slib aanvoeren. Want de heuvels bestaan grootendeels uit verweerd gesteente, dat kleiachtig is en gemakkelijk door den regen wordt afgespoeld; overal ziet men daarvan de bewijzen, soms in grillige nabootsingen van hooge en steile
| |
| |
rotsen met vertikale wanden en smalle diepe kloven, maar op een schaal van slechts enkele meters. Al het weggevoerde slib wordt in de baai afgezet, en van daar dat deze, hier en daar, en vooral in inhammen allengs drooggelegd wordt. Tal van beekjes en stroompjes en riviertjes doorslingeren de wadden evenals bij ons, en dezelfde vegetatie van gras en biezen en zeekraal-achtige gewassen bedekt ze. Alles groen maar weinig bloemen. Kleur-afwisseling biedt de natuur hier echter rijkelijk, maar op geheel onverwachte wijze. Zoo ziet men overal, in onafzienbaar aantal helder oranjegele plekken op de groene weide. Het zijn kleine heestertjes, meest wilgen, van minder dan een meter hoogte. Maar hun kleur ontstaat niet door bloemen of vruchten, maar door een parasiet, een soort van duivelsnaaigaren (Cuscuta salina), een bladerlooze plant met draadvormige stengels. Deze groeien als een pruik over de wilgjes heen, bedekken ze van boven geheel, en sturen naar alle zijde hun losse, harige takken naar buiten. Het geheele moeras is als het ware met gouden vlekken bezaaid, soms op de wilgjes, soms echter op de zeekraal zelve, vlakker vlekjes op den ziltigen grond vormend.
Op den weg van San Rafaël naar Pataluma verandert het beeld. Wij rijden nu in een vlakte, die ter weerszijden door heuvelen-reeksen begrensd is. Een zuiver type van de Californische landstreek, zooals ik het van Los Angelos in het zuiden tot San Francisco van uit den trein gezien had. Ronde heuvels maar met steile hellingen, hier en daar bezaaid met grootere of kleinere rotsblokken, en slechts zelden de naakte rotsen vertoonend. Schitterend in kleurenpracht, vooral in dit dal, waar de grijze misten van San Francisco en Berkeley de toppen niet omnevelen, en waar de zon heerlijk en opwekkend schijnt. Nooit te warm, nooit te koud, niet vochtig, met heldere avonden en een schitterenden zonsondergang, en met een rijken plantengroei, die op den eersten blik een volle waardeering van de voortreffelijkheid der overige jaargetijden mogelijk maakt. De kleuren wisselen van helder bruin en goudgeel, door bleeker en donker groen en door de grijze tinten der Eucalypten tot het donkere op een afstand bijna zwarte loof der altijd groene eiken. Hooien graslanden en de vele onbebouwde gedeelten zijn nu lichtbruin, hun werk is afgeloopen, al hun voorjaarsbloemen
| |
| |
zijn uitgebloeid en het loof, dat den heelen winter door groen was en groeide, is nu verdroogd. Maar de tinten zijn onbeschrijfelijk rijk, hier beschenen door de zon, aan de andere zijden der heuvels in schaduw of halfschaduw gedompeld. In de gleuven, langs de bergbeekjes is alles nog groen, en van daaruit tot dicht bij de toppen strekt zich een eigenaardig kreupelhout vol van de rijkste bloemenpracht uit.
De vlakte is vruchtbaar, deels graanland, deels mais, dien men hier bij uitsluiting corn noemt, deels moeslanden, maar vooral boomgaarden. Pruimen, appelen, peren, abrikozen en perzikken in lange rijen van boomen bedekken uitgestrekte velden, en lange tijden krijgt men van uit den trein, op den voorgrond bijna niets anders te zien. Hier en daar wijngaarden en soms hooilanden, waarop wijd verspreid, overoude eiken, die dicht met het grijze in lange vlokken afhangende baardmos bedekt zijn. Ik zeg overoude, maar dit is slechts de indruk, dien zij op een Europeaan maken. Want hier groeit alles zoo snel, dat na 10-15 jaren de boomen zoo hoog en zoo dik van stam zijn, als onze eeuwenoude eiken. Eenjarige en tweejarige zaailingen bereiken 1-2 meter, en een van de zaken die mij op Burbank's kweekerij het meest troffen was een rij van eetbare kastanjes uit bastaardzaden gewonnen, en die in het tweede jaar na het zaaien al bloeiden en vrucht zetten.
Merkwaardig zijn ook de steden. Ten onzent zouden wij ze dorpen of gehuchten noemen. Maar 500 inwoners stempelt een plaats hier al tot een stad en Santa Rosa met enkele duizenden van inwoners is een hoofdplaats. Trouwens electrische trammen, electrisch licht, en tal van andere nieuwe installaties behooren hier tot de meest gewone zaken, ook in heele jonge en kleine plaatsen. Spaansche namen en spaansche typen ziet men overal, evenals chineezen met hun lange staarten, en San-kwee en allerlei andere chineesche namen op winkels en huizen. Het meest trof mij een oude chinees met een zeer langen dunnen staart van glinsterend zwart haar, die met zijn klein zoontje, van misschien 6-7 jaren aan de hand, in Santa Rosa wandelde. Het jongske had al een staartje dat hem tot op den rug hing.
In Santa Rosa was alles leven en drukte. Er was een
| |
| |
bijeenkomst van alle afdeelingen der Vereeniging van ‘Christian Endeavorers’ uit geheel Californië. Overal vlaggen en guirlandes en alle straten vol menschen. Wij waren zeer bevreesd geen plaats in een hotel te kunnen vinden. Maar de feestvierenden bleven den geheelen nacht op straat, hier en daar in groepjes zingend, afgewisseld met solo's en toespraken.
Na ons onze kamers verzekerd te hebben gingen wij des avonds om half acht naar Burbank's woning. Zijn werk is onder de open lucht en dus gebonden aan het daglicht. Aanteekeningen houdt hij niet, en het eenige wat hij opschrijft, is wat hij noodig heeft voor zijn prijscouranten. Maar natuurlijk heeft hij een uitgebreide correspondentie, waarvan echter het grootste deel door een speciale klerk, een dame, wordt gevoerd. Zulk een klerk, die vooral belast is met het schrijven van brieven met den typewriter, pleegt hier stenographer genoemd te worden, ofschoon ik nooit bespeurd heb, dat in hun werk ook de eigenlijke stenographie opgenomen is.
Na de gebruikelijke plichtplegingen zaten wij in een kring, maar allengs schoof Burbank in het midden van den kring en voerde hij nagenoeg alleen het woord, ons vertellende van zijn ervaringen en denkbeelden. Wij spraken natuurlijk slechts weinig, juist genoeg om zijn belangstelling levendig te houden en hem te brengen op die onderwerpen en vraagstukken die ons het meest interesseerden. In zijn uiterlijk is hij een zeer eenvoudig man, meer een tuinman dan een geleerde, met heldere blauwe tintelende oogen vol leven, vol humor, en humor in anderen volop waardeerend, telkens verhalen doende die ons aan 't lachen brachten. Hij woont in een klein huis met zijn moeder en zuster, en heeft slechts enkele bedienden op zijn goed, daar hij het meeste werk zelf doet. Tal van kleine photografiën van zijn conquesten had hij, in groepen in lijsten geplakt, die zijn kamers sierden, maar die voor ons werden afgenomen. Telkens bracht zijn zuster er hem een, en plaatste die op zijn en mijn schoot, waarna hij ons vertelde, waarop de afbeeldingen betrekking hadden. Het meest interesseeren hem natuurlijk de pruimen. Van de honderdduizenden die hij door kruisingen gewonnen heeft zijn reeds enkelen in den handel. Om een denkbeeld
| |
| |
te geven van de belangen, die aan één zoodanige nieuwe soort verbonden zijn, noem ik slechts den Maynard-plum. Dit is een heerlijke groote ronde donkerblauwe vrucht, van een smaak die bijna aan dien van perzikken doet denken, één zaailing uit al de vroegere duizendtallen. Die ééne zaailing heeft hij verkocht aan een maatschappij, die alleen opgericht is om die eene plant te vermenigvuldigen en in te voeren, en niet eens om zelve de vruchten te oogsten en te verkoopen, maar alleen om zooveel enten en dus zooveel jonge boomen er van te maken als noodig is om den boom in alle staten van Noord-Amerika waar hij groeien kan, tot een der meest algemeene cultuurplanten te maken, en zoo millioenen en millioenen dollars toe voegen aan de jaarlijksche opbrengst van het land. Hoeveel Burbank voor die eene zaailing bedongen heeft, vertelde hij ons niet, maar zeker meer dan genoeg om de kosten van zijn geheele omvangrijke pruimencultuur voor jaren en jaren goed te maken.
Zóó zijn Burbank's idealen. Hem zelven behoeven zij alleen de kosten te vergoeden. Hij heeft geen kinderen, en geen behoefte aan ophooping van kapitaal. Maar planten te maken, die de algemeene welvaart verhoogen, dat is het doel van zijn streven. Daarom let hij bij zijne keuze op heel andere kenmerken, dan waarop in Europa tot nu toe gewoonlijk gelet werd. ‘Shipping qualities’, d.i. geschiktheid voor inpakken en verzenden, hetzij per trein of per schip, zijn voor hem de hoofdzaak. Daarnaast het vermogen om te groeien in streken die tot nu toe voor cultuur weinig toegankelijk zijn, of waar onvoordeelige culturen door betere kunnen worden vervangen. Californië, dat veel grooter is dan Frankrijk, heeft slecht weinig meer dan een millioen inwoners, een allergunstigst klimaat en een bij uitstek vruchtbaren bodem. Maar de bodem stelt bizondere eischen, soms door het gebrek aan water, dat bevloeiing noodig maakt, soms door de bizondere scheikundige samenstelling. En vooral, hoe zacht en hoe voortreffelijk het klimaat ook zij, het gevaar van vorst is volstrekt niet buitengesloten. De winters zijn zacht, vol groen en bloemen, en menige heester draagt het geheele jaar door, onafgebroken, bloem en vrucht. Maar juist dit stelt ze bloot aan vorst, en aan zeer groote schaden daardoor. Geheele culturen, die aanvankelijk schenen niets
| |
| |
dan voordeel te beloven, heeft men daarom door andere moeten vervangen. Soorten te kweeken, die aan groote vruchtbaarheid en voortreffelijken oogst een voldoende mate van hardheid paren om ook in zulke streken geen gevaar op te leveren, is dus een der hoofd-doeleinden van Burbank.
Als voorbeeld noemde hij ons zijn kruisingen met den beach-plum, de kust-pruim of Prunus maritima. Hier en daar langs de kust, vooral in de oostelijke staten van N.-Amerika, groeit deze heester in het wild. Zij is haast met alles tevreden. De dorste zandgrond is haar evengoed als de vruchtbaarste klei, de droogste plaatsen even lief als de kustgronden die van tijd tot tijd door zeewater overstroomd worden. Van het noorden tot het zuiden der oostelijke kust groeit zij even goed, nergens zich storend aan het klimaat. Nooit lijdt zij van de vorst, overal vormt zij dichte bosschen, soms met uitsluiting van alle andere houtsoorten. Aan al deze eigenschappen paart zij een overgroote vruchtbaarheid. Natuurlijk draagt zij geen eetbare pruimen; haar vruchten zijn zoo groot als kleine kersen, met een heele groote pit en een dun laagje vruchtvleesch. Maar laat in het najaar buigen de takken omlaag onder het gewicht der pruimpjes en omringen deze hen in zoo dichte laag, dat men den tak er tusschen niet meer ziet. Daarbij komt, dat de beach-plum rijk is in ondersoorten en verscheidenheden, met allerlei vormen, allerlei kleuren, sommige rijpend in Juli en Augustus, andere pas laat in September en October. Ook is de smaak zeer verschillend. Wel zijn de vruchten niet eetbaar, maar dit belet niet dat men hun aroma zeer goed kan proeven en beoordeelen, en waardeeren hoe zeer dit afwijkt van onze gewone pruimen, en hoe groote verschillen ook onder de talrijke ondersoorten van deze wilde vruchten voorkomen.
In vele streken van Californië is de bodem vruchtbaar genoeg maar is het water te schaarsch. Noch regen, noch beken of rivieren, noch ook het grondwater zijn voldoende voor een intensieve cultuur. Kan men irrigeeren met rivierwater, zoo is de streek spoedig vruchtbaar te maken, moet men dit doen met grondwater, zoo eischt het dure inrichtingen en veel overleg, en krijgt men toch dikwijls niet zooveel als men noodig heeft. In zulke streken is aan de vermeerdering der bevolking een spoedig bereikte grens gesteld,
| |
| |
zoodra al het beschikbare water in gebruik is. De bevolking blijft er dun, en dit trots het heerlijkste klimaat en trots den onuitputtelijken rijkdom van den bodem. Een vruchtsoort die weinig water noodig heeft, en door zeer lange wortels in staat gesteld wordt dit zelve en zonder hulp uit de diepste lagen op te halen, zou dus zeer spoedig opbrengst en bevolking van zulk een district kunnen verdubbelen en verviervoudigen. Weelde en welvaart zouden verspreid worden, waar nu het gevaar voor perioden van watergebrek het bestaan voor vele kweekers hoogst zorgelijk maakt. Zulk een vruchtsoort meent Burbank te kunnen voortbrengen, door de diepwortelende wilde kustpruimen te verbinden met den smaak en de vleezigheid onzer gewone pruimen.
Dit is dan ook het doel van zijn streven. Allerlei ondersoorten van de kust-pruim heeft hij naar zijne kweekerij overgebracht om ze met andere soorten te kruisen. Het gaat echter niet aan, om te denken dat dit met ééne kruising te bereiken zou zijn. Verbindende schakels zijn noodig, en zoo moet de kustpruim van N.-Amerika met andere amerikaansche en met japansche soorten (Prunus triflora en P. americana) worden verbonden, en dit mengsel weer met 4 of 5 der gewone soorten van pruimen. Zoo ontstaat ten slotte een groep van bastaarden, waarvan men nagenoeg alles verwachten kan.
Natuurlijk vereenigen zich bij de kruisingen de ongewenschte eigenschappen evenzeer als de gewenschte. Enkele bastaarden zullen alleen goede of alleen slechte hebben, maar in verreweg de meerderheid zullen eenige goede met een grooter of kleiner aantal slechte verbonden worden. Die moeten allen uitgezocht en weggeworpen worden. Uit honderdduizenden moeten die enkelen worden uitgekozen, die aan alle gestelde eischen voldoen. Zal dit laatste mogelijk zijn, dan zijn er twee voorwaarden. De eerste is dat niet alleen 6-8 soorten onderling worden gekruist, maar dat van die soorten zooveel mogelijk ondersoorten en varieteiten voor de proeven worden gebruikt. Dit voert dus het aantal dezer kunstbewerkingen al zeer spoedig tot vele honderden, ja wellicht meer dan duizend op. Van elke kruising moet het resultaat aan de vruchten der zaailingen worden beoordeeld, en op grond daarvan moeten nieuwe combinaties
| |
| |
worden gemaakt. Men kan zich gemakkelijk voorstellen welke ontzettende hoeveelheden werk, welk geduld en welk talent van beoordeeling en keuze noodig zijn om dit eene doel te bereiken.
Meer zulke voorbeelden heeft Burbank ons op dien gedenkwaardigen avond verteld. Hij gloeide in de hoop, nog bij zijn leven deze denkbeelden te kunnen verwezenlijken. Maar ik zou te uitvoerig worden, als ik alles wilde wedergeven.
Het onderwerp der bastaardeeringen van verschillende soorten van pruimen bracht ons als vanzelf op een punt, dat voor mij, uit een wetenschappelijk oogpunt, van het hoogste belang was. En daar ook Arrhenius en Loeb in de theoretische zijde der vraagstukken uit den aard der zaak meer belangstelden dan in de zuiver praktische, heb ik van de eerste de beste gelegenheid gebruik gemaakt, om het onderwerp op dat punt te brengen.
Ik bedoel de ‘stoneless prune’ de pruim zonder steen. Stel u dit voor, waarde lezer. Den volgenden dag bracht Burbank ons voor een pruimenboom, zwaar beladen met helder blauwe hoogstaanlokkelijke hoewel kleine pruimen. Hij plukte er eenige af en zeide tot ons, weest zoo goed, en tracht midden door deze pruimen heen te bijten. Wij deden als gevraagd, en hoewel wij wisten dat er geen steen in was, waren wij toch uiterst verbaasd en getroffen over die geheel nieuwe ervaring. Binnen in de pruim ligt de pit, als een amandel in zijn schil, en met den zelfden smaak als dien van een amandel. Maar rondom de eetbare pit is geen steenharde schaal. Wij beten dan ook eerst voorzichtig, maar later in vol vertrouwen dwars door de pruim heen. En toen sneden wij er een aantal open, even gemakkelijk dwars door het midden gaande. Wij zagen de pit los in het groene vruchtvleesch, en op de grens een geleiachtige massa, waar rondom nog kleine sporen van harde steentjes, evenals die in de juttepeeren gezien worden. Zij kraakten een weinig als het mes er langs gleed, maar dit was alles. Hoe verbaasd wij ook waren, toch verklaarde Burbank dat hij met dit resultaat volstrekt niet tevreden was, en dat hij nu reeds jonge boomen had in wier vruchten van de harde steenmassa hoegenaamd niets meer te vinden was.
Osterhout verhaalde ons den indruk, dien deze pruim
| |
| |
op Prof. Baily, den hoogleeraar in de tuinbouw aan de Hoogeschool van Ithaca in den staat van New York, gemaakt had. Hij kwam onvoorbereid bij dezen boom, en daar Burbank vol van humor is meende hij dat deze hem ook hier iets op den mouw wilde spelden. Hij verklaarde een pruim zonder steen voor iets geheel onmogelijks, iets wat door cultuur in een menschen-leven niet te bereiken was, weigerde het verhaal te gelooven en weigerde zijne tanden aan de proef te wagen. Hij haalde, tot groot vermaak van Burbank en Osterhout, zijn mes uit zijn zak, begon de pruim rondom te schillen en van het vleesch te ontdoen, ten einde den steen, dien hij zeker meende dat er in was, bloot te leggen. Hoe groot was zijn verbazing, toen hij feitelijk niet anders vond dan de naakte eetbare pit!
Zelf had ik deze verbazing reeds vroeger ondervonden, toen ik, een paar jaren geleden, in een van Burbank's prijscouranten die pruim zonder steen had aangekondigd gezien. Hoe kan het mogelijk zijn, een zoo groote verandering te weeg te brengen. Bastaardeeringen geven als regel nooit nieuwe enkelvoudige eigenschappen, maar slechts nieuwe verbindingen der reeds voorhanden factoren. De zichtbare eigeuschappen zijn dikwijls uit meer dan één factor opgebouwd, en zulke samengestelde kenmerken kunnen dus geheel nieuw voor den dag komen, ook zonder nieuwe factoren. Dit is het groote beginsel van alle kruisingen, zoowel met een wetenschappelijk als met een praktisch doel, zoowel voor bloemen als voor vruchten. Maar ofschoon het verdwijnen van den steen slechts een verlies, en geen aanwinst van een kenmerk is, toch ligt zulk een verlies even goed buiten het gewone gebied der bastaardeeringen.
Mijne verbazing was dus even groot als die van Bailey, en ik had mij dan ook sinds lang voorgenomen, om, zoo ooit de gelegenheid zich mocht aanbieden, aan Burbank te vragen welke geheime methode of welke bijzondere gelukkige samenloop van omstandigheden hem in staat gesteld hadden, een zoo principieele verandering in een plant tot stand te brengen. Ik deed mijne vraag dien avond, overtuigd dat van het antwoord een groot deel van de wetenschappelijke beteekenis van ons bezoek, in het bizonder ook voor Prof. Loeb af zou hangen.
| |
| |
En voor de tweede maal was ik een en al verbazing over de onverwachte eenvoudigheid van het antwoord. Dit luidde: Sinds een paar eeuwen kent men in Frankrijk een prune sans noyau, daarvan heb ik vruchten gekocht en gezaaid om ze met mijn overige pruimen te kruisen! Dus geen uitzondering op den regel, geen werkelijke productie van een nieuwe eigenschap, maar alleen een bizonder geval van den grooten stelregel der Amerikanen: alles aanpakken. Overal op de wereld zoekt Burbank naar soorten en varieteiten van pruimen die, hoe onbeteekenend ook, hoezeer ook wild en oneetbaar, een of andere eigenschap bezitten, die in verbinding met de gewone, een nieuwe soort van grootere waarde zouden kunnen voortbrengen.
Het was voor Prof. Loeb en voor mij zelven in zekere mate eene ontgoocheling. Wij hadden gehoopt, veel te leeren over het punt, dat de grondslag, zoo niet het einddoel van ons beider studiën is, de vraag naar het wezen en naar het ontstaan van nieuwe eigenschappen. Daaromtrent bevat echter Burbanks ervaring, zooals wij nu vermoedden, en zoo als weldra blijken zou, in 't geheel niets.
Zelf had ik deze ontgoocheling al vroeger ondervonden. Toen ik mij, nu bijna 20 jaren geleden, uitvoerig bezighield met de studie der bastaardeeringen op tuinbouwgebied, had ik bemerkt dat de algemeene regel was dat zij slechts nieuwe combinatiën, maar geen nieuwe elementaire factoren beoogden of teweegbrachten. Slechts één geval had ik aangetroffen, dat mij toescheen een voldoend zekere uitzondering op dien regel te zijn. Het was een mededeeling van Lemoine, te Nancy, den meest beroemden kweeker van nieuwigheden in Frankrijk. Hij verklaarde dat het hem door kruising gelukt was dubbele seringen te maken, en wel in een groot aantal verscheidenheden. Dubbele bloemen blijven langer aan de trossen dan de enkele, die na eenige dagen plegen af te vallen, en de trossen behouden dus meer dan een week hun vollen rijkdom. Maar daarna verwelken de bloemen op den tros, worden bruin en ontsieren hem, zoodat ik nog niet overtuigd ben, dat ik ten slotte in een tuin of perk aan de dubbele seringen de voorkeur zou geven. Ik kocht eenige exemplaren van een aantal varieteiten, en zag deze in den Amsterdamschen Hortus bloeien, zoodat ik mij van het feit
| |
| |
dat zij dubbel en soms zeer sterk gevuld zijn, ten volle overtuigen kon. De vraag was nu slechts, hoe kan uit gewone enkele seringen, door kruising zulk een geheel nieuwe eigenschap verkregen worden. Om dit te weten begaf ik mij naar Nancy, bezocht Lemoine, en toen wij midden in zijne seringencultuur wandelden, stelde ik hem mijne vraag. O, dat is zeer eenvoudig, antwoordde hij. Als jongen had ik bij een oude bloedverwante in een tuin een exemplaar van de zeer zeldzame Syringa azurea gezien, een andere soort van sering, en wel van een overoude varieteit met dubbele bloemen. Dit heb ik mij herinnerd, en daar mijn bloedverwante overleden was en het huis verkocht, ging ik naar den nieuwen eigenaar en kocht den boom van hem. Met dien eenen boom heb ik alle beschikbare varieteiten van enkele seringen gekruist, en zoo de dubbele varieteiten verkregen. Dus ook hier: eerst koopen en dan kruisen en overbrengen op anderen, maar niet de eigenschap geheel nieuw voortbrengen. Onafzienbaar moge het veld der combinatien zijn, een nieuwe schepping is echter ten eenen male uitgesloten.
Dit bleek ons op Burbank's kweekerij ook in andere gevallen, overal waar schijnbaar iets nieuws voorhanden was. Hij toonde ons witte bramen met groote vruchten, van heerlijken smaak, die sints enkele jaren hier in den handel zijn. Help yourself, zeide hij tot ons, d.w.z. eet vrij. Wij genoten dan ook van die nieuwe vrucht, en vergeleken haar smaak met de overige veredelde grootbessige bramen, die op dezelfde rij groeiden. Ik vroeg, wat de kruising was, en Burbank antwoordde dat hier en daar in Californië in 't wild een varieteit der gewone bramen, met witte vruchten gevonden wordt, en dat hij die verzameld en met de beste soorten gekruist had. Het is trouwens juist als met de frambozen, waarvan een witte varieteit in Europa sinds overoude tijden bekend is.
Een zeer interessant voorbeeld is ook de Cactus zonder doorns, een der nieuwigheden, waarvan Burbank zich zeer veel belooft. Het is een der Opuntia's waarvan de vruchten als zoogenaamde indische vijgen gegeten worden, en wier stammen uit groote platte schijven bestaan, op de meest grillige wijze aaneengehecht. Men ziet ze hier soms in manshooge, wijd vertakte exemplaren, weelderig groeiend en
| |
| |
thans met de onrijpe vruchten beladen, hier en daar nog met een laatste bloem bloeiend. De vruchten dezer Opuntia's worden door het vee gaarne gegeten, daar zij saprijk en voedzaam en weinig bedoornd zijn. De schijven eet het vee slechts als het door honger gedreven wordt, want de doorns zijn hard en stekelig. Kookt men echter de schijven eenigen tijd, dan worden de stekels zacht en volkomen onschadelijk, en men heeft dan een heerlijk voedsel, dat in de dorste woestijnen weelderig kan groeien. Maar het koken maakt dit voedsel natuurlijk te duur voor meer algemeen gebruik. Een cactus zonder doorns zou dus in eens een dorre woestijn kunnen herscheppen in een rijk land, met kudden van vee, en al de voordeelen van zuivelbereiding bezorgen aan streken, waar nu niets groeit, en waar het scherpe zand of de fijne klei uren en uren ver over de kale gronden waaien.
Om dit doel te bereiken heeft Burbank uit Mexico, uit Zuid-Afrika en uit allerlei andere streken wilde soorten van Opuntia's bijeengebracht, en tevens een collectie aangelegd van de gewone gekweekte ondersoorten en varieteiten. De doorns bestaan uit twee soorten. Sommige zijn de veranderde bladeren zooals men dit aan de jeugdige spruiten nog zien kan, waar zij cylindrisch, groen en vleezig zijn. Andere, die op de kussentjes verspreid staan, zijn niet van bladachtigen aard maar eenvoudige aanhangselen of stekels. Samen beveiligen zij de plant tegen wilde dieren en tegen het vee, maar zij berusten natuurlijk op van elkander onafhankelijke kenmerken. Nu wil het geluk, dat er onder de wilde soorten die Burbank verzameld heeft een is die geen bladdoorns maar wel stekels draagt, en een andere die wel bladdoorns maar geen stekels heeft. Het kwam er dus slechts op aan die beide negatieve eigenschappen in één plant te verbinden, en dat is, volgens alle ervaring, iets, waarop men met voldoende zekerheid rekenen kan. Het is hem dan ook gelukt, en hoe verklaarbaar het ook zijn moge, toch verwekt het verbazing en verwondering, hem over zijn wangen te zien wrijven met een cactus. Niets bespeurt men, geen enkel stekeltje hoe fijn ook dringt in de huid in. Thans is het nog slechts noodig deze vormen te kruisen met die, welke bekend zijn als de meest voedzame en ook op alle andere eigenschappen, vooral op de wortels te letten. Maar
| |
| |
het behoeft geen jaren te duren, voordat Burbank's cactus het middel wordt, om zonder bevloeiïng uitgestrekte woestijnen in vruchtbare velden te herscheppen.
Zeer voldaan over ons bezoek verlieten wij laat in den avond onzen gullen gastheer, om ons hotel op te zoeken. Afgesproken werd, dat wij den volgenden morgen vroeg zouden terugkeeren om eerst de proeftuin rondom zijn huis te bezichtigen en daarna te rijden naar zijn grootere kweekerij, die op ruim een uur afstands van Santa Rosa, even voorbij de kleine stad Sebastopol, gelegen is. Op het bepaalde uur kwamen wij dan ook den volgenden morgen terug, in gespannen verwachting van wat wij zien zouden en begunstigd door het heerlijkste weêr dat men zich denken kan, helderen zonneschijn zonder vermoeiende warmte.
Langs den straatweg, voor Burbank's huis, groeit een lange rij van hooge boomen met breede kronen en een donker loof. Het zijn Burbanks eerste bastaarden. Het zijn gewone noten, wallnuts, gewonnen door een verbinding van de eetbare noot en een sierboom van hetzelfde geslacht (Juglans regia nigra). Het zijn sierboomen met oneetbare vruchten, maar die geweldig snel en gemakkelijk groeien en in dit opzicht zelfs de bekende snelheid der meeste Californische boomsoorten verre overtreffen. Sinds eenige jaren dragen zij vruchten, en uit deze had hij eenige rijen van zaailingen opgekweekt, die een merkwaardige verscheidenheid in groei en blad vertoonden. De bladeren zijn allen gevind maar nu eens met breede zijblaadjes, dan weer met smalle, en deze nu eens gesteeld en dan weer zittend, soms grof, soms heel fijn, soms herinnerend aan gewone okkernoten, dan weer veel fijner dan de andere ouderlijke soort, de Juglans regia. Wij kregen een eersten indruk van den rijkdom van vormen, die door kruisingen ontstaan, en waaruit dan, voor bepaalde doeleinden, het beste moet worden uitgezocht.
De geheele tuin is slechts één bunder groot, de ‘farm’ bij Sebastopol echter 8 bunders (acres). Twee dagen in de week gaat hij op zijn fiets naar deze laatste, terwijl hij de vier overige thuis blijft. Hier zijn dan ook de fijnere kruisingen, en hier is het begin voor elke proef; eerst als bepaalde resultaten met zekerheid in 't vooruitzicht zijn, en
| |
| |
de cultuur van duizenden van planten noodig wordt, worden zij naar de ‘farm’ overgebracht.
In zijn tuin toonde hij ons ook een bed met wilde planten. Hij verzamelt die in de omstreek, plant ze bijeen, beoordeelt ze en kruist de ondersoorten en varieteiten telkens wanneer dit eenig voordeel belooft. Zoo niet, dan kruist hij ze met reeds gekweekte soorten van voldoende verwantschap. Zijn ideaal daarbij is, om een groot aantal nieuwe tuinplanten te maken, die zoo vruchtbaar en daardoor zoo goedkoop zijn, dat zij onder ieders bereik vallen. In een woord, over alle tuintjes van Californië een nog veel grootere schat van bloemen te verspreiden, dan zij nu reeds hebben. Zoo kruist hij b.v. de groote witte 's avonds zoo heerlijk riekende bloemen van de nacht-tabak (Nicotiana affinis), die ook bij ons in tuinen gekweekt worden, met de in Californië wilde, boomachtige soort (N. glauca) die om haar groenachtige bloemen geen sierplant kan zijn, maar die zoo rijkelijk en met zulke groote trossen bloeit, dat zij een voortreffelijk uitgangspunt voor kruisingen is.
Verschillende soorten van Peru-bessen (Physalis) van de bloedroode Heuchera's en andere zagen wij in cultuur, deels pas ingevoerd, deels al gekruist. De gewone hooge Papavers (P. somniferum) had hij met de grootbloemige overblijvende soort met hare schitterende oranje-roode bloemen gekruist, en een onafzienbare reeks van tusschenvormen groeide op zijn bedden. Deze waren echter zoo goed als onvruchtbaar. Ik zag de meeste stelen hoog omhoog gegroeid maar zonder bloem, in een verdroogde punt eindigend. Andere met alleen een klein groen vruchtbeginsel, andere met sporen van kelk en kroon, en zoo in alle overgangen tot normale bloemen en tot vruchtdoozen, waarin de zaden wel met de loupe te zien waren, maar zich niet ontwikkelden. Uit duizenden van vruchten had hij minder dan honderd kiembare zaden bijeengebracht, om daarmede de proef voort te zetten.
Ook gewone klaprozen van allerlei soorten had hij gekruist, roode, witte, gestreepte en gevlekte, en daarbij was er een ontstaan die een vale bleekblauwe tint had, een leelijk blauw, dat echter van groot belang scheen, omdat echte blauwe bloemen onder de Papavers onbekend zijn. De kleur berust waarschijnlijk op een verbinding van de kleurstof van
| |
| |
sommige soorten met de scheikundige inhoudstoffen van de cellen van andere. Maar voorloopig is dit nog slechts een vermoeden.
Allerlei andere wilde soorten zagen wij, Brodiaea's, Erysimums en Cephalyptrum Drummondi met bloemen die eerst karmijnrood zijn doch allengs schitterend wit worden, een geval van veranderlijkheid zoo geheel anders dan wat men gewoonlijk variabiliteit noemt. Ik mag echter hierover niet verder spreken, daar ik te veel namen van bij ons minder algemeen bekende planten zou moeten aanvoeren.
Ook Amaryllis en Gladiolus tracht hij tot tuinplanten te maken. Van de mooiste soorten kosten de bollen nu nog 2-5 dollars per stuk, maar hij tracht dezelfde soorten te brengen tot een prijs van enkele centen. Om dit te bereiken sorteert hij volgens snelheid van vermenigvuldiging, d.i. van het voortbrengen van nieuwe zijbollen. Want uit zaad zouden de kleuren en vormen natuurlijk verloopen. Wij zagen op dezelfde rijen oude planten die geen of slechts enkele zijbollen gemaakt hadden, naast andere die er 10-12 in dezen zomer hadden voortgebracht. Bij de beste bereikte dit cijfer zelfs 20-24. Welk een toekomst, wanneer die fraaie rood en witgestreepte bloemen, die grooter zijn dan de beste lelies, zoo goedkoop en zoo winterhard zullen worden, dat iedereen ze in zijn tuin kan kweeken!
Na deze en verschillende andere nieuwigheden in zijn tuin bezien en haar praktische en theoretische waarde uitvoerig besproken te hebben, reden wij naar Sebastopol.
Burbank heeft zijn eigenaardige voorstellingen omtrent de krachten en natuurverschijnselen, die bij zijn werk in het spel zijn. Zijn hoofdstelling is: Heredity is the sum of all environments. Deze heeft hij ons den vorigen avond en bij de verklaring zijner planten telkens en telkens herhaald. Kruising brengt de som van de werkingen der omgeving van de twee reeksen van voorouders in een individu te samen, en vergroot daardoor de variabiliteit. Want met heredity bedoelt Burbank niet het gelijkblijven bij overerving maar juist de veranderlijkheid. Om het gelijkblijven is het hem niet te doen, die bereikt hij door vegetatieve vermenigvuldiging, zooals wij later zien zullen. De veranderlijkheid is het doel van zijn uitzaaien, en dus ook van zijn denken. Hij drukt
| |
| |
zich in een eigen taal uit, waarin dezelfde termen als in onze wetenschappelijke taal voorkomen, maar telkens met een geheel andere op eigen ervaring berustende beteekenis. Het heeft ons in den beginne heel wat moeite gekost om daaraan te gewennen en hem goed te verstaan, maar zijn denkbeelden en uitleggingen zijn zoo helder en zoo overtuigend, dat wij deze bezwaren spoedig te boven zijn gekomen.
De kweekerij nabij Sebastopol ligt op een heuvelachtig terrein, en is 8 bunders groot, zooals ik reeds gezegd heb. Hier gaat alles in het groot, en wordt het onkruid tusschen de rijen verdelgd door een kleinen ploeg, die door een paard getrokken en door een arbeider geleid wordt. Dit geschiedt op die wijze zelfs tusschen de rijen der fijnste bloemen, tusschen de Calla's en ‘Shasta-daisies’ en tal van anderen. Wat ons oog echter het eerste trof waren een paar boomen van den loquat of japansche kwee (Eryobotrya japonica). Daarvan stonden twee boomen, ruim manshoog, maar van onderen af zeer breed vertakt, ter weerszijden van het tuinhuis. Beiden waren dicht beladen met vrucht, de takken buigend onder het gewicht. De eene was de oorspronkelijke japansche soort, met kleine gele vruchten zoo groot als kleine kersen, licht geel van kleur, zuur van smaak en bijna geheel gevuld met de groote ronde pitten. Maar er was een bizondere geur, een aroma dat men in geen andere vrucht vindt, en dat ik niet weet te beschrijven. Dit zelfde aroma hadden de vruchten van den anderen boom. Deze echter zagen er uit als kleine peertjes, grooter dan walnoten en licht oranje van kleur. Hun pitten waren niet grooter dan die der wilde soort, maar het vruchtvleesch was daar rondom machtig ontwikkeld en zoo saprijk en heerlijk, dat wij haast niet konden ophouden met er van te eten. Maar wij wisten, dat wij nog velerlei pruimen zouden moeten keuren, en dat voorzichtigheid in het eten van vruchten ons dus voor dien dag aangeraden was.
Deze verbetering van den loquat, die reeds hier en daar in Californië ingevoerd is, en de vrucht tot een der fijnste tafelvruchten maakt, heeft Burbank zonder kruising, alleen door selectie verkregen. Het is hetzelfde proces, waardoor, sedert de tijden van den vermaarden belgischen kweeker Van Mons, onze groote en saprijke appels en peren verkregen
| |
| |
worden. Zaaien op groote schaal en uitzoeken der beste, en dit één of twee generatiën herhalen. Maar zóó beladen met vruchten, leerden ons die beide boomen ineens, wat zonder kruising kan worden bereikt, en gaven zij ons dus een middel, om gemakkelijker de uiterst groote variabiliteit te begrijpen, die wij nu verder overal als gevolg der kruisingen zouden te zien krijgen.
Ongeveer de helft der kweekerij is aan de pruimen gewijd. Daarvan heeft hij op dit oogenblik omstreeks 300.000 soorten. Echter op verre na niet zooveel boomen. Zijne gewoonte is, zooals ik later nog bespreken zal, om alle zaailingen, die wat goeds beloven, na het eerste of tweede jaar te enten op oudere boomen. Hij gebruikt daartoe den geheelen zaailing, en werpt de wortels weg. Zoo zagen wij kleine boomen met 30-40 soorten er op geent, en groote waar 200-400 soorten op één boom stonden. Is dan het loof in vorm en kleur verschillend, of dragen de takken reeds roode en gele en blauwe, platte en ronde, kleine en groote, rijpe en nog slechts half ontwikkelde pruimen, zoo is deze combinatie natuurlijk in hooge mate treffend. Zijn de vruchten rijp dan loopt hij er langs, merkt de ontwijfelbaar beste bij een vluchtige keuring naar de uiterlijke kenmerken, laat dan door een arbeider alle zure of wrange of te kleine of om een of andere reden klaarblijkelijk onbruikbare soorten er uitbreken, zoodat ongeveer de helft overblijft, die dan door hem zorgvuldig beoordeeld en vergeleken worden. Zoo kon hij, met het hem eigene talent, en met den ‘flair’ die hem de handelswaarde doet beoordeelen, in den loop van eenige zomers uit zijne honderdduizenden de 4 of 5 beste kiezen. Deze worden dan zoo snel mogelijk vermenigvuldigd, terwijl alle overige worden verwijderd, en door een volgende serie van zaailingen, als enten op dezelfde moederboomen vervangen.
Soms kan men zaailingen al voor het uitplanten sorteeren. Zij worden namelijk in ondiepe houten bakken gezaaid, en eerst als zij groot genoeg zijn, of in de bakjes beginnen te dringen, uitgeplant. Soms is nu de kleur van het loof al een aanwijzing, zooals b.v. in de kruisingen van Prunus Pissardi, die om zijn bruin loof bij ons in parken gekweekt wordt, met de gewone kersen en pruimen. Soms wijst de grootte van het blad ook op bepaalde eigenschappen der
| |
| |
vrucht, en een lange ervaring stelt Burbank in staat om zekere correlatie tusschen blad en vrucht op te merken, waardoor hij, reeds bij het uitplanten, een groot aantal exemplaren kan wegwerpen, met voldoende zekerheid dat zij toch slechts slechte of middelmatige vruchten zouden geven.
In andere gevallen zijn het de doorns. Een braam of framboos te maken, die bijna geen stekels of doorns draagt, is natuurlijk wel geen groote verbetering, maar toch van ontwijfelbaar practisch nut en gemak. Nu ziet men de doorns al aan de kiemplanten vóór het uitplanten, en men kan dus uit honderdduizenden een paar honderd met de gladste stengels en bladeren uitkiezen, zoodat men alleen die behoeft uit te planten. Dit spaart natuurlijk veel ruimte, en geeft tevens een zeer frappant beeld. De rijen van doornlooze bramen die wij zagen, zien er uit, alsof ineens een constant doornloos ras verkregen was, maar dit was natuurlijk slechts schijn. Constant zal dit gemis eerst later zijn, als goede vruchten zijn uitgezocht, en het ras dan verder alleen vegetatief behoeft te worden vermenigvuldigd.
Een van Burbank's lievelingen is een groote margriet, die hij Shasta-daisy noemt, naar het district van dien naam, dat even ten noorden van Santa Rosa ligt. Het is een varieteit van onze gewone groote madelieven, die zoo dikwijls bij ons in den zomer geheele weilanden wit kleuren. Het is een overblijvende plant, die in Shasta in 't wild groeit en uiterst variabel is. Allereerst in de grootte der bloemen, die door kruising en keus zoover gebracht is, dat een enkele bloem deze bladzijde in hare breedte zou kunnen overdekken. Verder in den rijkdom aan bloemen, die maanden lang de dichte zoden van donkergroen loof geheel met die groote witte bloemen bedekt. Voornamelijk echter in de snelheid van groei, gemakkelijkheid van vermenigvuldiging en andere eigenschappen, die de bloem weldra tot een goedkoope en algemeene, en tegelijkertijd uitmuntend fraaie tuinplant zullen maken. Dubbele varieteiten, varieteiten wier lintbloemen geheel of ten deele in dunne, witte buizen veranderd waren en andere konden wij bewonderen, terwijl het ons vrij stond zelven tusschen de rijen te wandelen, en zooveel te plukken als wij wilden, zoo wij slechts de uitgezochte, met bandjes gemerkte bloemen spaarden.
| |
| |
Enkele uren waren voldoende om dit alles te zien en te hooren verklaren, en wij waren dan ook spoedig zoo vermoeid, dat eenige rust en een goede luncheon ons zeer welkom waren. Ondertusschen vernamen wij nog allerlei, wat ons tot een meer volledige en juistere waardeering van Burbank's streven van nut kon zijn.
Wat het werk van Burbank voornamelijk onderscheidt van dat van andere kweekers van nieuwe varieteiten van bloemen en vruchten, is de groote schaal waarop de selectie wordt uitgevoerd. Daardoor is hij in staat grooter verbeteringen tot stand te brengen en tevens dit in korteren tijd te doen. In zijne selectie wordt hij geleid door eene bijzondere gave van beoordeeling van wat door anderen gewaardeerd zal worden. Met een goeden smaak en met eenige oefening kan men al spoedig leeren beoordeelen, of een bloem door het publiek van liefhebbers mooier zal gevonden worden dan hare soortgenooten, en het verlangen naar verscheidenheid is daarbij een machtige steun. Of echter een nieuwe soort van appel of peer of pruim in den smaak zal vallen, en dit in voldoende mate om andere te verdringen, of wel het gebruik aanzienlijk uit te breiden, is een veel moeilijker vraagstuk. In dit opzicht munt Burbank ver boven zijne tijdgenooten uit, en het groote succes dat zijne vruchten niet alleen in Noord-Amerika maar ook in Europa hebben, geeft het volle bewijs voor zijne meerderheid.
Overigens zijn de beginselen van zijne methode van werken dezelfde, die in Europa worden gevolgd. Geheimen heeft hij daarbij niet, en zoo hij niet bereid is om aan een iegelijk zijne culturen te laten zien, ligt dit geheel aan de omstandigheid dat zijn tijd daartoe veel te kostbaar is. Geen vrees is er, dat iemand zou kunnen afzien wat hij doet. Het staat iedereen vrij, hem op denzelfden weg te volgen. Maar wie daartoe geen bijzonderen aanleg heeft, kan er toch geen voordeel mede behalen, en voor een eenvoudige nabootsing is het proces veel te ingewikkeld. Daarenboven staat hem een lange ondervinding en een tot in hoogen graad verfijnd waarnemingsvermogen ten dienste, en dit zijn zaken die noch weggeschonken, noch gestolen kunnen worden.
Vroeger had Burbank een eigenlijke kweekerij, voor gewone vermeerdering en de productie van handelsgewassen. Thans
| |
| |
maakt hij alleen nieuwe varieteiten, en zoodra hij in een bepaalde richting verkregen heeft wat hij wenscht, of wat hij meent dat met het voorhanden materiaal te bereiken is, verkoopt hij in den regel de geheele varieteit aan anderen, die haar dan in den handel brengen. Hij kan zich dus geheel aan die productie van nieuwe vormen wijden.
Om een juister denkbeeld te geven van den omvang van zijne culturen, moge het voldoende zijn hier een enkel voorbeeld aan te halen. In een selectie van een nieuwe soort van bramen werd uit 60,000 vruchtdragende planten de beste uitgekozen, en daarna werden alle overige uitgeroeid, op een grooten stapel gebracht en verbrand. Op deze wijze gaat Burbank niet met een of met enkele soorten van vruchten en bloemen te werk, maar de meest merkwaardige trek van zijn werk is juist dat hij zooveel mogelijk soorten beproeft, om na te gaan welke van haar eenig resultaat beloven. Hij pakt, zooals men het uitdrukt, eenvoudig alles aan. Specialisatie ligt bij hem niet in de beperking van het aantal geslachten en soorten, maar in de gelijkvormigheid der methode waaraan alle worden onderworpen. Daardoor wordt die methode tot den hoogsten graad van volkomenheid opgevoerd, terwijl tevens de uitkomsten zoo omvangrijk zijn, dat zij de verbazing en de bewondering van de geheele wereld wekken. Peren en appelen, die geschikt zijn voor inmaak of voor drogen, en wier qualiteit en vruchtbaarheid zoodanig zijn, dat zij trots deze voorbereidingen, en trots de kosten van het transport, in Europa met goed gevolg met de bestaande soorten kunnen wedijveren, zijn een bron van inkomsten voor uitgebreide landstreken, die zij in korte jaren tot ongekenden bloei brengen. De productie van zulke varieteiten staat dus gelijk met de grootste rechtstreeksche verdiensten voor den bloei en den vooruitgang van land- en tuinbouw; zij verschaft aan vele duizenden werk, en aan de ondernemenden onder hen een snelle vermeerdering van rijkdom.
Moge nu een zoo groot mogelijk aantal soorten aan de methoden van kruising en selectie worden onderworpen, toch is dit aantal, op bepaalde wijze, door die methode zelve beperkt. Want de producten van Burbank zijn, met enkele uitzonderingen, geen zaaiplanten, d.w.z. geen rassen, die door zaad kunnen worden vermenigvuldigd. Vegetatieve ver- | |
| |
meerdering is de leuze, Boomen en heesters worden vermeerderd door enten en stekken, bloembollen door de jonge bollen die zij voortbrengen, overblijvende planten door haar uitloopers of door scheuren der wortelstokken.
Dit is een zeer groot beginsel. Iedereen weet, dat de standvastigheid bij vegetatieve vermeerdering algemeen veel grooter is dan bij uitzaaien. Het zaad is onderworpen aan wetten van variabiliteit, die op de knoppen, bollen, uitloopers, enten en stekken geen toepassing hebben. De helft, en wellicht de grootste helft der veranderlijkheid wordt dus vanzelf buitengesloten, zoo men geheel van het gebruik van zaad, na de bereiking van het doel, afziet. Bij uitzaaien verloopen de varieteiten, zooals men zegt; zij keeren dikwijls grootendeels tot minderwaardige typen terug. Bij vermeerdering door knoppen doen zij dit niet, en men behoudt dus gemakkelijk wat men verkregen heeft.
Vandaar dat Burbank nagenoeg niet werkt met een- of tweejarige gewassen, en dat dus onze gewone zomerbloemen, de meeste groenten, en de groote landbouwplanten, met uitzondering der aardappelen, buiten zijnen werkkring vallen. Vandaar verder dat individueele verschillen, die bij zaaiplanten liefst vermeden worden, en vooral in 't groot van weinig beteekenis zijn, hier een zeer groote rol spelen. Want ofschoon zij bij uitzaaien spoedig zouden verdwijnen, blijven zij bij ongeslachtelijke vermenigvuldiging steeds bestaan, ook als het aantal afzonderlijke exemplaren, uit een zelfden zaailing verkregen, ontelbare millioenen gaat bedragen.
Om een helder denkbeeld van Burbank's methode te geven, moet ik vooropstellen, dat hij de selectie beschouwt als de hoofdzaak. Maar een goede selectie eischt natuurlijk de grootst mogelijke verscheidenheid. Alle middelen, die deze verscheidenheid tot den hoogsten trap kunnen brengen, moeten dus worden aangewend, en aan hen moeten de uiterste zorgen worden besteed. De verscheidenheid is de eene helft, de keus de andere helft van het werk.
De middelen, waardoor die verscheidenheid verkregen wordt, zijn in hoofdzaak de keus der uitgangspunten en de kunstmatige kruising. Daarnaast komt de cultuur der kruisingsproducten op zeer groote schaal en onder omstandigheden, die zoo mogelijk alle afwijkingen aan het licht kunnen brengen.
| |
| |
Beschouwen wij thans deze punten elk afzonderlijk. De zorg, aan de keuze der uitgangspunten besteed, is wellicht het opzicht, waarin zich Burbank nog het meest van anderen onderscheidt. In de groote bastaardrassen onzer tuinbloemen, zooals Gladiolen, Dahlias, Begonias en zooveel anderen, hangt de vooruitgang voor het grootste deel af van de toevallige ontdekking en invoer van nieuwe soorten, die een of andere belangrijke eigenschap in de cultuur brengen, en deze door kruising op tal van reeds bestaande varieteiten laten overgaan. Zóó zijn de winterharde Gladiolen, de Cactus-Dahlias, de grootbloemige Begonias ontstaan, en zoo is eigenlijk de geschiedenis van elke bijzondere eigenschap in die rassen. Vijf of zes soorten, of enkele meer geven samen, in den loop der jaren, al een bijna onafzienbare bron van variabiliteit. Burbank echter neemt de keus van zijne uitgangspunten rechtstreeks in handen, en besteedt daaraan de grootst mogelijke zorg. De meeste wilde soorten bestaan uit een grooter of kleiner groep van ondersoorten. Onderscheiden zich deze alleen in zoogenaamd botanische kenmerken, dan zijn zij voor de praktijk niet van veel belang en kan men de eene even goed gebruiken als de andere. Onderscheiden zij zich echter in tuinbouwkundige kenmerken, dan kan het geheele succes van een juiste keus afhangen. Ik bedoel eigenschappen, die later bij de beoordeeling van de practische waarde der varieteit in aanmerking zullen komen. Bij bloemen dus grootte en kleur, stand ten opzichte van het loof, duur vóór het verwelken en tal van andere punten. Bij ooftsoorten allereerst vruchtbaarheid, dan het seizoen waarin de vruchten beginnen of eindigen te rijpen, de geschiktheid om bewaard en ingepakt te worden en eerst daarna de grootte, de kleur en den smaak. Deze laatsten komen vooral daarom pas in de laatste plaats in aanmerking, omdat men de nieuwe, wilde soorten toch met reeds gekweekte kruisen, en deze die noodzakelijke eigenschappen dus van
zelf in de kruising inbrengen. Alleen wanneer het te doen is om geheel nieuwe soorten, die niet met bestaande kunnen worden gekruist, neemt de smaak natuurlijk den eersten rang in.
Californië heeft een overheerlijk klimaat. Zomer en winter zijn er bijna even warm. De winter duurt kort, de zomer lang. Het voorjaar begint reeds half Februari en de rijke
| |
| |
schat van wilde bloemen tooit in Februari, Maart en April alle velden en hellingen met de heerlijkste kleuren, maar maakt reeds in Mei plaats voor tinten, die met onze herfsttinten overeenkomen, of voor de dorheid der droge, midden-Europeesche zomers. Met dit Californische klimaat gaat een rijkdom van kleuren en vormen gepaard, zooals die wellicht nergens gezien wordt en die in vele opzichten zelfs de bloemenpracht der tropen moet overtreffen. Nergens, zegt men, is de variabiliteit van planten en dieren zoo groot als in Californië. De Eschscholtzia californica, in onze tuinen als slaapmutsjes bekend, de Godetia's, de prachtige wilde tijger-lelies, Lilium pardalinum, en tal van andere soorten zouden als voorbeelden van deze rijke variabiliteit kunnen worden aangehaald. Die verscheidenheid nu bestaat in hoofdzaak niet in individueele veranderingen, waarbij uit het zaad derzelfde plant allerlei zou kunnen ontstaan. Integendeel, op elke groeiplaats der tijger-lelies vindt men een bepaald type, maar voor tal van groeiplaatsen zijn die typen verschillend. De varieteiten van Eschscholtzia en Godetia groeien meer gezellig en dooreen, toch zijn zij, voor zoover men weet, goed gescheiden en tenminste in vele gevallen zaadvast.
Het is nu van het hoogste belang om onder de ondersoorten van zulke planten met zorg het beste uit te kiezen. Nu eens om terstond te beginnen met een zoo groot mogelijke verscheidenheid, die dan door kruising nog kan worden verhoogd en tot een bijna oneindige reeks van schakeeringen kan worden gebracht. Dan weer om bepaalde eigenschappen te vinden, die door kruising op andere soorten kunnen overgaan. Zoo bv. de rijke trossen en de hooge en slanke stammen van sommige tijger-lelies.
Wat maar gunstig schijnt, wordt dan bijeengegaard en bijeengeplant ten behoeve van een nadere studie. Zoo ziet men een veertigtal ondersoorten van de gulden roede of Solidago in Burbank's tuin bijeenstaan, elders tal van vormen van Sedum, en daar naast weder andere groepen. Daarbij beperkt Burbank zich niet tot wat Californië hem aanbiedt. De geheele wereld wordt aan zijn doel cijnsbaar gemaakt. Is eenmaal zijn aandacht door een bepaalde soort getrokken, dan tracht hij die van zooveel landen en streken als maar mogelijk is, bijeen te brengen. Allicht komen
| |
| |
daardoor locale verschillen voor den dag, die voor de kruisingen van belang zijn. Het is trouwens eigenlijk niet meer dan natuurlijk, dat als men den omvang der variabiliteit kunstmatig wil gaan verhoogen, men eerst den bestaanden omvang zoo volledig mogelijk moet leeren kennen. Hetwerk, dat de natuur vóór ons gedaan heeft, heeft zij ook voor óns gedaan, het moet de grondslag zijn waarvan alle verdere werk uitgaat.
Soms trekken heele gewone planten Burbank's aandacht. Wij zagen lange rijen van onze gewone roode Ribers, van den heester, die bij ons in tuinen veelvuldig gekweekt wordt, omdat hij zoo vroeg in het voorjaar zich dicht met donker roode bloemtrosjes belaadt. Men kent er maar weinig verscheidenheden van, een dubbele, een bleeke en bijna geen andere. Op de vruchten let men weinig. Toch behooren zij tot hetzelfde geslacht als onze aalbessen, zwarte bessen en kruisbessen, en er is dus alle reden om aan te nemen, dat zij, bij goede behandeling, iets goeds beloven kunnen, en wij konden de volle trossen blauw berijpte en smakelijke bessen bewonderen. Deze roode Ribers nu is een Californische plant, die langs den Pacific coast zeer algemeen in het wild voorkomt. Verschillende streken hebben echter verschillende ondersoorten, en om zeker te zijn van te beginnen met een vorm, die dankbaar zou zijn voor een cultuur in midden-Californië, en die tevens later, bij uitvoer in streken met koudere winters, zooals de oostelijke staten van Noord-Amerika, van die winters niet te lijden zou hebben, koos Burbank exemplaren van de noordelijkste groeiplaatsen, waarvan hij kennis kon krijgen, uit Britsch Columbia. Het bleek hem tevens dat de plant reeds in het wild niet arm aan belangrijke varieteiten was. Grootere bloemen en vollere trossen, grootere bessen met meer vruchtvleesch en in verhouding kleiner pitten, lange volle trossen met bessen in plaats van de enkele vruchtjes die men soms bij ons ziet, een zacht wit dons, dat de donkerblauwe en bijna zwarte bessen dicht bedekt, en talrijke andere punten van verschil kwamen bij een vergelijkende cultuur voor den dag. Vooral vroeg rijpe soorten verdienden aanbeveling. Zoo werd de omvang van den bevruchtingsarbeid natuurlijk zeer ingekrompen, zonder dat de uitkomst daaronder behoefde te lijden. Een kleverige
| |
| |
varieteit (Riber sanguineum glutinosum) onderscheidde zich van de overige in het oog loopend en op zeer gunstige wijze, ofschoon zij niet ver van San Francisco in het wild werd aangetroffen. Daarom werd deze vooral uitgekozen om zooveel mogelijk met de overige te worden gekruist, en om dan hare bizondere eigenschappen, in verschillende mate, met de kenmerken dier overige te verbinden. Wij zagen een groot aantal zaailingen op deze wijze verkregen; zij vormden een verbazend variabele groep, waaruit dus later een ruime keuze zou kunnen worden gedaan.
Varieteiten van verschillende groeiplaatsen wijken niet alleen in haar zichtbare kenmerken van elkander af. Ook de erfkracht kan zeer uiteenloopen, en dikwijls kan men dit eerst bij een cultuur onder de bijzondere omstandigheden van een proeftuin waarnemen. De kweeker spreekt dan van een verschillenden graad van plooibaarheid, en hoe grooter dit vermogen is, des te meer kansen biedt het locale ras hem natuurlijk aan. Sommige wilde rassen zijn zoo standvastig, dat zij bij kruisingen slechts eenvormige bastaarden geven, en dus eigenlijk geen materiaal voor selectie, andere munten daarentegen juist door de verscheidenheid hunner bastaarden uit. Zij toonen zich geschikt om opgevoed te worden, zooals het wel eens genoemd wordt. Hun zaad wordt in groote hoeveelheden uitgezaaid en onder de duizenden zaailingen kan dan terstond een keus der besten worden bewerkstelligd.
Daarbij is Burbank niet gebonden aan de vormen die in Californië groeien. Integendeel, van hoe grooter gebied de soorten van eenzelfden vorm bijeen gezocht worden, des te beter is het. Daarbij komt het in hoofdzaak er op aan te beslissen, wat de moeite van het kweeken waard zal zijn, en wat niet. Het beginsel is wel, alles te probeeren, wat eenigszins goede kansen schijnt te geven, maar de uitvoering is uit den aard der zaak beperkt. Men kan uit honderden van geslachten de soorten bestudeeren, maar een dergelijke behandeling van duizenden van groepen zou de kracht van één onderzoeker ver te boven gaan. Een van de meest gelukkige keuzen van Burbank is, zooals ik reeds gezegd heb, het denkbeeld geweest om pruimen te veredelen. Aan deze vrucht, evenals aan de meeste steen- en besvruchten was
| |
| |
tot nu toe weinig zorg besteed. Men was in het algemeen tevreden met wat de natuur ons aanbiedt. Het vruchtvleesch is hier reeds in het wild zeer smakelijk, geheel anders dan bij appelen en peeren, die in het wild taai en wrang zijn. Toch spreekt het wel vanzelf dat bessen en steenvruchten evengoed veredeld kunnen worden als appelen. Het komt er slechts op aan, uit de verschillende soorten van pruimen, die eigenschappen bijeen te zoeken, die, door kruising in één enkele varieteit samengebracht, daaraan een bizondere waarde kunnen geven. In het geval der pruimen is dit bereikt door den invoer van japansche soorten en de cultuur van de reeds genoemde wilde amerikaansche soort, de strandpruim of Prunus maritima. Deze laatste groeit zoowel in de oostelijke als in de westelijke staten van Noord-Amerika op vlakke gronden langs het strand of langs de mondingen der rivieren, waar zij soms zeer groote uitgestrektheden met een dichte heestermassa bedekt. Zij munt uit door zeer belangrijke eigenschappen. Deze zijn eensdeels haar groote vruchtbaarheid en haar geringe behoeften. Daarbij komt een zeer hooge mate van variabiliteit. Gele en blauwe en roode varieteiten, vroege bloeiers en late bloeiers, kersvormige en pruimvormige vruchten, grootere en kleinere soorten en tal van andere verschillen bieden een materiaal voor kruisingen aan, dat terstond een uiterst groote verscheidenheid der bastaarden, en dus een ruime keuze belooft. Verschillende zoo verkregen soorten van pruimen werden ons op de kweekerij getoond.
Minder kans leveren natuurlijk de geslachten, wier bessen of niet of maar zeldzaam worden gegeten, zooals de kornoeljes en de fraaie, saprijke bessen, waarmede wij de Elaeagnusheesters beladen zagen. Toch heeft Burbank getracht ook deze te veredelen, door verschillende soorten en ondersoorten voor kruisingen uit te zoeken, en de planten aan een betere cultuur te onderwerpen. Door de laatste verdwijnen de doorns van den Elaeagnus, evenals trouwens uit de doornige, wilde houtappelen onze gekweekte appelsoorten zonder doorns ontstaan zijn. Smaak en saprijkheid der vruchten, en ook het aantal van deze, zijn zoo verbeterd, dat de hoop gewettigd is, dat zij weldra met kersen kunnen wedijveren. Op dezelfde wijze zijn wilde kersen uit Californië (Prunus illicifolia) en
| |
| |
een Mexicaansche soort uitgezocht om met de gewone kersen en pruimen te worden gekruist.
De Europeesche cultuurvarieteiten van Gladiolus zijn bastaarden van een half dozijn ingevoerde soorten, en deze zijn onderling zoodanig gekruist, dat wel van tijd tot tijd nieuwe varieteiten gewonnen worden, maar zonder dat daarbij de vormenrijkdom merkbaar wordt uitgebreid. Om op dit gebied iets nieuws te leveren, moeten dus nieuwe wilde soorten worden ingevoerd. Burbank koos een aantal wilde soorten uit Zuid-Afrika en kruiste die met de Europeesche vormen, die meestal onder den gemeenschappelijken bastaardnaam van G. gandavensis worden aangeduid. Gedurende tien jaren werden omstreeks een millioen zaailingen gekweekt en uitgezocht, deels naar hardheid in zomer en winter, om er tuinplanten van te maken die zomerwarmte, droogte en wind evengoed zouden kunnen verdragen als koude, deels naar de kleur en de dichtheid der trossen. Helderder en meer gevarieerde kleuren en vollere trosseu, wier bloemen rondom de spil staan en zoolang bloeien dat de onderste nog frisch zijn als de bovenste reeds ontluiken. Een geheel nieuw type ontstond, dat in de trossen gelijkt op hyacinthen, doch met de eigendommelijke kenmerken van de bloemen der Gladiolen. Zij zijn in den handel gekomen onder den naam van Californische Gladiolen.
Op dezelfde wijze werden Akelei, Eschscholtzia en wilde Chrysanthemums verbeterd. Een varieteit van Akelei mist de sporen en heeft rechtopstaande bloemen, zoodat zij van alle bekende vormen op eigenaardige wijze afwijkt. Een Chrysanthemum, verwant aan de groote madelieven of Chrysanthemums onzer weilanden, ontstaan uit een vermenging van Californische met Europeesche en andere soorten heb ik reeds vermeld. Het is de Shasta-daisy, die algemeen bijval vindt als een goede tuinplant, en die thans als uitgangspunt dient voor verdere kruisingen.
In het algemeen geldt dus de stelling dat de resultaten van kruisingen in de eerste plaats af hangen van de voor die bewerking gekozen varieteiten. Deze geven als het ware het programma, de lijst van de mogelijkheden, waaruit men dan heeft te kiezen en te combineeren. Buiten die lijst kan slechts een zeer bizonder toeval iets goeds tot stand brengen,
| |
| |
en van zulke toevalligheden zijn er in Burbank's culturen maar hoogst enkele voorgekomen.
Als het om wilde bloemen te doen is, gaat Burbank zelf er op uit, om de fraaie soorten van zijne omgeving op te zoeken. Daarbij worden dan voor elke soort verschillende groeiplaatsen vergeleken, en voor elke groeiplaats werd nagegaan, of de individuen onderling noemenswaardige afwijkingen vertoonen. Dagen zijn er soms gemoeid om van een enkele soort bijeen te brengen, wat onderling voldoend verschil toont, om iets voor de cultuur te beloven. Zulke exemplaren worden dan naar zijn tuin overgebracht, of hun zaad, zoo het soms reeds rijp is, rechtstreeks verzameld. Daar het meestal om overblijvende soorten te doen is, kan na het verplanten, soms al in denzelfden zomer, soms in het volgende jaar, het exemplaar rechtstreeks voor kruisingen gebruikt worden. Ook hier herhaalde ons Burbank dat geen zorgen te veel kunnen zijn, die men aan deze keuze besteedt; 't halve gevecht is daardoor gewonnen, zeide hij, en pas de tweede helft wordt door de kruisingen beslist.
Gaan wij dus thans tot deze kruisingen over.
Onder kruising verstaat men gewoonlijk de geslachtelijke vereeniging van twee individuën die tot verschillende soorten of varieteiten behooren. Het woord wordt gewoonlijk gebruikt als synonym van bastaardeering. De praktijk blijft echter bij een zoo eenvoudig proces niet stilstaan. De verbinding van twee typen is haar niet voldoende, drie of vier, ja niet zelden vijf of zes soorten moeten zoo vermengd worden, dat al haar goede eigenschappen in een enkele varieteit verbonden worden. Niet, dat daarbij vooruit kan worden voorspeld, wat men zal verkrijgen, noch wat de meest wenschelijke combinatie zal zijn. Dit moet aan de toekomst worden overgelaten. Voor de cultuur der shastamadelieven drukte Burbank op zeer eigenaardige wijze uit, hoe hij vooruit niet kon weten of zeer groote dan wel kleinere bloemen de meeste kans zouden hebben om in den smaak te vallen. Hij zeide, of men later de shasta in zijn knoopsgat zal dragen, dan wel zijn hoed er mee bedekken, is een vraag voor de toekomst. De uitkomst heeft echter geleerd, dat in dit geval bloemen van weinig meer dan gemiddelde grootte, mits met goed aaneengesloten
| |
| |
rand en helder van kleur, de voorkeur hebben verkregen.
Zeer dikwijls worden kruisingen eenvoudig ondernomen in de hoop, dat onder alle mogelijke combinatiën wel iets goeds zal voorkomen. In dit geval zegt de kweeker dat zijn doel is het bestaande evenwicht tusschen de eigenschappen te verstoren, de stabiele vormen wankelbaar te doen worden, en dan uit de menigte van nieuwe evenwichtstoestanden de beste uit te kiezen. De bastaarden van twee constante soorten geven meestal slechts geringe kans op zulk een verstoring. Zoodra echter meer soorten, of ook slechts ondersoorten of varieteiten met elkander gemengd worden, neemt die kans toe. Verschillen zij onderling in 5-6 kenmerken dan leert een eenvoudige berekening, dat honderden van combinatiën mogelijk zijn. Daaronder kan dan allicht iets voorkomen, wat gunstig is. De berekening leert echter ook, dat niet elke honderd bastaarden onderling allen verschillend kunnen zijn, maar dat veel grootere aantallen daartoe vereischt worden. Hierop kom ik echter spoedig terug. Zijn de gebruikte ouders zelven variabel, dan gaat die variabiliteit op hunne bastaarden over, en dan wordt de verscheidenheid natuurlijk nog veel grooter.
Daarbij komt de kans op het zichtbaar worden van latente of slapende eigenschappen. Wetenschappelijk weet men hiervan nog zeer weinig, maar Burbank gaat uit van de meening dat in vele gevallen de eene eigenschap de andere belet om zichtbaar te worden. Ontmoet nu die eerste eigenschap bij de kruising een tegenpartij die haar tegenhoudt, zooals dit vooral bij varieteits-kruisingen zoo dikwijls het geval is, dan zou dit een kans geven dat de bedoelde slapende eigenschap actief werd. Nu kan men aan een plant natuurlijk niet of slechts zeer onvolledig zien welke verborgen eigenschappen zij bevat, en vandaar dat van kruisingen allerlei verrassingen kunnen worden verwacht. Deze kunnen dan gunstige of ongunstige combinatiën opleveren. De eerste kunnen veelal terstond vermenigvuldigd en in den handel gebracht worden, terwijl de laatste zeer dikwijls door verdere kruisingen van de minder gewenschte bizonderheden kunnen worden ontdaan, zoodat zij tenslotte toch nog bruikbare nieuwigheden geven.
Onbekende atavistische eigenschappen kunnen op deze wijze
| |
| |
bij kruisingen voor den dag komen, en in de verdere generatiën een belangrijke rol spelen.
In andere gevallen geschieden kruisingen echter met een bepaald doel. Dit zijn natuurlijk de meest leerzame voorbeelden, en tevens die, die de meeste kans hebben spoedig een gunstig resultaat te geven. Men zoekt dan een zeker aantal soorten of varieteiten bijeen, die te samen de kenmerken bezitten, die men in ééne varieteit wenscht te vereenigen. Daarnaast hebben zij natuurlijk andere, die men dus wenscht te verwijderen. De kruisingen nu geven, in den regel, allerlei combinaties, en het komt er dus slechts op aan ze zoo talrijk uit te voeren, en het gewonnen zaad in zoo groote hoeveelheden te zaaien, dat onder de tallooze ongunstige, en de misschien nog talrijker onvolkomen stellen van gunstige verbindingen, ook de eene gewenschte groep wordt aangetroffen.
Met andere woorden, de kans is groot dat men van de 5 of 6 gewenschte goede eigenschappen er drie of vier bijeen krijgt, terwijl de beide andere niet deugen, maar de kans om juist alle zes te samen te krijgen is even klein als om het dobbelen met een aantal steenen een vooraf bepaalde combinatie bij den eersten worp te zien ontstaan. Veel worpen zijn noodig, dat wil dus in ons geval zeggen: duizende zaailingen. Het is als een solitaire-spel in het groot, om onder de tallooze kleurschakeeringen, de verschillen in vorm, reuk en smaak, in de zachtheid van het vruchtvleesch, den uiteenloopenden levensduur en bloeitijd, de rijkelijkheid en wijze van productie der vruchten, een vereeniging te vinden die een betere pruim of perzik doet ontstaan dan alle tot nu toe bekende. Onder de pruimen noem ik als voorbeeld de Alhambra, die verkregen is door de verbinding van europeesche, amerikaansche en japansche soorten. Dertien jaren zijn noodig geweest om die alle in één vrucht te verbinden. Eerst kwam de kruising van de Kelsey met den Prunus Pissardi, de bij ons zeer bekende en om haar donker bruin loof in tuinen en parken gekweekte varieteit van de gewone vogelkers. Hun bastaard werd met fransche pruimen gekruist. Ondertusschen waren verschillende andere kruisingen tot stand gebracht, en kon het stuifmeel van de zoo gewonnen bastaarden ‘into the strain’ gewerkt worden, zooals
| |
| |
de term luidt. Eerst kwam Simoni triflora aan de beurt en daarna americana nigra. Deze zevenvoudige verbinding gaf de varieteit die sedert als Alhambra in den handel is gekomen.
Men kan nog verder gaan, en soorten kruisen die nog meer van elkander afwijken. De kansen worden dan natuurlijk moeilijker te berekenen. Zoo toonde Burbank ons het goed gevolg zijner pogingen om pruimen en abrikozen tot een nieuwe vrucht te vereenigen. Hij noemt ze met een eenigszins zonderlingen naam pruimkozen; zij smaakten ons heerlijk en schijnen ook in het algemeen zeer in den smaak te vallen. Zij zijn reeds in een aantal verscheidenheden voorhanden, die er alle uitzien als abrikozen, maar die met de zachte huid van deze de donkere kleuren der pruimen verbinden. De fraaie blauwe was der laatste vereenigd met het viltige dons der eerste geeft hun een geheel bizonder uiterlijk. Wij zagen er met een geel vruchtvleesch, evenals onze pruimen, en andere waar dit donker rood, of lichtrose of soms geheel wit was. De donkerroode schenen mij toe de meest saprijke te zijn. De varieteiten freestone en clingstone, die ook bij perzikken voorkomen, kan men beide onder de pruimkozen aantreffen. Zooals de namen aanduiden ligt bij de eerste de steen vrij in het vruchtvleesch, en laat zich er dus gemakkelijk uitnemen, terwijl bij de laatste de vezels van het vruchtvleesch overal aan den steen vastzitten, en deze dus maar onvolkomen losgemaakt kan worden. Ook in smaak verschillen deze pruimkozen onderling zeer.
Hetzelfde geldt voor bloemplanten. Ook hier munt Burbank's ondernemingsgeest verre uit boven wat op dit gebied tot nu toe door anderen is gedaan. Zoo bv. bij de aronskelken, die ook ten onzent als Calla, Calla aethiopica of Richardia aethiopica in verschillende varieteiten worden gekweekt. De nieuwere vormen daarvan zijn bastaarden van enkele soorten. Burbank echter kruiste de C. hastata, de gele ‘Pride of the Congo’, de Elliottiana met volle donkergele bloemen en gevlekte bladeren, de Pentlandi, eveneens geel, maar met donker purperen vlekken, de rose Rehmanni met een rood hart en de kleine, bleekgele Nelsoni. Uit al die soorten kwam natuurlijk een groote
| |
| |
groep van verschillende bastaarden voor den dag, waaronder de meest vreemde kleuren, zoowel in zeer groote als in dwergachtige varieteiten. Wij zagen ze in lange rijen in vollen bloei. De kleuren zijn niet meer beperkt tot de kolf en de scheede, maar verspreiden zich over bloem- en bladsteel, en vormen allerlei vlekken en teekeningen op de bladeren zelven. Sommige maken bollen van meer dan 20cM., en daarmede overeenkomstige reusachtige bladeren, andere zijn weer zeer klein en fijn. En met deze zeldzame vormen en kleuren verbinden de californische Calla's een hardheid en een verdraagzaamheid voor uitersten van klimaat en weer, die ze geschikt maakt om als tuinplanten te dienen, waar de oudere soorten slechts in kassen tot volle ontplooiing komen. Telken jare worden deze bastaarden onderling op nieuwe wijze verbonden, en telken jare komen andere en dikwijls onverwachte varieteiten voor den dag. Voorloopig is nog niet te bepalen hoever dit zal kunnen gaan.
Een ander voorbeeld is de Amaryllis, die bij ons een kasplant is, maar die in het heerlijke klimaat van Californië in de open lucht kan worden gekweekt. Daardoor wordt het mogelijk tienduizenden zaailingen tot bloei te brengen, terwijl men in Europa slechts uit eenige honderden kiezen moet. Evenredig daarmede wordt natuurlijk het aantal jaren bekort, dat noodig is om even groote verbeteringen tot stand te brengen. Ruim een halve eeuw is vereischt geweest om de heerlijke grootbloemige, rondom gesloten kelken met hun tallooze tinten en strepen te maken, die wij thans bewonderen. Burbank kan natuurlijk veel sneller te werk gaan. In den beginne, toen de veredeling der ooftsoorten nog bijna uitsluitend zijn doel was, kweekte en kruiste hij de Amaryllis meer uit liefhebberij en op kleine schaal. Maar allengs bleken de uitkomsten toch zoo, dat zij beloofden meer arbeid en kosten volop te zullen beloonen. Toen ging hij meer systematisch te werk, en begon zijn oogmerk op zeer bepaalde eigenschappen te vestigen. Grootere bloemen, maar vooral meer bloemen op denzelfden steel waren zijn doel, en daarnaast al die kenmerken die een snellen groei en een snelle vermenigvuldiging bevorderen. Sommige bollen maakten aanvankelijk slechts vijf of zes jongen ieder jaar, maar door kruising met vruchtbaarder soorten en door een strenge selectie
| |
| |
kon dit aantal allengs meer dan verdubbeld worden, zooals ik reeds vermeld heb. Tevens werden de oude bollen zelven grooter, en brachten zij dus ook forschere stengels en vollere bloemschermen voort. Maar wat het allerbelangrijkste was, is de verkorting van den levensduur van zaad tot zaad, zooals men het noemt. Ik bedoel het aantal jaren, dat een zaailing noodig heeft, voor hij gaat bloeien en zelf weer zaad draagt. Het is duidelijk van welke beteekenis dit is. Moet men na elke kruising vier of vijf jaren wachten, voor men aan een bloem de uitkomst kan beoordeelen, dan moet men zijne duizenden van bastaarden al dien tijd kweeken en verzorgen, om ten slotte toch verreweg de meeste weg te doen. De omvang der cultuur en daarmede de kosten worden dan uitermate groot. Maar gewichtiger is nog het bezwaar, dat een nieuwe kruising eerst zoo laat kan uitgevoerd worden. Wil men dus meer dan twee soorten in een ras vereenigen, zoo dnurt de proef veel te lang. Daarom werden bij voorkeur steeds de eerst bloeiende zaailingen gebruikt, en dit gaat eigenlijk van zelf, daar men natuurlijk op zijn bed, zoodra er eenige gaan bloeien, deze kunstmatig bevruchten zal. Zoo gelukt het den levensduur van zaad tot zaad tot op de helft terug te brengen, en dus reeds na 2-3 jaren de uitgevoerde kruisingen te kunnen beoordeelen.
Van de bereikte resultaten is het moeilijk een denkbeeld te geven. Nagenoeg den geheelen langen Californischen zomer kan men thans Amaryllissen in bloei hebben. De bloemen hebben 20-25cM. in diameter en dit in talrijke varieteiten, met bloembladen, die met breede randen elkander bedekken. Kleur en teekening wedijveren met de beste Europeesche soorten, terwijl een zeer stevige bouw, een gemakkelijke behandeling en een snelle vermenigvuldiging de planten voor den tuin zeer geschikt maken. Het doel is dan ook ze tot een der meest gewone planten te maken, die zoowel in parken en op buitenplaatsen, als in stadstuinen en rondom de landbouwerswoningen haar plaats vinden.
Pogingen om Amaryllis te kruisen met de verwante Crinums, en om daardoor geheel nieuwe vormen en teekeningen in de groep te brengen, zijn begonnen en naar wat wij zagen aanvankelijk met goeden uitslag bekroond. De Crinum americanum is een wilde plant uit de moerassen van Florida,
| |
| |
die voor de kruisingen zeer geschikt bleek te zijn. Maar tegelijk werden tal van andere soorten, ten deele van meer teeren aard of uit nog warmer gewesten, voor het zelfde doel gekweekt. Sommige moesten zelfs in zijne kas worden gehouden, maar gaven met de tuin-Amaryllis toch een aantal bastaarden die het klimaat van Californië goed verdroegen.
Onder de verschillende punten, waarop ik in het bovenstaande de aandacht heb gevestigd, verdient het verkorten van den levensduur nog een nadere bespreking. Daar met weinig uitzonderingen de geheele methode beperkt is tot overblijvende en houtige gewassen, ten einde het verkregen resultaat door knoppen of enten of uitloopers of langs anderen weg, buiten het zaad om, te kunnen vermenigvuldigen, ligt het natuurlijk voor de hand, dat tallooze soorten, bij uitzaaien, eerst na jaren zullen gaan bloeien. Menige boom of heester begint daarmede bij ons eerst als hij 10-15 jaren oud is. Dit zou uit den aard der zaak een zeer groot bezwaar zijn, vooral waar herhaalde kruisingen noodig zijn.
De middelen om dezen levensduur te verkorten zijn bij houtachtige gewassen drieërlei. In de eerste plaats de keus van Californië met zijn prachtig klimaat. Daarnaast de selectie der eerstbloeiende zaailingen, evenals bij de kruidachtige planten. Eindelijk de methode van het enten. De ondervinding leert dat stammetjes of takken van jonge zaailingen op geen beter wijze tot vroege ontwikkeling geforceerd kunnen worden dan door ze op oudere boomen te enten. Op een enkelen flinken pruimenboom kunnen op deze wijze, zooals ik reeds beschreven heb, honderden van zaailingen worden geënt; zij bloeien dan na een paar jaren, en zoodra zij vrucht dragen heeft men slechts tusschen de schijnbare takken van die eene rij van boomen zijn keus te doen. De minder goede neemt men weg of vervangt men door nieuwe, om ook die te beproeven, terwijl de goede de noodige ruimte krijgen om snel te groeien, en weldra zelve in tal van entlooten te kunnen worden verdeeld. Dit beginsel vindt, uit den aard der zaak, en zooals trouwens ook in Europa, overal aanwending waar het ook maar eenigszins kan worden toegepast.
Bij het kunstmatig overbrengen van het stuifmeel worden
| |
| |
natuurlijk heel wat voorzorgen gebruikt. Deze zijn echter zoo eenvoudig mogelijk, daar zij zoo zeer in het groot moeten kunnen worden toegepast. De voorzorgen zijn uit den aard der zaak drieërlei. Ten eerste moeten de meeldraden uit de te kruisen bloemen worden weggenomen, voordat zij den stempel kunnen bevruchten. Dit geschiedt gewoonlijk in den knop, als zij nog dicht bijeen staan. Eén cirkelvormige snede is daartoe voldoende, en men behoeft eigenlijk alleen op te letten dat men niet zoo diep gaat, dat men in 't midden van den knop ook stijl of stempel zou kunnen treffen. Het tweede punt is het weeren der insecten. Deze zouden het stuifmeel uit andere bloemen kunnen overbrengen, en zoo het resultaat bederven. In wetenschappelijke proeven wordt hieraan veel zorg besteed, en worden de bloemen in kooien van metaalgaas of in zakken van gepraepareerd papier voorzichtig ingesloten, zoodat er geen insekt bij kan komen. In de praktijk zou dit echter veel te omslachtig zijn. Men stelt zich tevreden met het wegnemen van de bloemkroon, wat trouwens door dezelfde cirkelvormige snede gebeurt, die reeds voor het verwijderen der meeldraden besproken werd. De insecten zien dan de bloemen niet, en men ziet ze er ook niet heen vliegen, tenzij men, zooals bij druiven, bloemen heeft die niet door hun kleuren, maar door hun reuk, de bijen en hommels en vlinders aanlokken. Pruimen en perzikken, peren en appelen, bramen en framboozen en de meeste andere door Burbank veredelde ooftsoorten verkeeren echter in het eerstbedoelde meer eenvoudige geval.
En in de praktijk wordt een enkel bezoek van een hommel ook niet zoo zeer gevreesd. Brengt het diertje slecht stuifmeel aan, en komt het daarmede niet te laat, dan doet het bastaardzaden ontstaan, die geen waarde hebben. Deze moeten dan wel opgekweekt worden, maar bij de eerste keus vallen zij natuurlijk weg, en op de tienduizenden van zaailingen komt het op die enkele niet aan. Vooral niet omdat er altijd een gunstige kans tegenover staat. Ik bedoel de mogelijkheid van stuifmeel dat een nieuwen en goeden bastaard geeft, een toevallige kruising, die buiten en boven het oorspronkelijk plan lag, maar die daarom juist des te meer welkom is. Deze kans, verbonden met de vereenvou- | |
| |
diging der bewerking, doet van zelf van alle kunstmatige omhullingen afzien. Zij heeft echter dat eigenaardige gevolg, dat onvoorziene resultaten van praktische kruisingen nooit vrij zijn van het vermoeden, dat zij aan onopgemerkt stuifmeelvervoer te danken zijn. En dit maakt, dat de uitkomsten der kweekers in zoo talrijke gevallen voor het trekken van wetenschappelijke conclusiën zoo weinig vertrouwbaar zijn.
Burbank heeft de gewoonte om het stuifmeel voor zijne kruisingen te verzamelen in horlogeglaasjes. Het blijft meestal omstreeks een week goed. Met die glaasjes gaat hij dan naar de te bevruchten plant, en brengt op haar stempels een weinig van het kleverige poeder, zoodra door de cirkelsnede de stamper uit den knop is vrij gemaakt. De stempel is dan wel meestal nog niet rijp, maar het stuifmeel blijft er eenvoudig op kleven tot hij rijp wordt. De bewerking heeft het voordeel, dat alles in één behandeling afloopt, zoodat men niet tweemaal behoeft te komen, en ook het gevaar van geopereerde bloemen bij de bevruchting over te slaan vermeden wordt. Daarnaast staat een ander even groot voordeel, dat daarin bestaat, dat de bevruchting intreedt zoodra de stempel kleverig wordt, en dit vermindert de kans dat insekten nog intijds ander meel zouden aanbrengen natuurlijk in hooge mate.
Het overbrengen van het stuifmeel geschiedt, waar dit eenigszins kan, eenvoudig met den vinger. Als men achtereenvolgens met verschillende stuifmeelsoorten werkt, geeft dit natuurlijk van tijd tot tijd aanleiding tot fouten. Maar blijkens de zooeven gegeven beschouwing zal dit meestal onverschillig, en verder allicht even dikwijls voor- als nadeelig werken.
Ik kom thans tot een nadere beschouwing van een der merkwaardigste trekken van Burbank's werk, nl. den grooten omvang van zijne zaaisels. Dit is het machtige beginsel om snel tot zeer belangrijke afwijkingen te komen. Duizenden van zaailingen voor elk bastaardras zijn de regel, en dit aantal wordt, zoo dikwijls de cultuur het toelaat en het belang het medebrengt, opgevoerd tot 50 à 60.000. Om een denkbeeld van deze cijfers en het daaraan verbonden werk te geven, beeldt Burbank in een van zijn Catalogi, zooals ik reeds gezegd heb, een brandstapel van bramen af.
| |
| |
Voor een kruising van verschillende soorten, met het doel grootere bramen in vollere en grootere trossen te verkrijgen had hij 60.000 zaailingen opgekweekt totdat zij gebloeid hadden en vol in vrucht stonden. Toen werden zij alle zorgvuldig onderzocht en beoordeeld, en een zeer klein aantal, degene die in alle opzichten, vooral wat grootte en smaak betrof, alle andere schenen te overtreffen, werden uitgekozen. De overige werden, zwaar met rijpe vruchten beladen, uitgeroeid en op een grooten hoop bijeengebracht. Tientallen van meters lang en breed, en hooger dan een huis lagen tallooze der beste bastaarden opeen, eenvoudig omdat zij niet de allerbeste waren. Eenige dagen hadden het loof en de vruchten tijd om te verdorren en zooveel mogelijk droog te worden, en toen werd alles in brand gestoken. Zoo gaat het telken jare met allerlei culturen; telkens moet de eene voor de andere plaats maken. Veertien of vijftien zulke brandstapels per jaar zijn dan ook in 't geheel niets bijzonders. Een rozenbrandstapel van 10-15.000 rijk bloeiende zaailingen vernietigde het geheele werk van een reeks van jaren, nadat drie goede nieuwe varieteiten waren uitgezocht. Een half millioen leliebollen, als resultaat van een in drie generatien herhaalde kruising en selectie werd geheel vernietigd, nadat omtrent 50 der beste bollen voor de voortzetting der cultuur afzonderlijk waren gehouden. Zoo zoude ik allerlei voorbeelden kunnen aanhalen.
Iedereen begrijpt gemakkelijk dat op honderdduizenden van bastaarden de kans van iets goeds te vinden veel grooter moet zijn, dan wanneer men slechts enkele honderden bewerken kan. Wie dus met Burbank wil concurreeren, zal dit beginsel moeten aannemen, en wie dat niet kan, doet beter andere wegen in te slaan, of soorten te kiezen, die een andere methode van behandeling toelaten of vereischen. Theoretisch is het echter van groot belang dit beginsel te vergelijken met de methode van selectie, zooals die in Europa algemeen in gebruik is. Hier kweekt men niet op zóó groote schaal, natuurlijk met enkele uitzonderingen. Daarentegen geeft men de voorkeur aan herhaalde selectiën. Men gaat van het denkbeeld uit, dat de uitersten evengoed langs geleidelijken weg te verkrijgen zijn. Als men een bloem tot een bepaalde grootte wenscht op te voeren, zaait men niet in
| |
| |
eens zooveel als daartoe noodig is, maar zeer veel minder. Dan zoekt men de grootste uit, en laat alleen deze zaad dragen. Op de nakomelingen, die uit dat zaad ontstaan, past men dan weer dezelfde bewerking toe, en zoo komt men na 4-5 jaren tot het gewenschte doel, zoo men tenminste zijn wenschen tot het bereikbare beperkt heeft.
De theoretische vraag is nu deze, of men door zulk een herhaalde selectie verder kan komen dan door een enkele zaaiing op veel grootere schaal. Hoe veel grooter die schaal moet zijn, laat zich voldoende berekenen, en men kan stellen dat men met vijf jaren werk allicht in 't geheel honderd maal minder exemplaren te kweeken heeft, dan bij een enkele uitzaaiing. Daarmede zouden dan ook de kosten naar evenredigheid kleiner worden, maar hiertegen weegt natuurlijk het zooveel latere bereiken van de belooning weer op. Wat praktisch de overhand zal hebben zal wel voornamelijk af hangen van de waarde der nieuwigheden. Worden deze voortgebracht in geslachten, die zooals Begonia en Dahlia er voor bekend zijn, telken jaren vrij veel nieuws te geven, dan zal een versnelling van het proces niet veel waarde hebben, en evenmin bij zoo oude bloemsoorten als bv. Fuchsia's en Geranium's. Maar nieuwe geslachten geven onverwachte resultaten, en hier kan een vijf jaar vroegere bereiking van het doel wellicht alle kosten ten volle dekken. Doch deze vragen behooren tot de geheime motieven van den kweeker. Wetenschappelijk van belang is de vraag, of herhaalde selectie alleen een middel is om hetzelfde doel met een kleiner omvang der culturen te bereiken, dan wel of zij daarenboven ook grootere afwijkingen tot stand kan brengen.
Feiten, die hieromtrent beslissen, kent men natuurlijk nog niet, daartoe zou het beginsel van Burbank proefondervindelijk met de gebruikelijke methoden moeten worden vergeleken. Ik zou de vraag dan ook niet opgeworpen hebben, als zij niet met het oog op de afstammingsleer van zoo hoog belang was. Zij hangt namelijk ten nauwste samen met de quaestie of men zich voor moet stellen dat soorten langzamerhand in elkander overgaan, dan wel sprongsgewijze uit elkander ontstaan. In het eerste geval zouden uiterst kleine afwijkingen in den loop der generatiën zich moeten ophoopen, en zou een lange reeks van tusschenvormen de
| |
| |
nieuwe soort met de oude verbinden. In het tweede daarentegen zou de sprong in eens en zonder overgangen gebeuren. Zoolang men nog geen voldoende voorbeelden van deze wijze van verandering kende en zich behelpen moest met het ontstaan van varieteiten in den tuinbouw als bewijzen, was de eerste voorstelling uit den aard der zaak de meest waarschijnlijke. Zij steunde op velerlei ervaringen in land- en tuinbouw omtrent het verbeteren der rassen, en nam aan dat de soorten in de vrije natuur op overeenkomstige wijze ontstaan zijn. Met de resultaten van uitzaaien op zóó groote schaal als in de besproken gevallen was men toen onbekend, en men meende dat alleen door een herhaalde selectie het doel bereikt kon worden. Het is echter duidelijk dat deze beschouwing veel van haar beteekenis verliezen zou, wanneer de variabiliteit, bij proeven in het groot, in eens bereiken kon, wat men vroeger meende dat noodzakelijker wijze slechts langzamerhand kon worden verkregen.
Zulke gesprekken hielden Loeb en Arrhenius en mij voortdurend bezig, en telkens dwaalden wij af van het doel van ons bezoek. Zoodra wij dit bemerkten keerden wij tot Burbank terug om naar hem te luisteren. Reeds herhaaldelijk heb ik den omvang van zijn werk vermeld, die alles overtreft wat ooit door een ander, zelfs door grooter firma's, in den loop van eenige menschengeslachten werd tot stand gebracht. Het aantal soorten van vruchten en bloemen, waarin hij belangrijke verbeteringen heeft aangebracht, is ongeëvenaard. Anderen leggen zich bij voorkeur op een of twee bizondere geslachten toe, hij echter pakt alles aan. De meeste andere kweekers, die beroemd zijn geworden om hun verbeteringen in bepaalde groepen, hebben toch die verbeteringen slechts als bijzaak behandeld, als een middel om hunne relaties uit te breiden en daardoor voor de producten van hunne gewone kweekerij een ruimeren afzet te vinden. Aanvankelijk heeft Burbank dit ook gedaan, maar na in deze richting bereikt te hebben wat hij meende dat noodig was, heeft hij zijne eigenlijke kweekerij opgegeven om zich uitsluitend aan het veredelen van bloemen en vruchten te kunnen wijden. Aan dit besluit heeft hij zeker voor een groot deel zijn tegenwoordigen roem te danken.
| |
| |
Een geheel andere vraag is echter, of de uitkomsten van Burbank, elk afzonderlijk beschouwd, van merkbaar anderen aard zijn, dan die reeds vóór hem verkregen waren. Hier is niet het genie van den man beslissend, maar alleen de quaestie of zijn methode principieel andere natuurwetten in het spel brengt, dan die waarop tot nu toe de veredeling van planten was gebaseerd. Dit nu schijnt niet het geval te zijn. Elke verbetering brengt natuurlijk iets van grooter waarde dan wat haar voorafgaat, want anders zou zij geen verbetering zijn. De vraag is echter of de nieuwe stap in de richting van vooruitgang grooter is dan de voorafgaande stappen. Dit is echter meestal zeer moeilijk te beoordeelen, vooral ook daar het belang van elken kweeker medebrengt, om zijne eigen aanwinsten in een zoo gunstig mogelijk daglicht te stellen. Omtrent de voorafgaande stappen hoort men daarom zelden iets, en uit beschrijvingen is het niet gemakkelijk tot een juiste waardeering te komen. De uitspraken van jury's op tentoonstellingen, die de motieven voor eene bekroning aangeven, zijn dikwijls nog de beste getuigenissen. Zulk een voorbeeld moge daarom hier worden aangevoerd.
Het betreft de Canna's, die vroeger slechts bladplanten waren, maar waarvan de fransche kweeker Crozy, te Lyon, door kruising een aantal varieteiten heeft gewonnen, die boven het loof met volle trossen van groote bloemen prijken. Men kweekt ze hier overvloedig in de tuinen en ze herinneren in veel opzichten aan den Gladiolus, maar de trossen zijn dichter gevuld en de kleuren geheel anders, rijker aan geel en oranje. Ook mist de Gladiolus, met haar smalle, bijna grasachtige bladeren, alle waarde als bladplant. Maar de Canna's van Crozy hebben, nu ruim 25 jaren geleden, het eerst grooten roem verworven op de algemeene tentoonstelling te Parijs. Het was de varieteit, die thans nog onder den naam van Madame Crozy algemeen gekweekt wordt. Lelieachtige bloemen, met oranje bloembladeren, voorzien van een fijnen geelen rand en fijne gele vlekjes over 't midden der bloem, trokken toen zeer algemeen de aandacht. Sedert zijn zij, zoowel door Crozy zelven als door andere europeesche kweekers, nog zeer aanzienlijk verbeterd. Ook is daaruit het ras der zoogenaamde Italiaansche of orchis-bloemige Canna's ontstaan.
| |
| |
Burbank heeft nu de beste van deze europeesche soorten in cultuur genomen, en ze met een amerikaansche soort, de Canna flaccida, gekruist. Daardoor werden geheel nieuwe eigenschappen in het ras ingevoerd. Zoo ontstond o.a. de Burbank-Canna, die verkocht werd aan den kweeker J.C. Vaughan, te Chicago, en door dezen in den handel gebracht. Groote bloemen als orchideeën, wier bovenste bloembladeren een breedte van bijna 20cM. bespannen, en een helder gele kleur met roode vlekken, zijn het kenmerk van deze varieteit. Naast haar staat de Tarrytown, in den handel gebracht door F.R. Pierson, te Tarrytown aan de Hudson. Deze soort munt uit door veel grootere trossen, met wel zesmaal zooveel bloemen, van schitterend karmijn roode kleur.
Zijn laatste verbetering werd op de Pan-Amerikaansche tentoonstelling te Buffalo bekend gemaakt, en van haar werd getuigd, dat er in heel Amerika nooit een bed van Canna's met zoo rijken bloei geweest was. Maar wat, uit een wetenschappelijk oogpunt, vooral van belang is, is de vergelijking met de Madame Crozy. In dit opzicht luidt de lof aan de Tarrytown toegezwaaid, dat zij evenveel vóór is vergeleken met alle andere hedendaagsche bloemdragende Canna's, als de Madame Crozy vóór was bij haar eigen tijdgenooten. Voorwaar een oordeel, dat aan de eene zijde steunende op eene ervaring van 25 jaren, en aan de andere een geheel nieuwe varieteit bij het publiek inleidende, meer en voller pleit voor de waarde van de oude, dan voor die van de nieuwe soort.
Een ander argument voor mijne meening is de omstandigheid, dat in sommige geslachten de bastaardrassen vrijwel uitgeput schijnen te zijn. Hier kon Burbank evenmin iets nieuws te voorschijn roepen als andere kweekers. Canna en Gladiolus zijn geslachten die nog wilde soorten van zeer afwijkende typen bevatten, die door kruising met de bestaande een snelleren vooruitgang geven en beloven. Maar appelen en peren, perzikken en aardbeziën, rozen en sommige andere typen zijn uitgeput. De buitenste omvang van hun vormenkring, als ik het zoo eens mag uitdrukken, of van hun mogelijkheden, zooals de Amerikanen zeggen, is overal in de cultuur opgenomen. Daar binnen zijn natuurlijk telkens en telkens verbeteringen mogelijk, en iedereen die inge- | |
| |
maakte Californische appelen of peren of perzikken eet, weet dat de vooruitgang ook hier belangrijk genoeg is. Die nieuwe Californische vruchten zijn varieteiten die door Burbank gewonnen, en door hem in eens en als geheele varieteit aan anderen zijn verkocht. Noch met de latere vermenigvuldiging, noch met de rechtstreeksche productie van het ooft dat in den handel komt, houdt hij zich bezig, dit laat hij aan anderen over. Wat voor ons van belang is, is het feit dat hij zelf die geslachten als uitgeput beschouwt en voor zijne verbeteringen geen hoogeren rang vraagt dan voor wat reeds bestond. Alleen de productiviteit, en de moeielijke eigenschappen die de vruchten voor inpakken en verzenden geschikt maken, heeft hij er aan toegevoegd. Maar juist daardoor heeft hij culturen in het leven geroepen, die een groot deel van den rijkdom van Californië en van verschillende andere Staten der Unie bepalen, en die langzamerhand den toenemenden exporthandel naar Europa deden ontstaan, die de europeesche verbruikers evenzeer roemen, als hij door onze kweekers wordt gevreesd.
Herhaaldelijk heb ik er nadruk op gelegd dat Burbank's varieteiten in wetenschappelijken zin slechts individuen zijn. Ik bedoel daarmede dat de geheele varieteit als één individu, dus uit één zaad ontstaan is. Dat individu is sedert langs ongeslachtelijken weg vermeerderd, en levert de duizenden en misschien millioenen van exemplaren, die er van in den handel zijn. In wetenschappelijken zin blijft de heele varieteit één individu, ofschoon de afleiding van dit woord, bij de tegenwoordige dubbele methode van deelbaarheid - door knoppen en door zaad - ons gemakkelijk in de war zou brengen. Maar als individu behoudt de varieteit de door bastaardeering zoowel als de door fluctueerende variabiliteit verkregen eigenschappen, die door zaad zeer spoedig zouden verloopen, zooals men het noemt.
Uitzonderingen op dezen regel zijn zeldzaam. Toch heeft Burbank enkele bastaardrassen gemaakt, die uit zaad geheel standvastig zijn. Dit zijn natuurlijk gevallen van kruisingen van standvastige soorten, of tenminste van zoodanige rassen. Als voorbeeld nam ik den bastaard van de wilde Californische braam en de Siberische framboos. De eerste, Rubus californicus of California-Dewberry, is een kleine soort van
| |
| |
braam, de andere, Rubus sibiricus of Siberian Raspberry komt meer met onze gewone frambozen overeen. Beide hebben kleine en onbeteekenende vruchten, terwijl juist in dit belangrijke opzicht de bastaard zijn beide ouders verre overtreft. Standvastige bastaarden zijn zoo goed als wilde soorten, en feitelijk van deze dikwijls niet te onderscheiden. In Europa kent men er sedert lang een aantal voorbeelden van, zoowel door de onderzoekingen van Kerner omtrent wilde bastaarden, als door die van Wichura, Janzewsky en talrijke andere schrijvers omtrent kunstmatige. Het is daarom misschien niet onbelangrijk hier te vermelden dat Burbank's bastaard door hem werd ingevoerd met de eenigszins locale toevoeging: ‘the first recorded fixed species produced by the hand of man.’ Deze ‘eersteling’ ontving dan ook den naam van Primus-braam. Hij werd weldra door andere constante braam-bastaarden van ongeveer gelijke afstamming gevolgd. Onder deze is de ‘Phenomenal’-braam de meest bekende geworden.
Zooals iedereen weet, gelukten kruisingen op verre na niet altijd. Zelfs het heerlijke klimaat van Californië kan tegen decepties niet beveiligen. Een zomer waarin het nooit regent en waarin geen nachtvorsten of gure dagen de bloesems overvallen, ontslaat den kweeker van alle mislukkingen, die het gevolg van ongunstig weer zijn en dus van de meeste bezwaren, die bij ons het werk zoo zeer belemmeren. Maar als de verwantschap tusschen de soorten onvoldoende is, helpt de bewerking ook daar te lande niet. In dit opzicht moet men twee gevallen onderscheiden. Of de kruising mislukt, en er ontstaat geen zaad, òf wel er ontstaan bastaarden, die zelven onvruchtbaar zijn. Geldt het bloemplanten, en bloeien zij volop zonder ooit zaad te maken, zooals vele varieteiten van Gladiolus, dan is dit dikwijls meer een vóór- dan een nadeel. Geldt het echter ooftsoorten, en blijven deze zonder vrucht, dan is al het werk natuurlijk tevergeefs. Zoo kan men aardbeziën met bramen kruisen; men krijgt dan varieteiten die rijkelijk bloeien maar nooit vrucht zetten. Zoo heeft Burbank getracht de bovengenoemde Californische braam met allerlei andere geslachten van Roosbloemigen te kruisen, en allerlei bastaarden gekregen, die alle zonder waarde waren, daar zij geen bizondere bloemen
| |
| |
en in 't geheel geen vruchten maakten. Bastaarden tusschen peren en appelen, tusschen perzikken en pruimen zijn eveneens onvruchtbaar. De natuur heeft hier klaarblijkelijk een grens gemaakt, waarbuiten de mensch niet gaan kan.
Scherp is die grens echter niet, en daarom is het van belang te vermelden dat wel eens toevallige uitersten verkregen worden, die bij het gewone werk niet worden aangetroffen. Kruisingen, die in duizenden gevallen onvruchtbaar zijn, kunnen soms, op honderd duizenden van bevruchtingen toch een enkele maal met goeden uitslag bekroond worden. Daarvan vond Burbank een voorbeeld in zijn bastaardeeringen van Petunia's met tabak, waarbij van tallooze kruisingen slechts één kiem zaad kwam. Deze bastaard, door hem Nicotunia genoemd (Nicotiana en Petunia, volgens de gebruikelijke methode van af korting) is echter slechts een curiositeit geweest. Hij was niet bizonder fraai, en ging als eenjarige plant te gronde na rijk gebloeid, maar zonder zaad gemaakt te hebben.
Ongelukkig kan men die grenzen vooraf niet zien, en moet men dus ook hier slechts door ervaring wijs worden. Dit sluit echter onbegrijpelijk groote hoeveelheden werk in zich, waarvan later nooit iemand iets verneemt. Maar daarmede worden dan ook nu en dan bastaarden verkregen, die vroeger door anderen voor onmogelijk werden gehouden.
Burbank bracht ons terug naar het station van Sebastopol, vanwaar wij weldra, langs denzelfden weg waarlangs wij gekomen waren, San Francisco en Berkeley bereikten.
Berkeley, Cal. Juli 1904.
Hugo de Vries. |
|