Bibliographie.
Multatuli-opstellen door S. Kalff. Rotterdam, B. van de Watering. 1904.
De schrijver van deze stukken zou beter gedaan hebben, wanneer hij, inplaats van de verschillende verspreide opstellen enkel tot een bundeltje aaneen te rijgen, gekozen, geschift en bekort had. Want er staat wel veel in dit boek en wel veel wat aandacht verdient en verdient bewaard te blijven, maar dat alles dan toch ook vermengd met, bedolven onder heel veel onbeteekenende mededeelingen. De ‘goede maag’, die, volgens de voorrede, het publiek bezit voor alles wat op Eduard Douwes Dekker betrekking heeft, wordt hier soms op bedenkelijke wijze op de proef gesteld. Zoo laat de heer Kalff ons een veel te langen weg afleggen om naar Multatuli's laatste woonplaats Nieder-Ingelheim te komen; zoo weidt hij veel te lang uit, in verhouding tot haar beteekenis, over Mina Kruseman, de koude professional beauty, door wie de lichtontvlambare Multatuli zich een korten tijd heeft laten bekoren en in wie hij meende de Koningin Louise van zijn Vorstenschool gevonden te hebben. De Brieven van Tine aan mevrouw Omboni, in 1895 door Dr. Julius Pée gepubliceerd, geven den heer Kalff aanleiding nog eens weêr te doen uitkomen, ‘dat de Tine uit de Max Havelaar geen denkbeeldige figuur is geweest, geen bevallige fictie uit eens dichters brein’, maar inderdaad ‘de trouwe gade, de heldhaftige, liefdevolle moeder, de edele vrouw’, zooals Multatuli haar noemde in de opdracht aan hare nagedachtenis, voorkomende vóór de 4e uitgaaf van zijn meesterwerk. ‘De Brieven’, - voegt de schrijver er terecht bij - ‘doen nog iets meer dan de schrijfster tot eer verstrekken; zij rehabiliteeren tot op zekere hoogte den echtgenoot’.
Slechts in zooverre een ‘Multatuli-opstel’, als het verhaalt van een geestverwant van den schrijver van Max Havelaar, een minder begaafden, maar niet minder moedigen en eerlijken martelaar voor de waarheid, is het opstel ‘Multatuli en Brata Yoeda’, handelend over Courier dit Dubekart, die onder den naam Brata Yoeda door de publicatie van de vervolgreeks Feiten, omstreeks 1870, veel ergernis verwekte en zich doodelijke vijanden maakte, wier vervolgingen en martelingen den dood van den jongen kamper, even dertig jaaroud, verhaastten. Ofschoon Multatuli Dubekart nooit mocht ontmoeten, begroette hij in hem een medestrijder tegen onrechtin Indië, gelijk blijkt uit de uitvoerige beschouwingen, welke hij hem wijdt in den 4den bundel der Ideeën.