nieuw handelstractaat tot stand, en oude grieven en wrokken werden daarbij weggenomen. Daarop volgde nu onlangs, bijna gelijktijdig met de laatste Fransch-Engelsche overeenkomst, het arbeidsverdrag, een nieuw soort van tractaat dat de positie regelt van de Italiaansche werklui in Frankrijk en van de Fransche in Italië. Het is een begin en een inleiding tot een internationale arbeidsregeling, waarmee hier een proef wordt genomen, als tusschen twee naverwante landen.
Het is heel natuurlijk dat Italië als groote Middellandsche zee mogendheid zich niet apart kan houden, wanneer Engeland en Frankrijk, die baas willen zijn in de Middellandsche zee, tot elkander komen. Hoe licht zou 't anders, wanneer het zich terugtrok, bij eventueele schikkingen bedrogen kunnen uitkomen.
Nu heeft het daarenboven nog een bepaald doel, waarvoor het de hulp van Frankrijk en Engeland, maar vooral den steun van Frankrijk, bondgenoot van Rusland, van noode heeft.
Italië wil ook erkend zijn als deelhebber in de Turksche erfenis, wanneer eenmaal over het Balkan-schiereiland zal worden beschikt. Reeds is aan dien wensch eenigszins te gemoet gekomen door de toelating van een Italiaanschen commandant in Macedonië: maar Italië wil meer, het heeft het oog op Albanië.
In dit opzicht heeft het de Oostenrijksche monarchie als tegenstander.
Vreemder en vreemder wordt hoe langer hoe meer de verhouding van de beide bondgenooten in de Triplice, Italië en Oostenrijk.
Oostenrijk, pauselijk gezind door oude tradities, nationaal antipatiek aan de Italianen uit niet minder oude overlevering, verlangt buitendien Italië uit het Balkan-schiereiland te houden, omdat het voor zichzelf een zoo groot mogelijk deel daarvan wil verkrijgen, en geen lastige buren wenscht. De invloed van den Paus komt daarbij aan de Oostenrijksche monachie te stade om de Roomsche bevolking van West-Turkije op haar hand te houden.
En ook hierin vallen de belangen van Frankrijk en Italië samen, want Frankrijk, dat zich als beschermheer voelt van de Katholieke belangen in het Oosten, zou niet kunnen verdragen dat Oostenrijk door een besluit van het hoofd der Kerk daarin zijn vervanger werd.