voor wie daar ginds geweest is, de warmte en de eigenaardige aroma's u tegenstralen, vinden wij talrijke reproducties van scènes buiten- en binnenboord van de Siboga, terwijl de leider en zijn staf aan het werk zijn. Het binnenhalen van dreg en kor (p. 30 en 22), het bewerken van den inhoud daarvan (p. 33), de middagsrust aan boord (p. 81), het zijn alle grepen uit het leven aan boord van een onderzoekingsvaartuig en wij voelen onze bewondering voor zooveel volharding, hoe eentoonig en op zich zelf weinig hartverheffend het werk moet geweest zijn om dien vormenrijkdom, aan de zee ontrukt, te sorteeren en voor verzending naar Europa gereed te maken. Hetgeen aan den vasten wal, op de talrijke eilanden en riffen die de Siboga bezocht doorleefd werd, beslaat begrijpelijkerwijze een groot gedeelte van het boek en talrijk zijn de af beeldingen van belangrijke voorwerpen van ethnografischen aard, die tijdens deze bezoeken verworven werden. Ook natuurbeschrijvingen ontbreken niet en de zonsondergang bij Kampong Feer op de Kei-eilanden wordt door den lezer medegeleefd.
Het is voor de Siboga-expeditie een nooit genoeg te waardeeren voordeel geweest dat de heer G.F. Tydeman het commando over het schip gevoerd heeft, een zeeofficier aan wien de hydrographische dienst in Nederl. Indië ook vóór den Sibogatocht reeds zooveel te danken gehad heeft, en die zich hier, in de nog zoo onvoldoend bekende Moluksche vaarwaters, in zijn volle kracht getoond heeft. Een voor anderen nauw merkbare stroomrafeling, overdag op een afstand waargenomen, geeft hem aanleiding tegen den nacht het schip veilig voor anker te brengen op een plek die zijn geestesoog uit die stroomrafeling heeft weten af te leiden (p. 170).
Kommandant Tydeman heeft zijn aandeel in de bewerking van de uitkomsten van het Siboga-onderzoek in het tweede hierboven genoemde werk nedergelegd. Het is een statige kwartijn met talrijke zeekaarten en met menig bergprofiel van de kammen en toppen, die zich daar aan den horizon als de luchtgrens van de verschillende eilandgroepen verheffen en die aan toekomstige navigators in die wateren als zoovele herkenningsteekenen dienst kunnen bewijzen, nu ook van een 200 tal (p. 59) de juiste hoogte bepaald werd. Of dit deel evenveel dankbare lezers zal tellen als het werk van mevrouw Weber valt te betwijfelen. Maar dit mag allerminst een maatstaf zijn van het nut en beteekenis ervan. Reeds