Bibliographie.
Jong Java's Lief en Leed. Drie Verhalen van Java door M.C. Kooy-Van Zeggelen. Voor kinderen van 10-15 jaar. Uitgave: Masereeuw & Bouten, Rotterdam.
Al zijn reeds eenige maanden verstreken, dat dit in klein formaat uitgegeven, in een eenvoudig, maar even stevig als smaakvol bandje gekleed, en met een paar aardige ‘kiekjes’ versierd werkje het licht zag, het is zeker nog niet te laat om er met lof van te gewagen en het bij allen, die het nog niet lazen, ten warmste aan te bevelen. Want in dit bescheiden boekje wordt veel goeds en veel moois gegeven en in zooverre ook iets nieuws, als te voren nog met beproefd werd op een voor kinderen begrijpelijke wijze een voorstelling te wekken van het dagelijksch bestaan van javaansche kinderen en van hetgeen er in het gemoed dier fijn gebouwde wezentjes omgaat. Daarmede is echter allerminst gezegd, dat deze drie verhalen niet aantrekkelijk zouden zijn voor ouderen. Het tegendeel is waar. Zij zijn zoo frisch geschreven, zij geven de kleine wereld, waarin de sierlijke lichtbruine knaapjes en meisjes zich bewegen zoo levendig weer en zij laten daarbij ook zooveel zien van de omgeving: de weelderige natuur, de groote menschen, de hutten der armen, de huizen der aanzienlijken, de akkers, de huisdieren en het vee, dat zij ieder, van welken leeftijd hij zij, mits hij van kinderen houdt en belang stelt in Indië, een paar genotvolle uren verschaffen kunnen. Het pleit zeer voor het talent der schrijfster, dat haar krachten niet te kort schoten, toen zij, na twee korte schetsen te hebben gegeven - waarvan de eerste: een oude ‘koeienjongen’, die maar niet van zijn beesten scheiden kan, misschien de volwassenen nog meer treffen zal dan de kinderen - zich aan een verhaal met veel breederen opzet en van veel meer omvang waagde. Een Desajongen, de geschiedenis van den kleinen Ming, die voor zijn moeder koekjes verkoopen en met kippen langs de huizen loopen moet, maar die zoo graag naar school wil gaan en zijn wensch op de meest eervolle wijze vervuld ziet, vormt het grootste en tevens het beste deel van het boekje. En nu zou misschien
kunnen
worden gevraagd of de schrijfster haar kleinen held niet wat idealiseerde - evenals in de omgeving, vooral in de regentswoning, alles wel wat al te zeer van den mooien kant bekeken wordt - de vraag wordt terug gehouden door hem die bedenkt, hoe weinig wij eigenlijk van het javaansche gemoedsleven af-