voor het surplus zijner bevolking, en had niet anders dan Korea - zoolang Rusland het toestond. Want, wat het overige aanging, was het te laat gekomen in een oude wereld; de Vereenigde Staten hielden de Philippijnen vast, Engeland had zich in Noord. Borneo neergelaten en Tonkin behoorde aan de Franschen.
Kon het zich toch niet met Rusland verbinden, nu Engeland, beziggehouden en uitgeput door den krijg tegen de Boeren, geen macht bezat om de Japanners bij te staan? Met Rusland als bondgenoot zou men misschien China kunnen beheerschen en de macht in Oost-Azië gezamenlijk deelen!
Er is een tijd geweest, dat Japan het oog op den Czar heeft gehad. Markies Ito, een van de bekwaamste en invloedrijkste staatslieden, vertrok naar St.-Petersburg, om met de Russische regeering te onderhandelen, en hij knoopte betrekkingen aan met Frankrijk, ter plaatsing van een groote geldleening.
In St.-Petersburg gaf men geen gehoor aan de voorstellen van den afgezant, en in Parijs bewaarde men zijn geld liever om het aan Rusland te leenen. Zoo bleef er niet anders over dan Engeland; en met dat Engeland, dat langzamerhand de bezwaren van den krijg in Zuid-Afrika te boven kwam, werd een verdrag gesloten voor den tijd vooreerst van vijf jaar (30 Januari 1902), waarbij van weerszijden hulp beloofd werd als men met meer dan éen vijand te vechten had, en dat wou in dit geval zeggen, dat Engeland zijn bijstand zou verleenen aan Japan, wanneer het, in een oorlog met Rusland, nog een tweede macht vijandig tegenover zich zou krijgen.
Van dien tijd af is de houding van Japan flinker geworden, - zijn wapening was nu bijna compleet, en Engeland begon ook zijn aanzien onder de Europeesche staten te herwinnen. Als dus de dag naderde waarop Rusland, volgens zijn belofte, de bezetting van Manschoerije moest opgeven, deed het zijn verlangen kennen aan het gouvernement van den Czar dat de verhoudingen in Korea en ook in Manschoerije zouden worden geregeld (Juli 1903).
Alle maatregelen, onderwijl door de Russen genomen, toonden duidelijk hoe weinig ze van plan waren iets van hun aanspraken op te geven: de inrichting van Oost-Azië tot een onder-koningschap onder het bestuur van admiraal Alexeieff is daar al een bewijs van. Dat dient voor Manschoerije; maar niet minder duidelijke blijken gaven ze van hun streven naar uitbreiding over Korea. Want zij deden hun best een neerzetting te krijgen aan de Koreaansche kust tegenover Kioe-sioe, en ze namen verschillende