Bibliographie.
Multatuliana. Verspreide en onuitgegeven stukken, medegedeeld door Dr. A.S. Kok, met een bibliographisch overzicht der geschriften van Multatuli, door Louis D. Petit.
In de zeventien jaren die verliepen sedert Multatuli's dood (19 Februari 1887) is de hooge literaire beteekenis van zijn werk steeds in ruimer kring gewaardeerd, en is, dank zij vooral de uitgaaf van zijn brieven, het leven van Eduard Douwes Dekker, zijn karakter met al zijn deugden en gebreken beter begrepen.
De voortreffelijke arbeid van Wilhelm Spohr en van Alexandre Cohen heeft Duitschers en Franschen in de gelegenheid gesteld om, voor zoover dit uit vertalingen mogelijk is, met het werk van Multatuli kennis te maken, met dit gevolg dat de fijnste koppen van Frankrijk en Duitschland (ik wijs slechts op Anatole France) over den schrijver van de Minnebrieven en van de Ideën hunne bewondering hebben uitgesproken. Multatuli behoort voortaan tot de wereldletterkunde.
Intusschen gaat men in ons land voort, den grooten landgenoot te eeren door zijn werk te bestudeeren, en te verzamelen al wat strekken kan om de beteekenis van den mensch en van den schrijver beter in het licht te stellen
De studie van Mr. C.A. Wienecke, waaraan, naar ons voorkomt, niet die aandacht geschonken werd welke dit eerlijk en ernstig werk verdiende, is nog pas een jaar oud of Dr. A.S. Kok verrast ons met een bundel verspreide en onuitgegeven stukken van en over Multatuli, welke nog door het daarin opgenomen bibliographisch overzicht, bewerkt door den kundigen Conservator bij de bibliotheek der Leidsche Universiteit, een bijzondere waarde heeft verkregen. Van alles wat geeft de heer Kok: eigen herinneringen, onuitgegeven brieven van Multatuli, aanhalingen, uitknipsels uit tijdschriften, weekbladen en dagbladen, zoo goed mogelijk onder verschillende rubrieken bijeengebracht. Het boek werpt geen nieuw licht op Multatuli, noch verklaart wat nog niet, of niet zóó verklaard was, maar het vult het bekende aan en brengt bij elkaar wat hier en daar, soms op moeielijk toegankelijke plaatsen, verspreid lag. Dat alles zonder veel samenhang, wat wel niet anders mogelijk was, maar waardoor toch het ontbreken van een register zeer gevoeld wordt.
Een paar aanmerkingen. De heer Kok vergist zich, wanneer hij op blz. 154 schrijft: ‘Van het verwachte blijspel is niets gekomen, zooals men weet.’ De heer Petit weet het beter. In zijn bibliographisch overzicht leest men op blz. 28, onder de na Multatuli's dood uitgegeven werken: ‘Aleid. Twee fragmenten uit een onafgewerkt blijspel. Amsterdam, W. Versluys 1891 8o.’ Deze fragmenten bevatten een schat van frissche, echt Multatuliaanschen geest, en onze tooneelbesturen geven ons heel wat voltooide stukken te zien, waarin geen tiende te genieten