De Gids. Jaargang 68
(1904)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Aanteekeningen en opmerkingen.De briefwisseling tusschen George Sand en Alfred de Musset uit de jaren 1833 tot 1835.Ga naar voetnoot1)- In hun geheel, ‘intégralement’, zien deze brieven thans voor het eerst het licht, maar verscheidene ervan werden reeds acht jaar geleden afgedrukt in de Revue de Paris. Vroeger reeds hadden Edouard Grenier in zijn Souvenirs littéraires en Arvède Barine in haar mooie studie over Alfred de Musset, in 1893 verschenen in de verzameling Les grands écrivains français, er gedeelten uit aangehaald. Arvède Barine zeide van de brieven van Musset: ‘Ses lettres sont des merveilles de passion et de sensibilité, d'éloquence pathétique et de poésie pénétrante. Il y a çà et là une pointe d'emphase, un brin de déclamation; mais c'était le goût du temps et, pour ainsi dire, la poétique du genre.’ Men roept ook nu weer wee en ach over het onbescheidene van dergelijke publicaties; men spreekt van het openbaren van intimiteiten die verborgen hadden moeten blijven en met de letterkunde in geen, of althans slechts in een verwijderd verband staan. Men vergeet dat de Musset in zijn Confession d'un enfant du siècle en George Sand in hare Lettres d'un voyageur, die toch tot de literatuur gerekend worden, de herinnering aan hun samenzijn reeds hadden te boek gesteld. Maar wat althans een deel van deze | |
[pagina 372]
| |
brieven voor de geschiedenis der letterkunde belangrijk maakt, is dat men er telkens den Alfred de Musset in vindt, dien wij uit zijn, grootendeels later geschreven, werken kennen. Er zou een kleine studie geschreven kunnen worden door vergelijking van de treffendste gedeelten uit de Mussets brieven met gedeelten uit de Nuits, Souvenir e.a. Het is dezelfde stemming, het zijn dezelfde ‘merveilles de passion et de sensibilité, d'éloquence pathétique et de poésie pénétrante’, welke men in de Mussets onsterfelijke verzen vindt: de liefde die boven alles gaat en alles overwint, het gewonde hart, dat troost zoekt en herleeft bij den geur der seringen en op het gezicht van de groenende boomen. Zoo schrijft hij in een brief van 1 Mei 1834: ‘J'aurai cependant d'autres maîtresses; maintenant les arbres se couvrent de verdure et l'odeur des lilas entre ici par bouffées; tout renaît et le coeur me bondit malgré moi.’ Hetgeen herinnert aan La nuit d'Octobre: N'as tu pas maintenant une belle maîtresse?....
N'allez vous pas aussi vous promener ensemble
Au fond des bois fleuris?
en aan het slotcouplet van den dichter: Déja la pelouse embaumée
Sent les approches du matin....
Viens voir la nature immortelle
Sortir des voiles du sommeil
Nous allons renaître avec elle
Au premier rayon de soleil.
Maar merkwaardiger dan deze overeenstemming is wat mij aanleiding gaf tot het schrijven van deze aanteekening. Het blijkt dat de treffendste woorden uit een beroemd ‘couplet’, voorkomende in On ne badine pas avec l'amour (acte II sc. 5) niet oorspronkelijk van de Musset zijn, maar letterlijk zoo voorkomen in een brief van George Sand, den 12den Mei 1834 uit Venetië geschreven. George Sand, de zes jaar oudere, die in hare ‘maternelle sollicitude’ Musset telkens tracht te kalmeeren en hem raad pleegt te geven, schrijft: ‘... Ton bon coeur, ne le tue pas je t'en prie! Qu'il se mette tout entier ou en partie dans toutes les amours de ta vie, mais qu'il y joue toujours son rôle noble, afin qu'un jour tu puisses | |
[pagina 373]
| |
regarder en arrière et dire comme moi,’ - en dan volgt dit, hetwelk de Musset woordelijk Perdican in den mond legt en waarmeê het tweede bedrijf van On ne badine pas sluit -: ‘J'ai souffert souvent, je me suis trompé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi qui ai vécu et non pas un être factice créé par mon orgueil et mon ennui.’ Hier heeft men dus wel degelijk een vrucht van dat huwelijk ‘de l'intelligence’, waaraan de Musset dacht, toen hij in een lateren brief schreef: ‘Men zal nooit over een van ons beiden spreken zonder tegelijk den ander te noemen. Ce sera là un mariage plus sacré que ceux que font les prêtres, le mariage impérissable et chaste de l'intelligence.’
J.N.v.H. |
|