De Gids. Jaargang 68(1904)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 467] [p. 467] Liederen. I. De hyacinth. O volle hyacinth, mijn witte klokke-toren, die borrelt welig uit het peppel-plein te voren, dat uwen voet omsluit! Mijn blanke hyacinth, uw geurig bel-gebengel, nedergedwarreld over teer-groenen zwaren stengel, lijkt sneeuw in bloemen-toover! De Februari-zon staat door de kanten rame' er als licht-kant neer op bint en wand, en guldt de kamer... warm dwelmt mijn hyacinth... [pagina 468] [p. 468] De vroege lente-zon zoekt zoelst het vroegst gebloei! mijn hyacinth staat als verheerlijkt in 't gegloei van 't licht, zoo blank en malsch! Is er wel schooner dan deez' lichtste kamer-plek blanke licht-hart, waaruit de geur wit walmt en wek' mijn vroegst lente-geluid! Is er wel schooner dan deez' bloem, dit geur-altaar? O! lente is 't! 'k hoor al buiten, wijl in deez' weelde ik staar, een vrool'ke lijster fluiten! [pagina 469] [p. 469] II. Over mijn droomend hoofd... En als roze-bladen, die los-vallen in vroeg-tij als 't koel is en zij neer-dobb'ren... geen bláden, schubjes dauw'ge zij, in wind-dwaling geduwd tot los-dwarr'len op luwt' en vochtig gevlij: voel ik over mijn wangen en geloken oogen luchtig gevlogen en blijven hangen: plekjes koelte en vochte zachtheid... O! en ik wacht... Vlijt je adem-zoelte nu licht om mijn hoofd, dat 't lijkt een dauwig-frisch in uchtend-lichternis zonne-luw ooft...? [pagina 470] [p. 470] III. Hoe schoon is elke dag! Als buiten rein en stil de sneeuwdag is, zoo wil ik niets dan fijn verturen uren aan zuivre uren... blank is het licht koel om mij dicht... Als geel de vensters staan lijk muren, die men aan- niet door-ziet van de mist, 't haard-vuur glimpen verkwist rood op 't metaal aan meubels vaal: dan is de duist're dag nog stiller en ik mag in 't oude licht verpeizen de donk're en góuden reize, in stillen gloor het leven door... En régent het, en stilt die wilde vloed zoo mild het wild gemoed! dan... ach! hoe schoon is elke dag, die mij gegeven is te leven... [pagina 471] [p. 471] IV. Najaar is versteven.... Najaar is versteven met zijn vloeibaar goud in den witten winter stil en staal-blauw-koud. Niets is er verbleven van dat líchte weenen, dan het broos gesinter van de zón-beschenen sneeuw... en blank is 't leven, want het leed is henen... Carel Scharten. Vorige Volgende