schen. Mijlen ver gaat de verwoesting, dorpen vervliegen in vlammen, de steden...
‘Die Sonne bringt es an den Tag.’ - Ze komen aan het daglicht, de beddingen der rivieren, de fondamenten der wouden, de grondslagen der menschheid.
Laat ons in onze vacantie aan vroolijker dingen denken.
Marienbad heeft de eer onder zijn badgasten den koning van Engeland te mogen tellen. Hij heeft het goed thans, koning Eduard VI, en hij draagt zijn geluk met waardigheid en goed humeur.
Het is als van zelf gegaan dat Engeland, na het booze intermezzo van den Boerenoorlog, weer zijn plaats teruggevonden heeft in het concert der volken, maar zonder Eduard VI was de overgang van het land naar het goede spoor niet zoo gemakkelijk gelukt. Hij heeft zich aan de wereld getoond en zich goedmoedig gedragen; men prijst dat in vorsten en menschen, want zelfs in een koning of keizer verlangt men geen pretentie, en éen Wilhelm II is over en over genoeg.
De fortuin stond koning Eduard terzijde. Wie denkt er nog aan de Boeren? Ze zijn beschaamd gemaakt door het overleg en de voortvarendheid van de Japanners. Daarenboven, Kruger is dood, en Cronjé, o ergernis! speelt den Transvaalschen wanhoopsstrijd van dag tot dag op de tentoonstelling van Saint-Louis. Alles loopt mee om Engelands positie in de wereld te verheffen, en het zijn de Japanners die aan het Engelsche volk den grootsten dienst bewijzen.
Er is niets dat den vorst, die aan zwaarlijvigheid lijdt, belet om zijn heil te zoeken op de Boheemsche badplaats. Wel is er wat aandrang van nieuwsgierigen die zijn gebaren willen afkijken en zijn costuum willen kopieeren. Maar dat is toch ook een bewijs van erkenning en van eerbied. En wat heeft men er niet voor over, als men bemerkt dat de kuur waarlijk het lichaam vermagert, en het strenge dieet het hoofd licht en vroolijk maakt!
Maar zelfs op een vacantiebadplaats kan men zijn plicht van koning waarnemen. Men heeft daarvoor alleen zijn grijze zomerjasje af te leggen om zich in een Oostenrijksche veldmaarschalksuniform te kleeden, - ten minste als het er om te doen is, een onderhoud te hebben met den Oostenrijkschen potentaat.